vrijdag 11 maart 2022

August Faldera en de marktdagen in Venlo

 - door Sef Derkx - 

We gaan nog altijd met plezier op zaterdag naar de markt. Vooral bij mooi weer is het er gezellig druk. Maar jong Venlo zie je er bijna niet, wel veel senioren en Duitsers. In andere plaatsen, bijvoorbeeld in Amsterdam en Maastricht, kom je alle leeftijden tegen op de markt. De Venlose markt verdient een herwaardering. Het is er zoveel leuker en goedkoper om groenten, fruit, kaas, vis en brood te kopen dan in een anonieme supermarkt. 

Markt voor het stadhuis, prentbriefkaart jaren'20 (met dank aan Piet Braem)

Detail van prentbriefkaart hierboven (met dank aan Jos Symons)

De teloorgang van de markt is doodzonde. Venlo heeft als marktstad een traditie van eeuwen. De week- en jaarmarkten worden al genoemd als Venlo in 1343 stadsrechten krijgt. Een belangrijk gegeven maar het zegt niet alles, volgens archivaris Frans Hermans: ‘In het verleden is nooit iets vastgelegd uit het niets. Vrijwel altijd was het een legitimatie van een bestaande gegroeide toestand. Zo ook met de Venlose markten. Die moeten er zeker al in de dertiende eeuw of nog eerder zijn geweest. We bewaren een oorkonde uit 1272 over de Venlose Maashandel. Toen was er al markt. Rond 1300 wordt Venlo in Hollandse oorkonden als hoogste markt aan de Maas genoemd voor schippers uit Dordrecht . Keulen was dat op de Rijn. Goed gezelschap Keulen, toch!’

Na deze afdaling in een ver verleden gaan we de markt bezoeken aan de hand van verhalen van August Faldera (1859-1928), journalist van de Nieuwe Venloosche Courant.  De stadschroniqueur  schreef  vaak over zijn jeugd in de jaren zeventig van de negentiende eeuw. De gemoedelijke memoires bieden een verrassende kijk op het leven van alledag in een stadje, dat kort tevoren de vestingwerken had geslecht en dat volop bezig was met vernieuwing en uitbreiding. 

Omslag eerste druk van ‘Venlo en de Venlonaren voor een halve eeuw’ (collectie Sef Derkx)

Enige tijd na Faldera’s overlijden verscheen het  boekje Venlo en de Venlonaren voor een halve eeuw. Het is herdrukt in 1981 door Uitgeverij De Lijster in Maasbree. Het is slechts een kleine bloemlezing uit de vele afleveringen van Venlo en de Venlonaren voor een halve eeuw, die in de krant zijn verschenen. Uit de nalatenschap van een goede vriend kreeg ik een omvangrijke collectie vooroorlogse krantenknipsels met Venlo tot onderwerp. Daarbij een mapje met verhalen van Faldera, die de bundel niet hebben gehaald. 

Markt voor het stadhuis, prentbriefkaart circa 1905-1910 (met dank aan Piet Braem)

Markt voor het stadhuis, prentbriefkaart circa 1905-1910 (met dank aan Piet Braem)

In Faldera’s jeugd hield Venlo drie maal per week groentemarkt en wel op dinsdag, donderdag en zaterdag. Die van zaterdag was het drukst. De markt werd gehouden voor het stadhuis. Tijdens de kermis werd er verhuisd naar het pleintje achter het stadhuis dat officieel Groenmarkt heette. Naast groente verkochten de kooplui ook boter en eieren. Soms stond er iemand met fruit. Net als heden ten dage op markten in mediterrane plaatsjes, werden de versproducten door boeren en boerinnen uit de omgeving verkocht. Er stonden geen tussenhandelaren op de markt, die op de veiling hadden ingekocht.


Markt voor het stadhuis, 1927 (foto van Venlo wie ut vruuger waas)

Aan de randen van de markt in Venlo stonden de verkopers van eieren en boter, in het midden verkocht men groente. De waar werd per kruiwagen of met paard en wagen aangevoerd. In de jachttijd werd ook wild aangeboden. Konijn vond grif aftrek, het was relatief goedkoop vlees en de fameuze knièn in ’t zoor  was een geliefd streekgerecht, waarvan de receptuur van generatie op generatie werd doorgegeven. Op zaterdag werden er voor het huidige café-restaurant Central biggen verkocht om thuis vet te mesten. Rond 1900 kelderde de prijs voor biggen dramatisch. De daling zorgde voor de stormachtige opkomst van een nieuwe lekkernij: speenvarken uit de oven. Het stond op het menu in veel restaurants. In Venlo werd overigens tot aan het einde van de jaren twintig van de vorige eeuw voornamelijk in Duitse valuta betaald. Hoogstzelden had men Nederlands geld in de portemonnee. De fiscus echter eiste betaling in guldens. Maar terug naar de markt. De boodschappen werden vooral door huismoeders gedaan. De sjiek van Venlo zag je er niet, die lieten de boodschappen thuis bezorgen of stuurde het keukenmeisje eropuit. 

Marktdag in Venlo, circa 1905-1910 (met dank aan Jos Symons)

De markt was dé plek om te pingelen. Aaftrekke, zoals het op zijn Venloos werd genoemd, was usance. De marktverkopers kenden hun klanten bij naam en toenaam wisten precies wie pingelen tot kunst had verheven. Als een dergelijk persoon ten tonele verscheen, ging het van mond tot mond: ‘Dao heb-se det canaille weer! De prijzen werden du moment een beetje verhoogd. Vervolgens werd de pingelaarster toegefluisterd dat omdat zij het was, de gewenste koopwaar goedkoper was. De klantvriendelijke toon en schijn van welwillendheid zorgden er meestal voor dat de koopster toehapte. Voldaan over haar koopmansgeest toog ze met haar boodschappen huiswaarts, terwijl de kooplui op de markt elkaar een veelbetekenend knipoogje gaven. Van tijd tot tijd werd aan de zaterdagse markt een grotere aantrekkingskracht verleend door het bezoek van wonderdokters en tandentrekkers. Gewoonlijk verschenen deze ‘medici’ in een sjees, van waaruit het publiek werd toegesproken over een universeel medicijn tegen alle kwalen of werden aangespoord zich de rotte tanden te laten trekken. Vol vertrouwen dromden de patiënten naar voren om verlost te worden van pijnlijke kiezen en tanden. De ene na de andere vloog eruit en werd zegevierend door de tandentrekker in de hoogte gehouden.




Jan de Jongh maakte voor uitgeverij Spaarnestad een fotoreportage van een marktdag in Venlo in de jaren dertig (collectie Limburgs Musem) 

Reageren? Stuur Sef Derkx een e-mail: floddergats@xs4all.nl.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten