- door Gerrit van der Vorst -
Op vrijdagavond 2 oktober 1942, circa elf uur, vond op Noord Binnensingel 9 in Venlo een sinistere gebeurtenis plaats. Hoofdagent Segers (NSB) van de Venlose gemeentepolitie arresteerde daar Sofie Goudsmit-Cohn en haar zoontjes Walter en Jozef.
Hoofdagent Jacobus Segers (foto privécollectie).
Zoals over elk detail van de jodenvervolging was over het tijdstip nagedacht door de nazi’s. Het was de overgang van het joodse Loofhuttenfeest naar de sabbat. Verwacht mocht worden dat joodse families bij elkaar waren, ook in die bange tijden. En dat was zo op Noord Binnensingel 9 en stelde de NSB’er in staat om – geheel op eigen gezag – de daar wonende Hugo en Thea Goudsmit-Harff en hun zoons David Rudolf en Gerd meteen ook te arresteren.
Fragment uit het arrestantenboekje van de Venlose gemeentepolitie. Die nacht werden in totaal negen volwassenen en minderjarigen ingesloten – reden: ‘Jood’ – en de volgende ochtend naar Kamp Westerbork gebracht.
De familie Goudsmit kwam eind 19e eeuw van Roermond naar Venlo. In 1885 vestigden Jonas en Clara Goudsmit-Elekan op Vleesstraat 18 de winkel Goudsmit-Elekan. In 1890 verhuisden ze naar Vleesstraat 57. Een soort winkel van Sinkel? De eerste advertentie betrof sigaren en sigaretten in mooie dozen. Later werd er vooral speelgoed verkocht, maar ook kachelglans, handtasjes en carnavalsartikelen. Daarnaast werden onder meer huiden ingekocht.
Het winkelpand van het echtpaar Goudsmit-Elekan op Vleesstraat 57 (foto Piet Braem).
Een advertentie van Goudsmit-Elekan in de Nieuwe Venlosche Courant van 2 februari 1937 (www.delpher.nl). De winkel adverteerde vaker met cadeaus en artikelen voor de Heilige Communie, Sinterklaas en Carnaval.
Jonas’ broer Rudolf en diens Duitse ega Augusta Haas volgden in 1892, met een manufacturen-zaak. Eveneens in de Vleesstraat, eerst op nummer 69 en later op nummer 55, pal naast Goudsmit-Elekan. Hun kinderen Elisa, Hugo, Emile, Louis en Otto werden in Venlo geboren.
Boven aan de zijmuur van het pand van Goudsmit-Haas reclame voor de buren (foto Piet Braem).
De zaken liepen goed, getuige de handel van Jonas Goudsmit in onroerend goed en het feit dat broer Rudolf kleermakers in vaste dienst nam. Goudsmit-Haas werd in 1920 een vennootschap, met Rudolf Goudsmit en zijn zoons Hugo, Louis (Lou) en Otto. Laatstgenoemde trad een jaar later al weer uit en vertrok naar Amsterdam. Hoewel Lou Goudsmit in 1917 was geslaagd voor het onderwijzersexamen, ging hij na zijn militaire dienst de winkel doen.
Het winkelpand van Goudsmit-Haas (foto Piet Braem).
In 1930 trad Lou Goudsmit in het huwelijk met Sofie Cohn uit Bochum, waarna ze op Vleesstraat 55 boven de winkel gingen wonen. Goudsmit was leider van de vereniging De Joodsche Vriendenkring. In het gelijknamige periodiek – ’t krantje’ – schreef hij ruim vóór de bezetting dat het ‘Nederlands Jodendom’ rijp was voor vervolgingen en liet hij zich kritisch uit over de zorgwekkende ontwikkelingen in Duitsland. Die voorspellingen kwamen uit.
Advertentie van het huwelijk van Lou Goudsmit en Sofie Cohn in de Nieuwe Venlosche courant van 24 december 1930 (www.delpher.nl).
Op 1 september 1941 – de dag waarop joodse leerlingen van scholen werden verwijderd – werd Lou Goudsmit hoofd van de joodse lagere school in Nijmegen. Zijn zoontjes Walter en Jozef nam hij mee. Toen de vergoeding van reiskosten een probleem werd, eindigde zijn Nijmeegse betrekking. Medio maart 1942 kreeg zijn winkel een bewindvoerder toegewezen, maar vanaf begin juni 1942 had Goudsmit weer enig emplooi. Hij verving toen de ondergedoken Engeliena Witmond-Blok, als leerkracht op het joodse schooltje in Venlo. Lang duurde dat niet, want begin september 1942 moest hij naar het werkkamp Overbroek in Ochten nabij Tiel, om daar dwangarbeid te verrichten.
Herinneringsteken voor Kamp Overbroek (www.gld.nl). Een joodse dwangarbeider schreef over het kamp: ‘Daar was het niet te best. Zwaar werk, weinig te eten en geen vrijheid.’
Terwijl
begin oktober 1942 in Venlo de gezinnen Goudsmit-Cohn en Goudsmit-Harff werden
gearresteerd en gedeporteerd, werden Lou Goudsmit en de dwangarbeiders onverwacht
naar Kamp Westerbork overgebracht. Het was een typisch vileine nazi-operatie
die misleidend ‘gezinshereniging’ werd genoemd.
In Kamp Westerbork werd Goudsmit inderdaad herenigd met zijn gezin en met dat van zijn broer. Maar een paar dagen na de zogenaamde ‘gezinshereniging’ volgde een enkele reis naar Auschwitz. Daar werden Sofie Goudsmit-Cohn (40), Walter (10), Jozef (8), Thea Goudsmit-Harff (45) en Gerd (12) direct na aankomst op 15 oktober 1942 vermoord, nog geen twee weken na hun arrestatie in Venlo. Lou, Hugo en de jonge David Rudolf Goudsmit moesten eerst nog dwangarbeid verrichten.
Het nieuwe joodse monument in Amsterdam bevat stenen van alle Holocaust-slachtoffers, zoals voor Jozef Goudsmit (foto Patrick Sternfeld).
De Goudsmits waren in Venlo als het ware uitgegumd. Intussen stonden hun woningen ruim drie maanden leeg. Tot vrijdag 15 januari 1943, toen drie medewerkers van Gemeentewerken de inboedel van ‘Goudsmit Vleesschstraat’ naar de Minderbroederskerk brachten. Die zagen dat iemand onder de ogen van de toezicht houdende NSB-agent linnengoed wegnam en bij de inboedel van de nieuwe bewoners legde. Bij onderzoek bleek de onbekende persoon NSB-korpschef De Bruijn te zijn. Toen burgemeester Zanders de korpschef ter verantwoording riep, overlegde die een lange lijst van door hem in bruikleen gegeven stoffering, schilderijen, meubels enzovoorts. Zanders sanctioneerde de handelwijze van De Bruijn.
NSB-agent Johannes van Leeuwen die toezicht hield op het leeghalen van de woning (foto uit privécollectie).
Op 28 februari 1943 werden ook Lou Goudsmit (44), Hugo Goudsmit (48) en diens zoon David Rudolf (19) vermoord in Auschwitz.
De 74-jarige Marie Cohn-Marcus woonde in op Vleesstraat 55. Na de deportatie van het gezin van haar dochter Sofie werd deze weduwe ingekwartierd bij de weduwe Emmy Bonn-Leyens, op Nieuwstraat 27. Dat duurde tot 9 april. Omdat Limburg ‘Judenrein’ moest worden, moesten de achtergebleven joodse Venlonaren naar Kamp Vught. Een maand later werd Marie Cohn-Marcus overgebracht naar Kamp Westerbork. Daar bleef ze slechts drie dagen en weer drie dagen later werd Marie Cohn-Marcus na aankomst in Sobibor vermoord.
Bij Emmy Bonn-Leyens was een aantal achtergebleven joodse ouderen ingekwartierd (foto Rami Noach). Onder meer ook het echtpaar Rudolf en Augusta Goudsmit-Haas.
Er is weinig meer dat herinnert aan het gezin Goudsmit-Cohn en Marie Cohn-Marcus. Er zijn bijvoorbeeld geen foto’s beschikbaar. Maar binnenkort worden er in de Vleesstraat ter hoogte van hun voormalige woonadres (tegenwoordig nummer 61) struikelstenen voor hen gelegd.
De winkel Goudsmit-Haas werd voortgezet
door de jongste broer Otto van Lou Goudsmit en later door Otto’s dochter. Advertentie
in het Dagblad voor Noord-Limburg van 10 maart 1950, met een slogan met wrange
ondertoon: ‘t is weer net wie ’t altied waas’.
Met dank aan Tineke Rouschop.
Reageren? Stuur Gerrit van der Vorst een e-mail:gp.vandervorst@xs4all.nl.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten