vrijdag 27 november 2020

Reactie op 'De Halte' van woensdag 25 november 2020 - Het geweer van de Patersweg

We ontvingen een interessante reactie van Ger Stoffels naar aanleiding van de aflevering van 'De Halte' over de aan de Patersweg in Belfeld geëxecuteerde verzetslieden: 


Een foto van mij toen ik ongeveer vier was. Ik weet nog 
precies waar die foto gemaakt is: aan de muur van het klooster van de roze zusters op Steyl, op de zogenaamde wal. Honderdvijftig meter van de vierling FLAK. Op zondagen gingen we met de familie erheen om te spelen. De kleren die ik daar draag waren van mijn oudste broer Piet, die in 1940 aan de Grebbeberg gevochten heeft. Mijn lievelingsbroer Piet was van 1920 en heeft deze foto gemaakt. 

Geachte Sef Derkx,

Over het verhaal in Via Venlo van 25 november, het verhaal over de Patersweg in Belfeld, wil ik en moet ik iets kwijt. Zal ik me eerst voorstellen? Ik ben Ger Stoffels uit Tegelen, geboren in 1937. In de Tweede Wereldoorlog ben ik als het ware opgegroeid achter de FLAK, de FLug Abwehr Kanone. De FLAK stond zowat bij ons in de tuin. Ik zat er de hele dag bij en mocht met de wielen van het kanon spelen. Ook mocht ik ook wel het geschut zelf vasthouden. In ruil hiervoor moest ik thuis een paar petatte halen, want de Duitse militairen keken scheel van de honger.

Op of rond 20 november 1944 moesten wij halsoverkop vertrekken van de Kloosterstraat 15 op Steyl, waar de FLAK stond en waar wij woonden. Het werd Sperrgebiet. Mijn ouders hadden bij de Bas in Tegelen de Kaldenkerker Poort, het booghuis, ter beschikking gekregen. Het was als dank, omdat mijn vader brieven had gehaald in Maasbree, waar iemand van de Bas ondergedoken zat. 

Kaldenkerker Poort (website Rijksmonumenten)

Maar nu terug naar het incident bij de Patersweg in Belfeld. Op een morgen, ik denk dat het al 1945 was, moest ik al heel vroeg naar de WC. Het werd al licht. Wij hadden geen eigen wc in het booghuis en moesten gebruik maken van het toilet in de stallen. Rechtop in een hoek van de wc stond een geweer. Wat nu? Ik schrok er erg van. Op de vloer lagen misschien wel vijftig kogels. Zittende  heb ik dat geweer naar mij toe gehaald en meteen weer teruggezet. Ik had het er niet op. Toch heb ik het geweer aan de riem mee naar huis gesleept, dat was een afstand van zo’n vijftig of zestig meter.

Thuis was meteen de hel los, het geweer werd verborgen. ‘s Avonds was er een soort vergadering. Ik zat tussen mijn vader en oudste broer, die toen 23 jaar was. Tegenover mij zat een broer van mijn vader en nog een tante met haar man. Wij woonden met 23 mensen in dat huis. Er werd een kaars opgestoken en iedereen kreeg een slok moekkefoek,  surrogaat-koffie. Ik moest een Onze Vader bidden. Na wat vermaningen van de volwassen over je mond houden en zo toen, kwam de rozenkrans tevoorschijn. Daar had ik een gruwelijke hekel aan.



Kasteel De Holtmühle, situatie in 1988 (website Rijksmonumenten)

Alsof ik voor de rechtbank stond, werd mij op het hart gedrukt met niemand te praten over de vond. Ik voelde me tegelijkertijd angstig en een grote vent. Ten slotte moest ik nog een oefening van berouw bidden. Ik kreeg te horen, dat ik alleen met Jezus hierover mocht praten. Waar het geweer gebleven is, weet ik niet zeker. Ik denk dat het in de kasteel gracht is toen ik in bed lag.  Al vlug erna ging het verhaal rond, dat het geweer van het verzet was geweest. De leden waren van de Patersweg in Belfeld gevlucht naar Tegelen. De grote mensen zullen wel ervan geweten hebben dan ik,  de vinder van het geweer vinder.

Ik ben mijn hele leven geïnteresseerd gebleven in geweren. Vele jaren later werd ik  scherpschutter. Mijn opleiding volgde in De Harskamp. 

Bedankt Sef Derkx voor de verhalen over vroeger in de krant. Hoewel de geschiedenis van de geëxecuteerde verzetsstrijders van de Patersweg wel heel triest was.

Monument aan de Patersweg in Belfeld (foto MeerWolff) 

Vriendelijke groet, Ger Stoffels

Van nul tot nu XL van woensdag 25 november 2020 - August Wendehorst van de trams

- door Albert Lamberts - 

Het graf van August Wendehorst en zijn echtgenote op de Algemene Begraafplaats in Venlo (foto Albert Lamberts).

Hij zou knappe dochters hebben gehad, zo werd telkens opgemerkt als de naam van August Wendehorst viel. Wendehorst, zeker geen doodgewone naam in deze streken, maar toch treft men op de Algemene Begraafplaats in Venlo enkele graven aan, waarin Wendehorst-telgen zijn bijgezet. Ook August Wendehorst en zijn tweede echtgenote Anna Maria.  Op hun graf vrij vooraan op het kerkhof staat een fraaie sculptuur, een piëta. Waren zijn dochters, halfzussen, want de oudste was geboren uit het huwelijk van August met de Venlose Petronella van Wylick, dan geziene dames, ook August Wendehorst zelf was in Venlo een gezien persoon. Hij, geboren in Viersen, was de man van de trams.

De halfzussen Johanna en Julia Wendehorst (foto J. Terhell Liège/met dank aan Piet Braem)


August Wendehorst in prachtig vastelaoves-kostuum (collectie Limburgs Museum)

Venlo was al eeuwenlang een stad van handel en transport. Dat had natuurlijk alles te maken met de ligging aan de Maas en aan – bescheiden – verbindingen over land. Venlo was ook lid van het machtige Hanze-verbond. Dit handelsverbond kende eminente leden als Hamburg en Lübeck en in Nederland bijvoorbeeld Deventer, Harderwijk en Kampen en in Limburg naast Venlo ook Roermond.  (Ik zal op het Hanze-verleden van Venlo later eens terug komen)

De waterweg, de Maas, lag er van nature, het wegenstelsel was uiteraard mensenwerk en sinds de tweede helft van de negentiende eeuw kreeg Venlo zijn aansluiting op het spoorwegnet. Maar liefst zes aansluitingen kwamen in Venlo samen. De eerste verbinding was met Maastricht, vanaf 1865. Volgende lijnen liepen naar onder andere Eindhoven en Nijmegen en van daaruit via andere aansluitingen naar de Randstad en  voorts kon men in Venlo instappen voor een tochtje naar Duitse steden tot zelfs in Hamburg toe. In Hamburg, jawel, daar had men der Venloer Bahnhof en in Venlo was er de Hamburgersingel, thans Deken van Oppensingel.

De vroegere Venloer Bahnhof in Hamburg. (Foto: uit Venlo Primeur, mei 1994)

Voor de kortere afstanden konden reislustigen vanaf 1888 gebruik maken van de tram. De eerste reed van Venlo over Tegelen naar Steyl. Nou ja, reed, is een groot woord in dit verband, want we hadden hier van doen met een paardentram; zoals de trekschuiten werden voortgetrokken door een paard, zo werden de dissels van de tramcoupé in het tuig van een paard gehangen.

In het maatschappelijk kapitaal voor dat tramlijntje van Venlo naar Steyl had ook ene August Wendehorst één aandeel van 250 gulden op een totale emissie van 140 aandelen.  Wendehorst had al van zich laten horen. Een niet nader met naam genoemde ambachtsman prees Wendehorst aan voor de gemeenteraad. In een advertentie voor de verkiezingen in 1895 deed hij een hartstochtelijke oproep: Aan Heeren Kiezers voor den Gemeenteraad te Venlo. Met het oog op de aanstaande verkiezing van den Gemeenteraad vermeen ik in het algemeen belang en bijzonder in dat van den handwerker te moeten wijzen op een man, die door zijnen ondernemingsgeest en werkkracht ten zeerste uitmunt. Deze man is Aug. Wendehorst. Hoeveel heeft deze Heer niet reeds gedaan voor den werkman in het bijzonder en tot de algemeene welvaart der stad Venlo.  

Advertentie waarin opgeroepen wordt op August Wendehorst te stemmen.

De anonieme inzender somt de verdiensten op: gebouwd een massa huizen en de oprichting eener stoomzagerij en schaverij, die dan wel was geliquideerd, maar toch velen loonend werk had verschaft. Door zoo iemand in den Gemeenteraad te kiezen, zoude de handwerkstand en het algemeen belang ten zeerste gebaat zijn en eventueele uitvoering van stadsbouwwerken gewis niet vertragen. Op 20 juli 1895 vermeldde het Venloosch Weekblad dat 28 Venlonaren op Wendehorst hadden gestemd.


Motortram voor het station Venlo, november 1910. Links staan  August Wendehorst en de halfzusjes (collectie Gemeentearchief Venlo)

Ik weet niet of Wendehorst ooit een raadszetel heeft mogen bezetten, maar de ondernemende Duitser verwierf in 1898 wel de pacht van de exploitatie van het tramlijntje Venlo-Tegelen-Steyl (VTS). Hij garandeerde de aandeelhouders een jaarlijks dividend van 4 tot 5 procent  en nam, toen hij een aantal jaren later eenmaal eigenaar was geworden, de modernisering voortvarend ter hand. Na de nodige inspanningen werd onder grote belangstelling  op 9 november 1910 de motortram feestelijk in gebruik genomen. Feestelijk? Jawel, behalve in Tegelen …

Hierover en over de trams in Venlo volgende week meer.

Reageren? Stuur Albert Lamberts een e-mail: albertlamberts@home.nl. 


De Halte XL van woensdag 25 november 2020 - Onheilsplek in Belfeld

 - door Sef Derkx - 

Monument voor geëxecuteerde verzetsstrijders aan de Patersweg, 2009 (foto MeerWolff)

Tekstbordje bij het oorlogsmonument, 2009 (Foto MeerWolff)

Arriva heeft ons naar de halte Patersweg in Belfeld gebracht. Op het spoor gezet door de Belfeldse zanger Arno Adams zijn we op weg naar het kruisbeeld, dat herinnert aan leden van het verzet die in 1944 door de bezetter zijn vermoord. De hardsteen van het kruis is afkomstig uit de verwoeste kerk van Belfeld. Het gedenkteken werd  op 5 mei 1946 onthuld. 

Verwoeste kerk van Belfeld, 1945 (van website 1Limburg) 

We lopen verder, naar de plaats delict verbonden met het monument. In het huis bij de spoorwegovergang woonden in de Tweede Wereldoorlog Jeu en Lies Janssen met hun kinderen. Het gezin had een onderduiker in huis, Rinus Pereira uit Den Haag. Op 30 augustus 1944 is Rinus in afwachting van de komst van leden van de Reuverse knokploeg. Die zijn onderweg met vlees voor onderduikers. Als het afgesproken tijdstip is verstreken, wordt Pereira ongerust en gaat buiten een kijkje nemen. Daar loopt hij noodlottigerwijze in de armen van een patrouille van de Arbeits Kontroll Dienst, die jacht maakt op jongens en mannen voor de Arbeitseinsatz in Duitsland. De AKD’ers vragen de onderduiker naar zijn papieren. Ze blijken niet in orde. Wanneer hij zegt in de kost te zijn bij de familie Janssen, sommeren ze hem mee te gaan naar dat adres.

Huis van de familie Janssen, 2009 (foto Meer Wolff)

Een vrachtrijder heeft in het voorbijrijden toevallig gezien dat Pereira is aangehouden. Hij waarschuwt Ben Verstappen en Bert Ummels van het Reuverse verzet. Verstappen fietst in ijltempo naar de Patersweg. Daar grijpt hij zijn pistool uit de fietstas. Het wapen ketst. De AKD’ers schieten, Verstappen is dodelijk getroffen. In zijn kleren wordt een lijst met namen aangetroffen. Bert Ummels die even later ter plekke komt, wordt gearresteerd. Samen met Pereira wordt hij overgebracht naar de Blerickse kazerne. Als iedereen vertrokken is, gaat Lies Janssen op zoek naar haar man. Gelukkig vindt ze hem, Jeu verstopt zich. Vanuit zijn schuilplek kan hij de omgeving van zijn huis in de gaten houden. ‘s Avonds stopt een Duitse auto op de Patersweg met Pereira en Bert Ummels. Janssen kruipt verder weg achter een duiker over een beek. Plots hoort hij schoten, ijselijk gegil en opnieuw schoten. Pereira en Ummels zijn standrechterlijk doodgeschoten. Niet ver van deze onheilsplek vindt op 8 oktober 1944 opnieuw een liquidatie plaats. Het slachtoffer is de 23-jarige Henk Gommans uit Beesel. Hij is de dag tevoren gearresteerd, omdat zijn naam voorkomt op de lijst, gevonden op Ben Verstappen. Het kruis herinnert ons aan mensen, die de moed hadden in verzet te komen tegen barbarij. 

Schuilkelder bij het huis van de familie Janssen, 2009 (foto MeerWolff) 

Op de website Historie Venlo - Dodenboek staan de foto's van deze slachtoffers van de naziterreur.

Ben Verstappen


Rinus Pereira

Bert Ummels

Henk Gommans

Reageren? Stuur Sef Derkx een e-mail: floddergats@xs4all.nl.




 
 

 

 

 

 

 

zaterdag 21 november 2020

De Halte XL van woensdag 18 november 2020 - Op Steyl

- door Sef Derkx - 

Een bezoek aan het Wereldpaviljoen begint in een heuse Fokker (collectie Wereldpaviljoen)

We zijn uit de bus gestapt op Steyl. Voor de goede orde, inwoners van het kloosterdorp zeggen ‘op’, de rest van de wereld ‘in’. Op Steyl dus. Ons plan om het Wereldpaviljoen te bezoeken gaat niet door. De reden is natuurlijk corona - hét beladen woord van het jaar 2020. Het is jammer, want het Wereldpaviljoen heeft onze sympathie. Voor de ingang staat een heuse Fokker, waarmee je als passagier virtueel naar Nicaragua en Ghana vliegt. Na aankomst ga je langs de douane, waar je paspoort wordt afgestempeld. Vervolgens onderga je de sfeer van beide landen in zogenaamde inleefateliers. Het is een leerrijke en leuke ervaring, vooral als je die deelt met enthousiaste kinderen. Van harte aanbevolen, oppasopa’s en -oma’s die dit lezen. 


Sfeerimpressies Wereldpaviljoen (collectie Wereldpaviljoen)

In het pand van het Wereldpaviljoen was vanaf 1894 tot 2004 de drukkerij en boekbinderij van het Missiehuis Sint-Michael gevestigd. De missionarissen van Steyl behoren tot de congregatie van het Goddelijke Woord. Dat speciale woord werd via tijdschriften in duizelingwekkende oplages over de wereld verspreid. De Missiedrukkerij was een groot bedrijf en zijn tijd vooruit. Een voorbeeld. In 1900 bezocht een delegatie van de kloosterlingen de Wereldtentoonstelling in Parijs. Daar stond het nieuwste van het nieuwste op het gebied van drukken: een vijfkleuren rotatiepers. Een jaar later draaide deze op volle toeren op Steyl.

Prentbriefkaart met luchtfoto van Steyl, het gebouw links met de sheddaken is de kloosterdrukkerij, 1925 (met dank aan Henk Croonen en Math Aerts)

In de Tweede Wereldoorlog werd de rotatiepers door de bezetter in elf grote transporten naar Liberec in Tsjechië overgebracht. Omdat ter plaatse de specifieke kennis ontbrak, heeft de pers er nooit gewerkt. In 1948 keerde hij terug in de Missiedrukkerij. Het personeel was een mix van religieuzen en leken. In de afdeling boekbinderij werkten de missiezusters van Steyl, de zogenaamde blauwe zusters. 

Kloosterdrukkerij eind negentiende eeuw (collectie Gemeentearchief Venlo)

We ontmoeten beeldend kunstenaar Pii Daenen. Hij woont tegenover de voormalige Missiedrukkerij, waar hij begin jaren zeventig in dienst was. Daenen denkt met plezier terug aan die tijd: ‘In de Missiedrukkerij was het nooit hectisch. Er waren natuurlijk planningen, maar in tegenstelling tot in andere drukkerijen werd het personeel niet opgejaagd. Ik werkte in de zetterij.’ De werknemers hadden een opvallend privilege, waarvan collega’s elders alleen maar konden dromen. Daenen: ‘Op vrijdagmiddag rond een uur of vier mocht iedereen, die er zin in had, gratis een duik nemen in het binnenbad van het klooster. Het lag pal naast de zetterij.’ 

Het zwembad van de paters en broeders van Steyl, 1976 (foto Heinz Helf SVD) 

Reageren? Stuur Sef Derkx een e-mail: floddergats@xs4all.nl.


      



Burgemeester Bernard Berger had ook wat uit te leggen (3)

- Gerrit van der Vorst - 

Al weer weken geleden is op de Floddergatsblog uiteengezet dat het Venlose gemeentebestuur onder leiding van burgemeester Berger meewerkte aan de jodenvervolging door de bezetter. Nou gold dat voor verreweg de meeste Nederlandse gemeentebesturen en burgemeesters. Uitzonderingen als bijvoorbeeld burgemeester Van Walsum van Zwolle waren er maar bar weinig. Van Walsum weigerde tot twee keer toe om inzage te geven in het bevolkingsregister van Zwolle, omdat hij – terecht – vreesde voor mogelijke consequenties voor zijn joodse inwoners. Hij werd gearresteerd, maar op 26 juni 1940 vrijgelaten en meteen ontslagen. Veel navolging kreeg hij niet.

Burgemeester Arnoldus van Walsum moest na de bevrijding zelfs voor een zuiveringscomissie verschijnen, omdat hij in mei 1940 de vlucht van koningin Wilhelmina en de regering naar Engeland voor de radio zwaar had bekritiseerd. Zijn functie kreeg hij niet terug (met dank aan Sander van Walsum).

Vanaf december 1940 moest op alle joodse winkels in Venlo een bordje komen, dat leden van de Duitse Wehrmacht daar niet mochten kopen. De Ortskommandant klaagde op 9 december dat niet alle bordjes voldoende in het zicht hingen. Burgemeester Berger gaf Gemeentewerken opdracht om ten spoedigste de bordjes beter op te hangen en liet op 19 december beleefd aan de Ortskommandant weten dat het geregeld was. De markering van de joodse winkels werkte als een rode lap op de stier – de NSB-knokploeg (de WA) – want vervolgens moesten de ruiten van joodse winkels er aan geloven.

De latere ‘Schrik van Venlo’ Johan Berendsen was commandant van de Venlose NSB-knokploeg. Onder zijn leiding sneuvelde menige ‘joodse’ ruit.

Maar dat was niets vergeleken bij het karretje waarvoor burgemeester Berger zich in februari 1941 liet spannen. De bezetter wilde de registratie van joodse inwoners afdwingen. Er waren burgemeesters die in de oproep schreven dat het om een eis van de bezetter ging. De formele Bernard Berger nam de oproep geheel voor eigen rekening, zonder enige verwijzing. Op 15 februari 1941 verscheen in de Nieuwe Venlosche Courant een advertentie, waarin de burgemeester zijn ‘goede burgers’ van weleer dreigde met maximaal 5 jaar gevangenisstraf als ze zich niet op hun eigen kosten (1 gulden) bij hem lieten registreren.

Advertentie in de Nieuwe Venlosche Courant van 15 februari 1941 (www.delpher.nl), waarin het leek of de maatregel geheel afkomstig was van burgemeester Berger.

Advertentie in De Zeister Courant van 8 februari 1941, waarmee de burgemeester van Zeist verwees naar een Duitse verordening (www.geheugenvanzeist.nl).

Het was een fatale maatregel. Na die dwangregistratie hadden de Duitsers de joodse inwoners van Nederland in een ijzeren greep. Deze advertentie had burgemeester Berger na de bevrijding beslist uit moeten leggen. Berger had vervolgens de bewijzen van aanmelding getekend.

De voorzijde van een door burgemeester Berger persoonlijk getekend bewijs van aanmelding (privécollectie).

Zelfs in de periode na zijn ontslag, medio augustus 1941, tot zijn laatste werkdag, 20 september 1941 – toen hij zich niet meer hoefde te haasten als het ging om de uitvoering van anti-joodse maatregelen – voldeed Bernard Berger stipt aan de eisen van de bezetter.

Op woensdag 27 augustus 1941 kregen de lokale scholen van het Venlose gemeentebestuur te horen dat hun joodse leerlingen vanaf 1 september van school moesten. In zijn nevenfunctie van voorzitter van de Vereniging tot bevordering van het Ambachtsonderwijs in Limburg liet Berger als eerste schoolbestuurder – aan zichzelf als vertrekkend burgemeester! – weten dat de twee joodse leerlingen van de Venlose Ambachtsschool verwijderd waren.

Max Biegeleisen (Keulen, 6 september 1925 – Midden-Europa, 30 april 1943) uit de Heutzstraat, bereikte de leeftijd van 17 jaar.

Raphael Hermann Biegeleisen (Keulen, 23 maart 1924 – Midden-Europa, 30 april 1943) uit de Heutzstraat, bereikte de leeftijd van 19 jaar.

En op zijn allerlaatste werkdag (20 september 1941) had Bernard Berger zich al helemaal niet meer uit hoeven sloven, maar een van zijn laatste acties was de verzending van een complete Venlose opgave van verwijderde joodse leerlingen. Daarbij maakte hij ook gewag van een principieel protest van de protestantse School met de Bijbel, dat de school natuurlijk had kunnen opbreken.

De school met de Bijbel, jaren zestig.

Tijdens de rest van de bezettingstijd hielden Bernard Berger en enkele andere prominenten zich bezig met de berichtgeving door de Nieuwe Venlosche Courant. De gelijkgeschakelde dagbladen verkeerden in een onmogelijke positie, want het nieuws werd ze door de bezetter opgedrongen. Na de bevrijding stelde Berger echter dat krantenberichten door hem en anderen zo geredigeerd werden, dat de burger het tussen de regels door wel zou begrijpen. Hoe dat dan zat met de fel antisemitische berichten in de krant kwam niet ter sprake.

Op 13 augustus 1942 publiceerde de Nieuwe Venlose Courant bijvoorbeeld een fel antisemitisch artikel van Henry Ford, ‘De internationale jood’ (www.delpher.nl).

Dat Bernard Berger met veel andere Limburgse burgemeesters in 1941 zijn ontslag had ingediend, was te wijten aan onhandigheid van de commissaris voor de provincie Limburg. Zelfs de bezetter was niet gesticht van de wijze waarop Graaf de Marchant et d’Ansembourg de verordening 152/1941 had uitgelegd. Die verordening betrof de invoering van het leidersprincipe voor provinciaal en plaatselijk bestuur. Volgens ’t Gröafke zouden burgemeesters nauw met de lokale NSB-leiders moeten samenwerken. Samenwerking met het lokale NSB-plebs was voor een (rooms-katholieke) heer als Berger twee bruggen te ver geweest. De in sociaal opzicht meer ‘streetwise’ Zanders meende de problemen in de praktijk zo veel mogelijk te kunnen omzeilen. Net zo min als Bergers opstappen als een verzetsdaad kon worden aangemerkt, was het ‘handig’ dat Zanders de vacature ging bezetten. 

Bernard Berger werd na de bevrijding geëerd als een verzetsheld. Hem werden geen lastige vragen gesteld over de medewerking aan de bouw van Fliegerhorst en aan de jodenvervolging. Hij werd meteen beschouwd als 100 procent ‘zuiver’ en hoefde geen enkele verantwoording af te leggen. Mede door zijn inbreng bij de wederopbouw van Venlo werd hij onder meer geëerd met een park.

Het Burgemeester Berger-park.

Het Burgemeester Berger-park.

Daarentegen werd Jo Zanders na de bevrijding hard aangepakt en diep vernederd. Het verschil met Bernard Berger was wel erg groot. Laatstgenoemde liet ook nog de periode-Zanders bij zijn dienstjaren tellen. De oorlogsgeschiedenis van Venlo verdient alsnog een genuanceerde analyse van de burgemeesterskwestie.

Wordt vervolgd.

Reageren? Stuur Gerrit van der Vorst een e-mail: gp.vandervorst@xs4all.nl. 

donderdag 19 november 2020

Van nul tot nu van woensdag 18 november 20202 - Burgemeester Van Rijn een milieu-profeet

- door Albert Lamberts -  

Burgemeester Van Rijn bij zijn aftreden in 1921 (foto uit boek over H.B.J. van Rijn).

Venlo: een der gelukkigste steden van Nederland. Zo citeerde het toenmalige Dagblad voor Noord-Limburg bijna vijftig jaar geleden in levensgrote letters de toen reeds vijftig jaar eerder overleden burgemeester H.B.J. van Rijn. De uitspraak was overgenomen uit het boek H.B.J. van Rijn, Burgemeester van Venlo, Pionier der milieuhygiëne door Dr. C. van den Berg. Ik heb het betreffende boek uit 1971 er nog eens bij gepakt. Dat Venlo rond 1900 een der gelukkigste steden van Nederland vond ik nou niet direct bevestigd, maar mij trof opnieuw hoe die burgemeester Van Rijn, van huis uit apotheker, een zeer vooruitziende blik op het milieu had.

Milieu, CO2, vervuiling, fossiele energie, ze staan allemaal anno 2020 stevig ter discussie. Het Zweedse meisje Greta Thunberg, maar ook ‘onze eigen’ Eurocommissaris Frans Timmermans hebben de discussie over milieu fors aangezwengeld, maar al zo’n 125 jaar geleden riep Van Rijn, toen nog wethouder, dat we de lucht schoon moesten houden. Van Rijn werd vereerd en verguisd. Toen hij in 1921 na 21 jaar burgemeesterschap op 80-jarige leeftijd zijn ambtsketen definitief opborg was Venlo een andere stad dan die hij bij aanvaarding van het ambt had aangetroffen. Beter dan de raad, die in een wat mokkende sfeer de oude kapitein  van boord liet gaan, begreep dokter V. Dubois wat Venlo aan Van Rijn verschuldigd was. En niet voor niets kreeg hij uiteindelijk in het Wilhelminapark een gedenkteken in de vorm van een fontein. De krant schreef, dat deze hommage hem alleszins toekwam, want hij had bij zijn komst in Venlo een ware Augiasstal aangetroffen. De enge steegjes, de open riolen, de belabberde huisvesting van veel huishoudens en de ronduit bedroevende, algemeen heersende hygiënische omstandigheden, ze waren Van Rijn als hygiënist pur sang een doorn in het oog. Het hoge sterftecijfer, vooral onder pasgeborenen was vooral een gevolg van de slechte hygiëne en dito huisvesting. Een ijzingwekkend cijfer: aan het einde van de negentiende eeuw bereikte naast de vijf procent dood geborenen ook nog eens bijna twintig (!) procent van de baby’s niet de één jaar. Van Rijn zag het als zijn primaire taak daar rigoureus verbetering in aan  te brengen en hij pakte, samen met de plaatselijke woningcorporatie, stevig door bij die sanering.

Hermanus Bernardus Jacobus van Rijn (26 juli 1841 – 26 januari 1928) had een grondige studie gemaakt van de wetenschappelijk ontwikkelde gezondheidsleer, dus hij wist waar hij over sprak. Als raadslid, als wethouder, als burgemeester en als voorzitter van de Gezondheidscommissie liet Van Rijn geen moment voorbijgaan om hygiëne en schone lucht aan te prijzen. In een van zijn geschriften kon hij later getuigen: Venlo heeft ook geen fabrieken, die het personeel het bij avond wandelen in de hoofdstraat hinderen en de moraliteit verlagen of door verbrandingsproducten door schoorstenen afgevoerd de lucht bederven en de omgeving hinderen. 

Van Rijn hekelde de slechte hygiënische omstandigheden, zoals de bedompte, enge steegjes waar het zonlicht de grond niet kon bereiken (foto Albert Lamberts). 

Zo men ziet, aldus vervolgt de journalist, verschillende van zijn opvattingen zijn ook nu nog geldig en nog niet eens zo lang geleden gemeengoed geworden. Van Rijn is in Nederland een der eersten geweest, die de grote betekenis van het milieu in de ruimste zin des woords voor de gezondheid van de mens heeft onderkend.  

Niet enkel lof overigens, want Van Rijn werd ook verguisd, vooral in Blerick wegens zijn plannen om Blerick te annexeren. Maar ook in de Venlose raad was men uiteindelijk niet zo gediend van Van Rijns autoritaire wijze van besturen. Een wat gebelgde Van Rijn trad terug.

Tot slot enkele wijsheden van Van Rijn. Lees maar mee: De beste geneesmiddelen – water en lucht – zijn het ruimst in het heelal verspreid en werken nooit schadelijk. En: Waarom brengt men meer levens voort dan levensmiddelen? Een andere zeer aansprekende wijsheid: Je moet nooit teveel dingen uit mijn apotheek slikken, je kunt beter een pot Beiers bier drinken.

O ja, waarom was Venlo dan wel een der gelukkigste steden van Nederland? Van Rijn: Geen socialistische woelingen en schone lucht.

Reageren ? Stuur een e-mail naar Albert Lamberts: albertlamberts@home.nl 

Sinterklaas bracht in 1945 cadeautjes van Goudse kinderen naar Venlo

- door Sef Derkx -

Sinterklaas is aangekomen in Venlo (beeld Omroep Venlo)

Het is de mooiste periode van het jaar. Nu Sinterklaas toch nog coronaproof aangekomen is in Nederland en ook in onze gemeente, stijgt de stemming. Voor gelovige kinderen, die geen notie hebben van de pietendiscussie onder volwassenen, is het een feest. Overigens is het een hele verademing om te zien hoe onbeschroomd en speels tegenwoordig de meesten omgaan met Sinterklaas en de Pieten. Ik weet het uit eigen ervaring als Sint in het Limburgs Museum. Ze geven handjes en praten honderduit. 

Prentenboek uit 1850, de stoute kinderen rechts rennen met doodsangst in de ogen weg (particuliere collectie)

Dat was vroeger anders. In de jaren vijftig was Sinterklaas een afstandelijk man, een mopperkont. De naam Goedheiligman was een gotspe. Zijn knechten, zo werden ze nog genoemd, waren regelrechte boemannen. Ze hadden een marteltuig bij zich: de roe. Het kon nog veel en veel erger. Wie echt stout was geweest, werd door de Pieten in de zak meegenomen naar Spanje, alwaar het jonge leven eindigde als stukje zeep. Nieuwsgierig als ik was, vroeg ik aan mijn moeder of de zeep van het merk Cadum uit die gevreesde zeepfabriek van Sinterklaas kwam. Die hadden we namelijk thuis. Nee, vertelde ze, maar Majazeep wel. De zeep zat verpakt in een wikkel waarop een flamencodanseres stond afgebeeld en dat was de nationale dans in Spanje. En waar woonde Sinterklaas als hij niet in Nederland verbleef?

 

Mayazeep (foto van internet)

Kees Tabbers als Sinterklaas (foto familie Tabbers)

De nostalgische foto van Sinterklaas en de kinderen komt uit de verzameling van de familie Tabbers. Het is een opname uit 1951. We zien van links naar rechts Francien van Mosseveld, haar broertje Leo, daarnaast Sinterklaas en tot slot Cas van Mosseveld, die naar een oude familietraditie Cep genoemd wordt. Ze kijken samen in een prentenboek. Maar Leo, de benjamin, heeft meer aandacht voor de fotograaf. De Goedheiligman in kwestie is de legendarische Kees Tabbers.

Sinterklaas leest de krant (foto familie Tabbers)

‘Tabbers van de Atlas’ voor de kenners. Atlas? Ja, Atlas was de winkel in levensmiddelen die Kees Tabbers had.  Niet lang na de oorlog werd Tabbers de officiële Sinterklaas van Venlo. De rol was hem op het lijf geschreven was. Nee sterker nog, Kees speelde geen Sinterklaas, hij was het. Geen jongen of meisje uit Venlo die daaraan heeft getwijfeld, En dat bijna een kwart eeuw lang. Hij was in touw van ’s morgens vroeg tot na kinderbedtijd en had de gave om precies aan te voelen welk facet van het Sinterklaas-zijn het beste paste bij het gezelschap waar hij op bezoek was. Zijn zoons gingen vaak als Zwarte Piet mee in het gevolg. Sinterklaas was een van familiebedrijf, zogezegd .

Kees Tabbers (foto familie Tabbers)

Kees Tabbers was de eerste Venlose Sinterklaas die in 1954 op bezoek ging naar Uerdingen. In de vroege jaren vijftig, met nog de naweeën van de oorlog voelbaar, was het bezoek van het Venlose gezelschap en natuurlijk ook de hartelijke ontvangst daar een ontroerend gebaar van verzoening.

Groot Gouda, 26 november 1945 (gevonden via ww.delpher.nl)

Limburgs Dagsblad, 5 december 1945 (gevonden via www.delpher.nl)

Tot slot terug naar het bevrijdingsjaar 1945. Hoe werd Sinterklaas beleefd in het zwaar geteisterde Venlo en Blerick? Natuurlijk gunden ouders hun kinderen het feestje. Zeker omdat het jaar tevoren, in de directe nasleep van de bevrijding van Blerick, Sinterklaas niet gevierd had kunnen worden. Gouda schoot te hulp. De plaatselijke verkennerij haalde overal speelgoed op. Ruim zesduizend stuks, van knikkers tot complete speelgoedhuizen, werden ingezameld. Begin december 1945 werden ze in twee vrachtauto’s overgebracht en kon Sinterklaas langs de Venlose en Blerickse huizen gaan. Voor zover die er nog stonden uiteraard.  

Groot Gouda, 12 december 1945 (gevonden via ww.delpher.nl)
 

Reageren? Stuur een e-mail naar Sef Derkx: floddergats@xs4all.nl.

Sinterklaas in het bevrijdingsjaar is een van de vele, interessante onderwerpen in de voorstelling Venlo en Blerick na de bevrijding, 1945-1946, die we de volgende week in CityCinema verzorgen. Informatie: www.citycinema.nl.        

donderdag 12 november 2020

Van nul tot nu XL van woensdag 11 november 2020 - Waas ut maar Vastelaovend in de zomer

- door Albert Lamberts -  

Elf maol elf, ut sprik vanzelf, dao kump eine joeksigen tiëd, (Elf maal elf, het spreekt voor zich, er komt een vrolijke tijd) zo is de titel van een bekend carnavalsliedje en zo begon Vors Joeccius XI Sef Hendrikx in 1963 zijn voorwoordje in een jubileumuitgave van Vastelaovesgezelschap Jocus wegens zijn 11 maal 11-jarig bestaan.  Met dat liedje, zo schrijft de Vorst - leraar Engels aan de Rijks-HBS en getooid met de bijnaam de Kiep (wel grappig in relatie tot de Jocushaan, trouwens) -  werd in 1936 het ontwaken van Jocus ingeluid. Niej laeve ingeblaoze, zo schreef Hendrikx.  

Omslag boekje met tekst en muziek van 'Elf van Elf' (collectie Sef Derkx)

Jocus-Vors Sef Hendrikx was van 1958 tot 1975 voorzitter van het vastelaovesgezelschap  (foto website Omroep Venlo)

Niej laeve? Jazeker. De Jocushaan vergat menig maal te kraaien, bleef best wel wat jaren op stok, maar hij bleef in leven. Hij moest kennelijk even op adem komen en een enkele maal verhinderden externe omstandigheden, dat hij buiten zijn ren luidkeels van zich liet horen.  Het zou zomaar kunnen, dat zijn gekraai vanaf vandaag, de elfde van de elfde, voorlopig ook niet zo hard zal doorklinken, omdat er zo’n rottig minuscuul virusje op de loer ligt en vastelaovendminnend Venlo in de ren houdt.

Even terug naar het voorwoord van Hendrikx: We hebbe groëte en bleujende tiëdvakke belaef, we hebbe periodes gehad, wao-in Jocus sleep en d’n haan naor ut scheen op retraite waas. Maar ik geluif neet, det d’r wörkelik enne tiëd gewaes is, wao-op de idee van Vastelaovend ech doëd en begrave waar.  Aha, daar hebben we het: carnaval is – om het maar eens plastisch uit te drukken – absoluut niet kapot te krijgen. Dat zit ingebakken.

Nu zijn er natuurlijk al vaker noodgrepen toegepast om uitgestelde carnavalsactiviteiten te laten doorgaan, bijvoorbeeld op halfvastenzondag de optocht te laten trekken (zoals in 1969), maar de vooruitzichten op die mogelijkheid zijn nu niet overdreven goed te noemen.

Carnaval dan toch maar in de zomer? Nee, wordt vanaf de zijlijn geroepen. Carnaval hoort op de drie dagen, direct voorafgaand aan de vastentijd. Nou moeten we toch met zijn allen eerlijk toegeven, dat de vasten fors aan beleving heeft ingeboet, en we moeten ook durven erkennen, dat het feest ook voor de niet-christenen op de kalender staat en die hebben geen boodschap aan de christelijke vasten. Dus dan toch kansen voor carnaval in de zomer? Niet voor het eerst duikt die suggestie op.

Refrein van het lied Vastelaovend in de zomer (archief Albert Lamberts)

Daar gaat zelfs een liedje over, een onbekend carnavalsliedje.  De schrijver van de tekst meldde zich op de Blauwe Zaterdag in 2009 in prachtig Venetiaans blauw kostuum bij mij aan de deur. Luc Smeets (1952), toen speciaal voor carnaval overgekomen uit Tours, waar hij woonde, herinnerde zich zijn liedje nog goed. Getiteld: Vastelaovend in de zomer. Smeets had het eens met een kennis gehad over vastelaovend. Dat zou toch eigenlijk in de zomer moeten worden gevierd. Geen ijs, geen sneeuw, geen kou. Ik had de tekst zo klaar en mijn tante Jo stelde voor Glenn Corneille te vragen voor de muziek. 

Dat gebeurde dus ook. Glenn (tragisch verongelukt in 2005) schreef de muziek en het arrangement, maar het lied is eigenlijk nooit ‘van de tekentafel’ gekomen. Later herinnerde José Kaufmann-Bots (haar man René had met Glenn indertijd een Braziliaans bandje Alma do Brasil) zich ook nog, dat Glenn Corneille razend enthousiast was over een zomerse vastelaovend, waarvoor René zich stevig inzette. Zoiets als Braziliaans carnaval?

Het is er (nog) niet van gekomen.

En het liedje?

Couplet 1:

Hiél dök is vastelaovend in ozelige tiéd.

Waat wilse, ut is winter, dus ut raegent of ut sniét.

Weej hebbe allemaol toch zônne haekel aan de kelt

Wae haet oeits bedach det vastelaovend zoé vruug velt?

Couplet 2:

Ik druimde gisternach det ik ut heit had aan den tap.

Ik stond daor in mien korte bôks en ging haos van de wap.

Maar toen ik wakker woord zoog ik ut iés staon op de raam.

Morge waer ik Tarzan met ein winterjeske aan.

Uit het voorwoord van Hendrikx: Maar aeve good dinke we veuroet, nao wat môt kômme en waat we zulle gaon doon. Tja, woorden uit 1963, maar ze zouden ook op 2021 van toepassing kunnen zijn. Dan toch Vastelaovend in de zomer?

Reageren? Stuur Albert Lamberts een e-mail: albertlamberts@home.nl.