- door Albert Lamberts -
Boeken over carnaval zijn er al heel wat geschreven. Soms wordt het feest der feesten ook in andere – historische – uitgaven vermeld. In de eerste categorie vallen natuurlijk de publicaties van carnavaloog Drs. Theo Fransen uit Venlo, de jubileumboeken van de diverse vastelaovesvereiniginge en niet te vergeten de jaarlijkse carnavalsuitgaven van de verenigingen. Schitterende bronnen voor latere geschiedschrijving.
In de tweede categorie –
de terloopse vermelding in boeken die handelen over een heel ander thema,
stadsrekeningen bijvoorbeeld – valt het
prachtige boek De vergeten prinsessen van
Thorn 1700 – 1794 van auteur Joost Welten. Het boek handelt over de
stiftdames van Thorn, allemaal dames van (hoog-)adellijke afkomst.
Een andere terloopse vermelding vinden we in voornoemd boek over de prinsessen van Thorn, de stiftdames dus. Gravin Sophia Charlotte van der Leyen en Hohengoldseck, na haar scheiding van tafel en bed van Lothar Frans van Hoensbroek (broer van de in de Martinusbasiliek in Venlo begraven bisschop Philip Damiaan) woonde na haar scheiding in Venlo, maar een van haar dochters, Charlotte, die net als haar zus Maria Anna Stiftdame is, verblijft in Thorn.
Kerk en stift van Thorn, naar een tekening door Jan de Beyer (Collectie Museum Roermond)En wat lezen we? De armoede in het gezin (Van der Leyen en Hohengoldseck) is zo nijpend dat dochter Charlotte op maandag 20 februari 1784 per huifkar van Thorn naar Venlo reist, om er de volgende dag carnaval te vieren. Geld om met een koets te reizen is er niet. Voilá, binnen de stadsmuren van Venlo en misschien zelfs al voordat Venlo in 1343 tot stad werd verheven werd dus al carnaval gevierd, op wat voor manier dan ook. Verrassend? Nee, eigenlijk niet, want in het naburige Rijnland stond Fassnacht ook al zo lang op de kalender.
Kaetelgerich (collectie Willem Kurstjens)Iets heel anders: een kleine honderd jaar na de tocht van Charlotte per huifkar vanuit Thorn naar Venlo, kreeg Steyl een heel nieuw vastelaovesevenement. De aanleiding was allesbehalve leuk. Al ruim vijf jaar ben ik bezig met een onderzoek naar het faillissement van de Woltersbank in Venlo in 1882 en de twee hoofdrolspelers in dat faillissement gaven aanleiding tot het eerste Kaetelgerich. Beide kassiers – zo werden die destijds genoemd – de broers Jean en Jacques Wolters hadden er een puinhoop van gemaakt en met onverantwoorde investeringen in een Roermondse papierfabriek enorme schulden opgebouwd. Met ongeoorloofde acties trachtten zij het faillissement af te wenden, maar een bankroet was onvermijdelijk toen de papierfabriek in Roermond failliet ging en Wolters naar zijn geld kon fluiten. Het faillissement van Wolters veroorzaakte veel ellende bij kleine en grote spaarders, maar had ook het omvallen van andere ondernemingen tot gevolg. Zoals het bedrijf Kamp & Soeten in Tegelen. Bijna veertig mensen verloren hun baan. De bedrijfsboekhouder Van Poppel, zelf overigens geen rekeninghouder bij Wolters, wilde de frauderende bankiers, want dat was inmiddels wel duidelijk, publiekelijk te kijk zetten en hoe kon dat beter dan ze door een duivel in een ketel te laten stoppen. Ziedaar de geboorte van het Kaetelgerich in Steyl. We schrijven dan 1883.
De bankiers, die zoveel
ellende hadden veroorzaakt (schuldeisers kregen nog geen kwart van hun
vordering terug; de laatste betaling in 1898!) werden uiteindelijk tot
celstraffen veroordeeld en beiden stierven in de gevangenis.
Reageren? Stuur Albert Lamberts een e-mail: albertlamberts@home.nl.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten