De meeste gevangenen in Kamp Steyl werden daar afgeleverd door de politieke recherche. De Politieke Opsporingsdienst (POD) – later Politieke Recherche Afdeling (PRA) geheten – voor Noord-Limburg arresteerde de aangeklaagden en bereidde hun berechting voor.
De Politieke Recherche Afdeling voor Noord-Limburg. Zittend van links naar rechts rechercheur Jan Theelen, Trees Canjels (typiste), inspecteur Harry Pollaert (hoofd), rijksrechercheur Zuurveld en Lenie Trienekens (typiste). Direct daarachter Karel van Dreumel, rechercheur Theo Peters, rechercheur Leo Oostdam, NN (chauffeur), Harry Bovendeerd, rechercheur Rooyakkers, Jacobs en Wiel Aus dem Kamen. Op de achterste rij Sef Bergmans, rechercheur Leenders, Gerard van den Broek, rechercheur Konings en Tilmans.
De voormalige Veldense verzetsman Jan Theelen was rayonchef van de POD/PRA voor Venlo: Na de bevrijding ben ik onmiddellijk bij de politieke recherche ingedeeld. Door mijn ondergronds werk wist ik ontzettend veel over het gedrag van veel Duitsers en landgenoten, maar het was toch ontzettend moeilijk om objectief te oordelen over mensen, die wel of niet strafbaar waren of gezuiverd moesten worden. Eigenlijk was ‘t politiewerk als verzetsman makkelijker. Ik weet, dat er hier en daar grote fouten zijn gemaakt, maar om vlak na de oorlog het onkruid van het tarwe te scheiden was zeer moeilijk voor iedereen die daar bij betrokken was.
Het Duitse gezin Franken-Thissen in Velden. Hermann Franken kwam ook in Kamp Steyl terecht, maar kreeg de steun van velen, zoals kapelaan Lei Breuren, Jan Theelen en voormalige illegale werkers in Velden. Tot berechting van de omstreden Franken zou het niet komen. Het gezin werd later uitgewezen.
Wie betrokken raakte bij de behandeling van politieke delinquenten kon zich niet onttrekken aan mededogen voor veel ongelukkigen. Kampcommandant Baer Weekers uit de Van Schelbergenstraat in Venlo: Van de eerste dag af had ik spijt, dat ik die baan had aangenomen. Het was en bleef steeds moeilijk om vast te stellen, wie daar thuishoorden of niet. (…) Ik heb echt veel in de uitoefening van die baan geleden en ik denk dat ik de herinnering aan Steyl wel nooit helemaal kwijt zal raken.
Bewakers en ander personeel van het bewarings- en verblijfskamp in Steyl (Heemkundige Kring Tegelen). Van links naar rechts Smeets (?), Ambaum, Feyen (bewaker), Cruysberg, Engelen (bewaker), Stoffels, Wilbers, Janssen (bewaker), Van Abcoude (hoofd administratie), Bloemers, Elias, Kreykamp (bij-kok), Beurskens, Thijssen en Peters.
De gevangenen moesten overigens zelf de kosten voor het kamp bijeenbrengen. Ze werden ingezet in de ‘oogstvoorziening’, in huishoudingen (vrouwen) of bij het puin ruimen (mannen). De inkomsten vielen aanvankelijk tegen omdat veel gedetineerden bij gebrek aan schoenen en kleding geen buitenwerk konden verrichten. De dwangarbeid zou in 1945 in totaal 127.809,28 gulden opgeleverd hebben, maar dat was volgens de accountants volstrekt niet te controleren. De kampadministratie was een volstrekte puinhoop en er waren onregelmatigheden gesignaleerd. Zo waren distributiepapieren en tabaksbonnen van de gedetineerden verdwenen.
Tabak was de eerste tijd na de bevrijding zowel een zeer gewild als schaars artikel, getuige een bericht op de voorpagina van de Nieuwe Venlosche Courant van 12 juli 1945 (www.delpher.nl).
Van de inkomsten moesten ook de salariskosten van het kamppersoneel betaald worden, die in 1945 in totaal 33.000 gulden bedroegen. De organisatie bestond uit een kampcommandant, een adjunct, 3 chauffeurs, circa 20 binnenbewakers, 6 personen in de ‘inwendige dienst’ (bijvoorbeeld de keuken), 5 administratieve krachten en 7 parttime geestelijken, artsen en verplegend personeel. Tussen de 40 en 45 medewerkers dus en dan waren er nog de leden van de Bijzondere Stoottroepen, die de gevangenen buiten het kamp bewaakten.
Pierre Amendt: ‘Mijn vader was bewaker in Kamp Steyl. Zelf heeft hij de gevangenen altijd netjes behandeld, behalve de landverraders die waren niet veilig bij hem. Mijn vader was een goed mens, hij is bewaker geworden puur om de landverraders te straffen.’
De bewakerspas van Pierre Amendt senior (met dank aan Pierre Amendt junior). Een bewaker in Kamp Steyl verdiende tussen de 150 en 175 gulden per maand.
Wie die landverraders waren, moest nog bij een proces uitgemaakt worden, maar berechting bleef lang uit. Daardoor kwamen veel gevangenen zowel fysiek als psychisch in problemen. Zoals de Blerickse fotograaf Joseph Strijbosch. Op 26 april werd een Floddergats-blog aan deze kundige fotograaf gewijd: sefderkx.blogspot.com/2020/04/joseph-strijbosch-1878-1954-fotograaf. Ook Strijbosch werd ingesloten. Pas na een dringend advies van kamparts Versteeg kreeg Strijbosch na acht maanden huisarrest, medio december 1945.
De in Duitsland geboren Joseph Strijbosch was vanaf 1933 lid van de NSB en aanverwante organisaties geweest, maar er kwamen ook steunbetuigingen wegens humane hulp aan Nederlandse en buitenlandse gevangenen in Kevelaer (archief Jo Strijbosch).
Toen moest hij nog tot 19 september 1946 wachten op zijn proces. Bij die gelegenheid werd een belangrijke beschuldiging zonder bewijs aangenomen. Dat ging om de plaatsing van een advertentie in de Nieuwe Venlosche Courant, waarmee lid-begunstigers voor de Germaanse SS werden opgeroepen zich te melden bij de ‘kernleider’, op het adres van Joseph Strijbosch. De fotograaf bezwoer dat hij niets van de advertentie wist en geen functie bekleed had binnen de beweging. Zijn verweer vond gehoor en de uitspraak werd dertien maanden later vernietigd. Bij een nieuw proces werd de boete van 4.000 gulden teruggebracht tot 1.000 gulden. Intussen was het leven van de bijna 70-jarige Strijbosch en zijn (onschuldige) echtgenote een hel geweest.
De gewraakte advertentie in de Nieuwe Venlosche Courant van 7 januari 1944 (www.delpher.nl)
Lichte gevallen als Joseph Strijbosch werden geruïneerd door hun gevangenschap, terwijl huisarrest in zulke gevallen volstaan zou hebben. Maar politieke gevangenen mochten aanvankelijk onbeperkt in voorarrest gehouden worden en, eenmaal gevangen gezet, was verweer lastig. Minister Beel van Binnenlandse Zaken verordonneerde namelijk geheimhouding. Politieke delinquenten en hun advocaten kregen geen inzage in de aanklachten tegen hen en in de behandeling daarvan. Alles – dus ook de namen van de aanklagers – viel onder die geheimhouding.
De brief van minister Beel werd geciteerd in het Limburgsch Dagblad van 19 september 1945 (www.delpher.nl).
Minister Louis Beel van Binnenlandse Zaken, later minister-president (Wikipedia).
Dat was een onbegrijpelijke, kwalijke belemmering van een rechtvaardige rechtsgang. ‘Erger dan Duits’, fulmineerde mr. Robert van Oppen, een prominent jurist in Heerlen (later deken van de orde van advocaten in zijn regio), medio september 1945 in het Limburgs Dagblad over het betreffende ministeriële besluit.
Reageren? Stuur Gerrit van der Vorst een e-mail: gp.vandervorst@xs4all.nl
.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten