- door Albert Lamberts -
Detail carillon in de toren van de Sint-Martinusbasiliek (collectie Stichting Het Venloos Carillon)
Venlo enveloppenstad, Venlo peperkoekenstad, Venlo transportstad, Venlo stad van de tuinders. Noem maar op. In dat rijtje hoort toch ook wel een beetje Venlo klokkenstad. Niet van de allure van Aarle Rixtel, waar Petit en Fritsen het ambacht van klokkengieter vanaf einde zeventiende eeuw uitoefende. Sinds 2015 trouwens onder de gezamenlijke paraplu met Koninklijke Eijsbouts in Asten, waar nog een alleraardigst klokkenmusuem is gevestigd. Bescheidenheid is een schone deugd, maar Venlo mag ook best trots zijn op zijn ‘klokkenverleden’, waarin ene Jan van Venlo zelfs ruim twee en een halve eeuw eerder dan Petit en Fritsen al van de klok en de klepel wist.
De huidige Sint-Martinusbasiliek wordt op de stadsplattegrond van J. Blaeu uit 1649 de Groote Kerck genoemd (collectie Gemeentearchief Venlo.De geschiedenis van klokken in Venlo gaat nóg verder terug, want de oudste (voormalige) luidklok in de toren van de Martinuskerk dateerde uit 1373. Welke klokkengieter deze klok heeft gegoten is niet bekend. In die tijd was klokken gieten over het algemeen een individuele bezigheid. Ateliers waren van later datum. Het mag niet worden uitgesloten, dat de klok voor de Martinuskerk in Venlo is gegoten om de transportlijn zo kort mogelijk te houden; dat was toen vrij gebruikelijk.
In het blad De Maasgouw (Weekblad voor Limburgsche Geschiedenis, Taal- en Letterkunde) van augustus 1881 lezen we, dat Venlo in de laatste jaren van de veertiende eeuw een bronsgieter kende in de persoon van Arnoldus de Wilde. Diens dochter trouwde met ene Jan van Venlo, in de vijftiende eeuw de grondlegger van het klokkengietersatelier Jan van Venlo. Daar werden ruim honderd jaar klokken gegoten voor vele kerken in het bisdom Luik en de hertogdommen Gulik en Gelre.
In het boek Pronkstukken
van Venlo (1993) schrijft Wim Truyen: Het
is niet bekend of we de naam van het atelier Van Venlo als een familienaam
moeten duiden of dat er sprake was van een vernoeming naar de plaats van
herkomst. Voor de vijftiende eeuwse ambachtsman was deze vraag echter volstrekt
onbelangrijk; de gieters voorzagen hun klokken van uiteenlopende signaturen:
Ian, Iohan clockgietere, Jan van Venlo en Jan clockgietere Van Venlo zijn
waarschijnlijk namen die door één en dezelfde gieter werden gebruikt.
Volgens Truyen konden overeenkomsten in typische versieringen en/of lettertypen
op een klok overtuigende argumenten zijn om ondanks verschil in schrijfwijze
van de naam te concluderen, dat het om één bepaalde gieter ging.
Goed, terug naar die oude klok, anno Domini MCCCLXXIII (1373). Deze klok weegt maar liefst 1750 kilo en het opschrift luidt, uit het Latijn vertaald: Martinus, ik zing een loflied God waardig. Ik ween bij een dode. Ik weer het kwade af. Ik geef een teken bij oorlog. En verder: Que facis Ivvo Venle benignvm (Ik help Venlo welwillend). En er is nog een heel bijzonder opschrift en wel bij de kroon. Daar staat REP. R.D.M. 1949. Dit opschrift is aangebracht 576 jaar na het gieten van de klok. Dit opschrift betekent: hersteld door de Rotterdamse Droogdok Mij. In 1949.
Overal werden in de jaren vijftig nieuwe klokken voor Venlose kerken ingezegend. Op de foto: deken Mathieu Strijkers (midden) zegent op palmzondag 1954 een nieuwe klok voor de Familiekerk in Venlo. Links pastoor Alphons Delsing (collectie Albert Lamberts)
Nee, Venlo heeft al lang geen
klokkengieter meer. Tot aan het einde van de vijftiende eeuw waren nog drie
gieters uit het atelier Van Venlo actief. Van daarna is niets over klokkenmakers in
Venlo bekend.
Herinneringen aan Venloos
klokkenverleden zijn er nog wel: bijvoorbeeld de Klokkengieterstraat in
Venlo-Noord, een Jan van Venlo-straat, een medaillon van klokkengieter Jan van
Venlo op de voorgevel van het Venlose stadhuis en vanzelfsprekend strooien vele
klokken nog dagelijks hun gelui over de stad. De luidklokken uit 1952 zijn overigens
al lang niet meer alleen. Sinds 1959 beschikt Venlo over een groot carillon,
dat nu in totaal maar liefst 53 klokken telt. O, en de grote klok uit 1373? Die
begaf het weer en moest in 1959 alsnog plaats maken en staat nu in het Limburgs
museum.
Volgende week meer over het carillon.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten