- Sef Derkx/beeldmateriaal collectie Gemeentearchief Venlo -
Vrijdagen
de dertiende hebben een slechte reputatie. Veel mensen geloven dat het een
ongeluksdag is. Op vrijdag 13 oktober 1944 werd Venlo getroffen door een van de
grootste rampen uit de geschiedenis. Even na negen uur die morgen steeg vanaf
een vliegveld in Noord-Frankrijk een formatie bommenwerpers en jachtvliegtuigen
op. Het doel van de aanval waren de Maasbruggen bij Venlo en Blerick, een
belangrijke verbindingsschakel voor de Duitsers die een verbeten strijd voerden
in de Peel. Twee uur later bereikte het eskader zijn bestemming.
In de stad had niemand notie van de ernst van de situatie. Men was vertrouwd geraakt met het geronk van vliegtuigen en het geratel van het Duits afweergeschut, maar de toestellen hadden altijd gekoerst richting Duitse steden of kwamen ervandaan. Er was op deze grijze herfstdag nog een bijkomstigheid. De bewolking belemmerde het zicht op wat er zich aan de hemel boven Venlo afspeelde. Geheel onverwacht lieten de bommenwerpers hun dodelijk last boven de stad los. Het was één minuut over elf. Vrijdag aanstaande is het weer de dertiende en staan we stil bij de catastrofe voor Venlo.
De bommen troffen de Venlose binnenstad vol. De Parade, Nassaustraat, Picardie, Van Cleefstraat en Hamburgersingel (nu Deken van Oppensingel) waren gehuld in grauwe stofwolken. In enkele seconden werden talloze huizen, winkels en kantoren verwoest, veranderde het Rembrandttheater in een vuurzee en werd het statige Arsenaalgebouw met de grond gelijk gemaakt. Een grijze nevel van dreiging en dood hing boven de stad.
De hulpdiensten kwamen meteen in actie en spoedden zich naar de getroffen wijk, vanwaar mensen bestoven onder stof en gruis wankelend wegvluchtten. Al meteen tekenden zich de contouren af van de ramp die Venlo getroffen had op deze vrijdag de dertiende. De volle omvang was pas dagen erna duidelijk toen alle gewonden en dodelijke slachtoffers waren geborgen. De eindbalans van het eerste, van in totaal dertien bombardementen op de Maasbruggen, was verschrikkelijk: 59 doden en vele tientallen gewonden. Venlo verkeerde in een shock.
Dinsdag 17 oktober 1944, de dag van de begrafenissen, was een dag van collectieve rouw. Vanwege de voortdurende dreiging van luchtaanvallen was het alleen aan naaste familieleden toegestaan om de plechtigheden bij te wonen. In de morgen werden de doodskisten overgebracht van het ziekenhuis naar de begraafplaats aan de Tegelseweg, waar ze werden geplaatst boven een gemeenschappelijk graf. Eén overledene - de naam was niet bekend gemaakt - werd met een koets naar de Sint-Martinuskerk gebracht, waar een requiemmis plaatsvond voor alle dodelijke slachtoffers. Na afloop ervan vormde zich geen officiële stoet, maar gingen de rouwenden vanwege het gevaar in kleine groepen richting begraafplaats. Voorafgegaan door een deputatie van de Technische Noodhulp die namens de stad een krans droeg, trok de lijkkoets door de Venlose straten. Velen langs de route kwamen door verdriet overmand uit hun huis om een laatste groet te brengen. Tijdens deze aangrijpende tocht daverde continu het afweergeschut over de stad.
In de Nieuwe Venlosche Courant, die twee dagen later verscheen, staat een emotioneel verslag dat eindigt met: ‘Een siddering van leed is door onze Venlosche gemeenschap gevaren, ontroering heeft ons allen doorschokt. De wonde, die dezen zwarten vrijdagmorgen aan onze stad heeft toegebracht, zal moeilijk heelen en zij zal vooral blijven naschrijnen in het leed van hen, die om omgekomen verwanten treuren.’
Hugo de Vries (17 jaar) woonde aan de Nassaustraat 17. Hij was gymnasiumstudent aan het Thomascollege en lid van de padvinders. Hugo zou vanuit het dakraam hebben gekeken naar de overkomende vliegtuigen, toen op deze vrijdag de dertiende oktober 1944 een bom hun huis trof. Hij wordt als vermist vermeld. Zijn lichaam is nooit geborgen. De overlijdensaangifte is gedaan op 28 mei 1945 door zijn vader, die verklaarde ‘uit eigen wetenschap daarvan kennis te dragen’. Onderstaand stadsgedicht is aan hem opgedragen. Voor Hugo.
Vrijdag de dertiende
De
hel viel door de
gesluierde
herfsthemel
boven
een argeloze stad
duurde
nog geen
halve
minuut
Zoevende
bommen
Tweehonderd
en twaalf
Venlo
dreunde
brandde
rookte
Huilde
schreeuwde
van
pijn en
ontzetting
De
grauwe nevel
trok
na uren op
de
geur van dood
van
vermorzelde huizen
bleef
dagen hangen
Hugo
de Vries
zeventien
jaar
stond
bij het zolderraam
keek
naar boven
zag
de luiken opengaan
van de bommenwerpers
Zag
de hel die door
de
gesluierde
herfsthemel
viel
Unne
Venlose jóng
verkenner
verliefd
misschien
Wie
ging in het
zicht
van de dood
naast
hem liggen
lachte
hem toe
strekte
een arm uit
Hugo is nooit
geborgen
voor eeuwig
uitgewist
De
herinnering aan hem
aan
vrijdag de dertiende
volhardt
Volhardt
tussen de rozen
op
vier mei
Reageren? Stuur Sef Derkx een e-mail: floddergats@xs4all.nl.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten