(Overname uit De Kapper Veldense praatjes & plaatjes - Zesde jaargang, nummer 1, januari 2021 - Met dank aan Pieter Duijf)
Onlangs
kregen we van Coen van den Hombergh (van Melk Sef) een uitgebreide aantekening
van wijlen Lau Fleuren (1924-2010) aangereikt, waarin bakkerszoon Lau vertelt
over de laatste oorlogsmaanden in Velden toen de meeste inwoners van het dorp al
waren geƫvacueerd naar met name Schandelo. De huizen bleven lange tijd
verstoken van elektriciteit. Lees hieronder het enigszins aangepaste persoonlijke
verhaal van Lau Fleuren over hoe de Veldenaren destijds van brood werden
voorzien. Lau was getrouwd met Truus Schreurs. Truus dreef een winkeltje in rookwaren
en snoepgoed op de hoek Wilhelminastraat/Scholtisstraat. Aan de gevel hing een
sigarettenautomaat, waar je alleen harde guldens in kon werpen. Het wisselgeld
(kwartjes, stuivers en dubbeltjes) zat dan met cellotape vastgeplakt op het
pakje.
BROOD BAKKEN IN EEN VERLATEN DORP
Door
Lau Fleuren
Toen
de Veldenaren het dorp van de Duitsers moesten verlaten en in Schandelo en bij de
Ossenberg onderdak vonden bij familie of bekenden moest er toch voor deze
mensen brood gebakken worden.
Mijn
vader had een bespreking met de heer Franken, de veldwachter van de Duitsers,
die reeds sinds 1938 in Velden woonde. Bij dit gesprek waren ook enkele andere
inwoners aanwezig, waaronder Rieter-Langen of Lenders. Hij bood aan voor de verdeling
van het brood te zorgen. Het brood kon worden opgeslagen in een koelruimte voor
de melk. Hij zou ook zorgen voor benzine. Hij verbouwde namelijk koolzaad en
deze kon hij dan ruilen voor benzine. Het begin was gemaakt.
Mijn
vader en ik togen daarop naar bakker Gerard (Sraar van Adolf, redactie) van den
Hombergh om te vragen of hij ons wilde helpen bij dit karwei. Hij wilde best
meehelpen aan de voedselvoorziening. Wij moesten dan wel zorgen voor meel om
mee te bakken. Ook kreeg hij benzine om de machines te laten draaien en voor
het stoken van de branders die zijn ovens op temperatuur moesten houden. Dit alles
werd bij deze bespreking toegezegd, waarbij ook Gerard Geurts, de Lange van
Geurts Bert, aanwezig was. Zo konden we thuis aan de slag om alles in goede
banen te leiden.
Eenmaal thuis kwam het vervoer van brood in beeld. Wij hadden namelijk geen paard (‘ozze zwarte’, redactie) meer en moest er dus voor een alternatief gezorgd worden. Hay en Toon van Benders Piet (Vosbeek) boden soelaas. Er was echter een nadeel, namelijk of het paard door het granaatvuur en andere beschietingen in bedwang kon worden gehouden. De eerste heenreis naar Schandelo ging goed, maar op de terugtocht naar huis was het raak en sloeg het paard op hol. Uit voorzorg hadden Hay en Toon al een lijn aan een kant van het hoofdstel vastgemaakt, zodat het paard niet weg kon, en alleen in de rondte kon lopen. Hay en Toon hielden de lijn stevig in de hand. Het was maar goed dat dit op de terugweg gebeurde, want anders was er geen brood meer op de kar blijven liggen. Dit was niet goed en moesten wij op zoek naar een nieuwe voerman. Die vonden we in de persoon van Jeu Peeters (Conenhof) in Hasselt. Jeu was bereid paard en wagen beschikbaar te stellen. Zijn paard was niet zo schrikachtig. Sjeng Lommen (Notermans) werd uiteindelijk de nieuwe voerman. Bij hem werd met een granaataanval het brood van de kar afgeschoten, maar verder werd er onderweg niets verloren. Het is geen lolletje als die witgloeiende scherven je om de oren vliegen. Je was steeds weer blij als het goed was gegaan. Mijn vader en ik hebben elkaar dikwijls genoeg aangekeken als het vervoer naar Schandelo goed was gegaan.
Lau zittend op de bakkersfiets en Karel FleurenHet volgende wat geregeld moest worden was om voor voldoende rogge en tarwe te zorgen. Hiervoor vonden we gelukkig verschillende landbouwers bereid. Als de voorraad meel bijna op was, dan kregen zij op terugweg naar het dorp een seintje van ons. Wij haalden het graan dan op en brachten het naar de molen van Rub van de Mulder (van den Hombergh) aan de Rijksweg. De molen lag vijftig meter van onze bakkerij. De volgende dag na thuiskomst van Schandelo moest er gemalen worden. Het was soms een hele opgave om de motor op gang te krijgen en namen we dankbaar gebruik van de hulp van Ties Lei. Een keer hoorden wij bij de molen een granaatwerper schieten. Deze was daar door de Duitsers opgesteld. Wij besloten daarop meteen te stoppen met malen, bang als we waren dat de Engelsen dit vuur zouden beantwoorden. Maar toen de molen amper stillag, klonk er een enorme knal en zagen wij toen wij naar buiten liepen een Duitse soldaat voor ons weg strompelen en lagen er twee dood naast de granaatwerper. We maakten ons snel uit de voeten richting thuis. Voor de rest van de tijd dat er gemalen werd verliep gelukkig alles goed.
In
het begin moest de bakoven gestookt worden met briketten. Dat waren een soort
steenkolen. Toen deze verbruikt waren, moest er hout gezaagd worden. Sraar van
den Hombergh bakte alleen roggebrood. Wij bakten witbrood en tarwebrood. Toen
het meel voor witbrood opgebruikt was, werd er nog alleen tarwebrood gebakken,
ook omdat wij dit meel zelf konden malen. Als dit tarwebrood dan klaar was,
werd er nog een oven roggebrood gebakken. De oven was hiervoor namelijk nog
heet genoeg. De warmte werd daardoor goed gebruikt. Een keer gebeurde het dat
Sjaak en Karel (broers Lau, redactie) in de bakkerij aan het werken waren toen
de kerktoren door de Engelsen vanaf de overkant van de Maas aan het beschieten
werd. Een granaat miste de toren en ontplofte op een halve meter afstand van
het raam van de bakkerij in de muur. Het glas vloog ze om de oren. Het deeg,
dat juist klaar was, was gelukkig door dekens goed afgedekt en kon er gewoon
roggebrood worden gebakken. Brood met glasscherven is namelijk niet zo gezond…
In 2023 bestaat Bakkerij Fleuren honderd jaar. In 1923 startten Joep (Jos) en Anna Fleuren hun bakkerij met kruidenierswinkel aan de Wilhelminastraat. In 1936 verhuist de zaak naar de Rijksweg in een nieuw gebouwd pand om de hoek. De lastige oorlogsjaren staan vooral in het teken van ‘het hoofd boven water houden’. In 1964 neemt zoon Jan met zijn vrouw Mia de zaak over. Mia maakt er dan en passant een VIVO-winkel van. Sinds 1991 zwaaien Luuk en Gerrie Fleuren de scepter in hun ambachtelijke bakkerij met winkels in Velden en Venlo. Hun brood en gebak vinden inmiddels gretig aftrek bij onder andere vele horecagelegenheden in de regio…
Nieuwe Venlosche Courant, 13 juli 1936 (gevonden via www.delpher.nl)In 1964 wordt de bakkerij overgedragen aan hun zoon Jan Fleuren die er met zijn vrouw Mia een Vivo-winkel van maakt. In 1991 nemen neef Luuk Fleuren en zijn vrouw Gerrie de zaak over. Vele verbouwingen volgen en zeker de laatste verbouwing is hun trots: de geheel vernieuwde bakkerij met de ovens in het zicht van de klant. Want hun motto is: “Wij zijn trots op elk product uit onze bakkerij en dat mag gezien worden!” In september 2015 zijn Luuk en Gerrie Fleuren met de tweede winkel gestart op de Geldersepoort in Venlo.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten