- door Albert Lamberts -
Zoals eerder geschreven:
de Cellenbroeders, die naar Venlo kwamen om de pestlijders te verzorgen, waren
zeer welkom, maar dat lag bepaald anders met de in hun kielzog aantredende
paters van de Orde van ’t Heilig Graf. Meer en meer wekten zij immers de indruk
voornamelijk te profiteren van het werk van de Cellenbroeders en van de kleine
en grote giften die die broeders uit dankbaarheid van de Venlose bevolking
mochten ontvangen.
Franquinet schrijft: Sedert dat de ordensheeren van ’t Heilig Graf in ’t klooster waren toegelaten, bemerkte men bij hen de lust om zich geheel en al meester te maken van de inrichting en de goederen zich toe te eigenen. Bij de overeenkomst om paters toe te laten teneinde in de kapel van de Cellenbroeders bijvoorbeeld de mis te kunnen celebreren handelde het om drie kanunnikken, maar dat werden er spoedig steeds meer. Van de Cellenbroeders, die zo enthousiast waren onthaald en hun belofte volledig inlosten, was er in 1514 nog slechts één in Venlo. De stilaan ongewenste gasten uit Sint-Odiliënberg bepaalden hun eigen regels, zeer tegen de zin van de stedelijke magistraat, de Venlose burgers en … de Cellenbroeders.
Het na de vernieling in de Tachtigjarige Oorlog herbouwde klooster Trans Cedron (aan de overzijde van de beek), gezien vanaf de kloostertuin. Trans Cedron werd in de Tweede Wereldoorlog compleet verwoest (foto uit Venlose katernen 19)
In 1547 kwamen de paters in opspraak wegens niet voldoen van schuld, maar toen was nochtans de koningin-gouvernante Maria (van Hongrije) te hulp geschoten. Franquinet schreef: Deze spoliatie had tot les kunnen strekken; doch het goederenbeheer ging er niet te beter om, want de eigendommen namen af, de schulden daarentegen toe; zoodat de stadsmagistraat zich genoodzaakt zag in 1563 krachtig op te treden. Te meer daar er geene cellenbroeders meer in ’t klooster aanwezig waren. In het stadsarchief bevindt zich een brief van de Venlose magistraat aan de bisschop van 31 juli 1574 over de verhouding tusschen Cellieten (Cellenbroeders) en Sepulchrijnen in Trans Cedron. Die verhouding was volkomen scheef getrokken: wel paters, maar geen broeders en slecht beheer van goederen door de paters.
Goed, de magistraat greep dus in. Er werd in Venlo na overleg met onder andere de prior van de Alexianen (Orde van ’t Heilig Graf) in Odiliënberg en enkele visitators een nieuwe prior in Venlo benoemd en provisoren, door de stadsraad aangesteld, kregen het beheer van de goederen toegewezen. De jaarlijksche rekening dier beheerders zal aan Burgemeester, Schepenen en Raad, in tegenwoordigheid van den prior, gedaan, en aan de Visitatores, bij hunne komst te Venlo, ter inzage gegeven worden. Tevens werd overeen gekomen dat de nieuw benoemde prior geene macht (zou) hebben eenige erfgoederen of renten te verkoopen of te verzetten dan met wil en toestemming van Burgemeester, Schepenen en Raad. Zolang de oorspronkelijke stichting van de vier Cellenbroeders niet was hersteld mocht er buiten de prior geen pater meer in het klooster worden opgenomen zonder toestemming van wederom Burgemeester, Schepenen en Raad. Een oorkonde berust in het gemeentearchief: Kostbare goederen moesten worden opgeborgen in een kist met twee sloten, waarvan één sleutel bij de stad en de andere in handen des priors zal zijn.
Ook het geschonken bezit in Wellerlooi bleef ergernis veroorzaken, vooral tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568 – 1648), toen ook deze streken vaker van gezag wisselden: dan weer Spaans (katholiek), dan weer Staats (protestants). De kloosterhof en landerijen in Wellerlooi werden door oorlogsgeweld vernield en brachten elf jaren lang niets op
Een schrijven uit die
jaren, bewaard in het Venlose gemeentearchief, heeft de volgende inhoud: De mag., die met approbatie van den bisschop
en den Vicaris-Generaal Gr. Gherinx de goederen van het convent administreert,
en de provisoren tegen den heer te Well, die in verschillende jaren van den
halfman (pachter) van Transcedronshof
te Wellerlooi graan en gras gedeeltelijk heeft opgevorderd, wegens
achterstallen van cynzen vanaf 1577 tot 1594 aan dien heer nog te voldoen. Betalingsmoeilijkheden
dus. Ruzie tussen de pachter en de
heer van Well, die tóch zijn jaarlijkse rente vanaf 1577 opeiste, liep volledig
uit de hand. Pogingen van Venlose kant de zaak in der minne te schikken liepen
op niets uit en om alles nog erger te maken, zelfs de Alexianen, niet gehinderd
door enige vorm van schaamte, wilden plukken van een kale kip. De heer van Well
sloeg na vruchteloze beraadslagingen
met betrokkenen in 1594 den geheelen hof
met landerijen tot zich.
Hoe liep het in Venlo af? Vanaf 1563 was er geen Cellenbroeder meer en na de verwoesting van het klooster Trans Cedron in 1578 had ook de laatste kanunnik van ’t Heilig graf in Venlo zijn koffers gepakt. Zo waren de gewenste gasten (Cellenbroeders) en ongewenste gasten (kanunnikken) vertrokken. Toen moest, zoals boven beschreven, het gedonder in Wellerlooi nog beginnen.
In de nog overeind staande
kloostergebouwen in Venlo werden door de magistraat arme gezinnen in
ondergebracht en vanaf 1599 namen er zusters hun intrek.
Reageren? Stuur Albert Lamberts een e-mail: albertlamberts@home.nl.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten