woensdag 12 augustus 2020

Het einde van de 'vrolijke' Veldense brandweer

- door Pieter Duijf - 

Ooit telde zowel Schandelo als Velden-Dorp ieder een eigen (vrijwillig) brandweerkorps. Ze waren er om huisbranden en bos- en heidebranden te blussen met brandspuiten. De mannen deden stierlijk hun best om zich van hun zware en verantwoordelijke taak te kwijten. Kleine vuurhaarden waren doorgaans geen probleem, maar als er echt stront aan de knikker was, dan moesten ze op spitsroeden lopen. Gebrekkige communicatie, een tekort aan voldoende en adequaat, onderlinge rivaliteit en deels onbekwame vrijwilligers wilden nog weleens de grootste vijand van het vuur zijn. Ook ontbrak het soms aan een tractor of ander voertuig om de brandspuit naar de plek des onheils te brengen. Dit was ook beslist het geval bij een fikse schuurbrand in Schandelo in augustus 1952. De krantenberichten spraken toentertijd boekdelen.
Ik raakte nieuwsgierig omtrent de vreemde gang van zaken rondom deze brand en dook in het Venlose gemeentearchief. Ook werd de Kiëskop grondig nageplozen op zoek naar naoorlogse branden. Lees en huiver. Het vurige incident kreeg ook aandacht in de landelijke pers.


Heerenveensche Koerier, 18 augustus 1952


Leeuwarder Courant, 22 augustus 1952

Locoburgemeester zond naburige brandweer weg.
BRANDWEER TERUGGEKEERD.
VENLO. — Vrijdagavond heeft zich een ongewoon incident voorgedaan te Velden. Nadat de commandant van dc plaatselijke brandweer en een raadslid uit Velden de Venlose brandweer hadden ontboden om assistentie te verlenen bij het blussen van een brand in een landbouwschuur te Schandelo, waarin de bliksem was geslagen, rukte de Venlose brandweer terstond uit. Ter plaatse aangekomen kreeg het Venlose corps echter, zo verneemt het A.N.P. van Venlose zijde, een verbod van de locoburgemeester van Arcen en Velden, wethouder Van der Venne. Om het blussingswerk mede ter hand te nemen. Deze wethouder was van oordeel, dat de plaatselijke brandweer het karwei alleen wel aan kon. De Venlose brandweer kon onverrichter zake huiswaarts keren. Op dat moment was het Veldense corps, aldus de Venlose zijde, nog steeds niet met de blussing begonnen. De schuur, waarin een grote hoeveelheid hooi en stro opgetast lag, is geheel uitgebrand. De burgemeester van Arcen en Velden zal een onderzoek naar de toedracht van deze gebeurtenis instellen.
(Uit: Gereformeerd Gezinsblad,19 augustus 1952)

Velden's vrolijke brandweer
„Ja jongens, hier is niets voor jullie te verdienen"
VELDEN, 21 Aug. (Limb. pers). Enige dagen geleden brandde te Velden, In Noord-Llmburg, een schuur af. Toen de brandweer van Venlo verscheen, om bij het blussen te helpen, werd zij, zoals wij reeds hebben gemeld, door de locoburgemeester van Velden teruggestuurd met de mededeling: „Dat knappen we zelf wel op!" De Veldense brandweer verscheen echter niet of In elk geval veel te laat. De schuur ging in vlammen op. Deze kwestie, welke in Noord- Limburg veel deining heeft verwekt, is Woensdagavond uitvoerig besproken in een raadsvergadering der gemeente Arcen en Velden. Medegedeeld werd, dat een „onbevoegde" de hulp van de Venlose brandweer had ingeroepen. Toen deze verscheen, was volgens de locoburgemeester wethouder v. d. Venne, de brand reeds over zijn hoogtepunt heen en de schuur niet meer te redden. Daarom had hij de Venlose spuitgasten weggestuurd met de woorden: „Ja jongens, hier is niets meer voor jullie te verdienen". De Venlose brandweercommandant zou toen hebben geantwoord: „Als wij ook niet spuiten, jullie komen toch aan het betalen". Dat de brandweer uit Velden verstek liet gaan, had een merkwaardige oorzaak. Deze plaatselijke brandweer was tijdig genoeg gealarmeerd. Maar de wagen, waarop de spuit vervoerd moest worden, was „toevallig" weg. Toen was de brandweercommandant van Velden op de flets naar de brand gaan kijken. Niet om te blussen, maar om te onderzoeken of er water was, indien de spuit wellicht toch nog zou komen opdagen. Terecht werd opgemerkt: „Het was belangrijker dat de spuit eerder kwam dan hij zelf".
(Uit Limburgsch Dagblad, 22 augustus 1952)

De onverschrokken brandweercommandant Bér Brueren

In het door brandweercommandant Bér Brueren (vader overigens van kapelaan Lei Brueren zaliger) opgemaakt rapport wordt melding gemaakt dat er door blikseminslag in de late namiddag van vrijdag 15 augustus 1952 een felle schuurbrand woedde bij de boerderij van Frans Thiesen (1884-1954) op het adres Schandelo C.233 op ’t Hetje. De boerderij staat er nog steeds. Het tegenwoordige adres is Schandelo 89. In tegenstelling tot wat er in de krant stond, beweert Bér Brueren, dat de Venlose brandweer was opgebeld door onbevoegden en in ieder geval niet door hemzelf. Het korps uit de ‘stad’ werd onverrichterzake door wethouder, annex locoburgemeester Piet (‘van Wils’) van de Venne heengezonden, omdat de schuur met inhoud niet meer te redden viel en er bovendien geen gevaar bestond voor de directe omgeving. Ook vond de gezagsdrager de hulp vanuit Venlo te duur, blijkens de brand in maart van hetzelfde jaar bij de onderverzekerde J. Verspaij. Dit ‘grapje’ had de gemeente maar liefst 570 gulden gekost.

Recherchewerk leverde de navolgende reconstructie van de brand bij de boerderij van Frans Thiesen en diens vrouw Hubertina Thiesen-Hovens (1884-1962) op. Als neutrale bron nemen we het proces-verbaal en het rapport van het op last van burgemeester Gubbels van Arcen en Velden verricht onderzoek ter inzage. Beide verslagen zijn gemaakt door Joannes Mathijs Backus, opperwachtmeester bij de rijkspolitie en tevens onbezoldigd rijks rechercheur. Hij hoort verschillende getuigen. 

Burgemeester Gubbels

In chronologische volgorde gebeurde het volgende:
Bér Brueren, 65 jaar, landbouwer en dan al naar eigen zeggen 25 jaar commandant van de Veldense brandweer, wordt om 16.45 uur die bewuste middag opgebeld door wethouder Piet van de Venne met de mededeling dat er brand is bij Frans Thiesen in Schandelo. 
Van de Venne en Brueren wonen beiden aan de Schandeloseweg op slechts enkele honderden meters van elkaar. 


Wethouder Piet van de Venne

Bér Brueren hult zich terstond in zijn uniform en gebiedt zijn 25-jarige dochter Lies om alvast de andere leden van het Veldense vrijwillige plattelandsbrandweerkorps en de politie telefonisch te waarschuwen. Even voor 17.00 uur komt hij per fiets op de plek des onheils aan. Onderweg raast de corpulente brandweercommandant nog de wethouder (ook op de fiets) in sneltreinvaart voorbij. Enkele omwonenden proberen dan om met behulp van een motor-boomsproeier te redden wat er te redden valt, maar de schuur staat op dat moment al in lichterlaaie. Toon, de zoon van Frans Thiesen, doet nog een poging om een dorsmachine uit het vuur te trekken. De vlammen slaan echter al metershoog uit het dak. Even later arriveren nog zes leden van het korps, maar zonder brandspuit

Oorzaak is dat de auto’s van W. Smits en Pierre in ’t Zandt, waarmee het benodigde materieel normaal gesproken vervoerd wordt, niet beschikbaar zijn. De brandspuit was zoals gebruikelijk gestald bij W. Smits. Bér Brueren vraagt daarop aan de aanwezige Louis Engels om met zijn tractor de brandspuit in het dorp te gaan ophalen. Om 17.15 uur is ineens ook de Venlose brandweer met volle tankwagen en spuit ter plaatse. De Venlose commandant Haarman beweert dat hij door Lies Brueren en Henriette Geurts-Coppes (44) is gebeld. Lies denkt dat deze ontbieding van haar vader komt. Henriëtte heeft zich dit kennelijk laten influisteren door haar man, de 50-jarige melkhandelaar Henricus Geurts. Het ook aanwezige raadslid Jac Geurts, de broer van Henricus, vraagt zich hardop af waar de het Veldense blusmaterieel blijft.  Jac Geurts is trouwens ondercommandant van de Veldense brandweer, maar ook commandant van de Schandelose brandweer, die vooral gespecialiseerd is in het bestrijden van bos- en heidebranden. De Schandelose brandspuit stond bij wijze van spreken om de hoek gestald, maar men piekerde er niet over om deze te gaan halen. 

Rivaliteit? 

Wie zal het zeggen. Als Lies Brueren de loeiende sirene van de Venlose brandweerauto hoort, spoedt ze zich naar buiten om deze de juiste weg naar de brand te wijzen. De wethouder zegt echter meteen dat de Venlose brandweerlieden niet hoeven te assisteren. Tevergeefs heeft men nog geprobeerd het Venlose brandweerkorps af te bestellen. De aanwezige Veldense spuitgasten, te weten Bér Brueren junior, Herman Clabbers, W. Smits, Joep Peters (Piëters Joep, de kolenboer), Hay Clabbers, Thei Rieter met niet te vergeten hun onverschrokken aanvoerder Bér Brueren zouden het karwei wel alleen kunnen klaren. Bovendien zou het volgens de 49-jarige locoburgemeester de gemeente onnodig op kosten jagen. 

Commandant Bér Brueren stemt hiermee in en vindt het evenmin nodig dat het Venlose korps in actie komt. Ook raadslid Geurts is het hiermee eens. Zijn broer Henricus toont evenwel enig verzet tegen deze eigengereide beslissing. Vreemd genoeg kunnen de Veldense brandweerlieden op dat moment slechts toekijken naar de vlammenzee, die de schuur teistert. Pas omstreeks 17.30 uur, drie kwartier na de melding, komt Louis Engels vanuit het dorp op zijn tractor aan tuffen. Gelukkig heeft hij de brandspuit daar kunnen aankoppelen en kan begonnen worden met de bluswerkzaamheden, maar dat duurt nog een poos, want er moet eerst nog een slang met een lengte van 350 meter worden uitgerold naar de dichtstbijzijnde beek. Pas om 18.00 uur kan daardoor pas gestart worden met het blussen. Er wordt gewerkt met twee stralen water onder een druk van 3 atmosfeer. De mondstukken van de straalpijpen hebben een doorsnee van 20 mm. Er wordt die avond nog tot middernacht gespoten. In de ochtend van 16 augustus wordt om 7.00 uur begonnen met de nablussingswerkzaamheden. Deze duren uiteindelijk tot 11.00 uur. In totaal bemoeien zich 11 vrijwillige brandweerlieden met het vuur. In totaal zijn hiermee 100 manuren gemoeid. De loonkosten worden geschat op 133 gulden en vijftig cent.

Boerderij van Frans Thiesen in Schandelo; op vrijdag 15 augustus 1952 ontstond door blikseminslag een felle brand in een naastgelegen schuur

De totale schade aan de schuur met inhoud (hooi, stro en dorsmachine) bedraagt ruw geschat 10.000 gulden. Frans Thiesen is gelukkig ruimschoots verzekerd.

De commandant van de Venlose brandweer Haarmans was allesbehalve amused met de hele gang van zaken rondom de afwikkeling. Uit het onderzoeksrapport trekt burgemeester Gubbels de conclusie, dat wethouder Piet van de Venne geen enkele blaam treft en dat deze goed heeft gehandeld. Veel kritiek is er wel op het klungelachtige optreden van de Veldense brandweer. Er wordt gegniffeld in het dorp en er vallen harde woorden in de gemeenteraad. In de pers wordt lacherig gedaan over het falen van de dorpse hulpverleners.

Er komt meteen een discussie op gang om de brandweertaken binnen de gemeente Arcen en Velden te laten overnemen door het beter uitgeruste beroepskorps van Venlo. De reputatie van de goedwillende vrijwillige plattelandsbrandweer is al sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog twijfelachtig. Het ingrijpen wordt geregeld als ‘niet-effectief’ gezien. De benodigde manschappen kunnen niet altijd bijtijds aanwezig zijn en ook het materieel wil nog weleens haperen. In de Kiëskop van 30 april 1947 lezen we het volgende bericht:

“Een hevige brand woedde in de afgelopen week in een vrijstaande schuur van Jean Geelen te Schandelo. De stalling brandde knap af en helaas 150 kuikens kwamen in de vlammen om. De Venlose brandweer, welke zeer kort na het uitbreken van de brand aanwezig was, keerde verder gevaar en toen onze Veldense spuitgasten op de proppen kwamen, was het vuur geblust. Pech gehad.”

In 1953 wordt de correspondentiewisseling met de gemeente Venlo geïntensiveerd en worden er conceptovereenkomsten opgesteld. In 1952 bedroegen de brandweerkosten van Arcen, Lomm en Velden 3369,71 gulden. Hiertoe behoorden ook de preventieve taken en adviezen. Twee jaar eerder was dat nog 1877,45.


Lohofstraat in Venlo met rechts Brandweerkazerne, eind jaren vijftig

Venlo vraagt voor de verzorging van een vakkundige bestrijding van branden een jaarlijkse bijdrage van 4000 gulden. Een verzoek aan de Onderlinge Verzekeringsmaatschappij van de Limburgse Land- en Tuinbouwbond en de Katholieke Arbeidersbeweging om een bijdrage in deze kosten wordt onder andere om het voorkomen van precedentschepping afgewezen. Per 1 januari 1954 worden deze afspraken officieel beklonken. Het contract tussen beide gemeenten wordt op 20 januari van dat jaar met terugwerkende kracht getekend. In 1966 wordt de financiële bijdrage voor de gemeente Arcen en Velden bepaald op 6000 gulden. Dat komt neer op nog geen één gulden per inwoner.



Brandspuithuisje in Schandelo bij splitsing Lingsendijk

Naschrift: Het enige wat nog herinnert aan de eigen blusclubjes in Schandelo en Velden is het brandspuithuisje 

Reageren? Stuur een e-mail naar Pieter Duijf: piedu12@yahoo.com.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten