maandag 7 augustus 2023

Herman Steijlen, een avontuurlijk schrijver

 - door Adri Gorissen/foto's collectie auteur

Vóór alles is de Blerickse journalist en schrijver Herman Steijlen (1910-1944) een avonturier. Lees maar hoe twee van zijn vrienden hem kenschetsen.

Oud-Vrij Nederland hoofdredacteur Mathieu Smedts (1913-1996) noemt hem in zijn memoires een eeuwige optimist. Smedts is in de jaren net voor de Tweede Wereldoorlog enige tijd bevriend met de Blerickenaar, een man die volgens hem “vele jongensboeken had geschreven, waarvan hij er soms een verkocht voor 250 gulden”. Met zoveel geld op zak is Steijlen dan altijd enige tijd weg, herinnert de voormalige journalist zich. “Hij wilde steeds naar de Griekse eilanden om konijnen te fokken, wat hem naar zijn diepe overtuiging een behoorlijk fortuin zou opleveren. Hij kwam echter nooit verder dan Luik en kwam dan wel met een nieuw boek, maar even berooid als anders terug.”

Zijn beste vriend, de eveneens uit Blerick afkomstige journalist Mathieu Berden (1909-1986), beschrijft hem op soortgelijke wijze. Eens per jaar overvalt Steijlen een niet te stillen onrust, weet hij, en dan moet hij weg, ver weg. Berden gaat dan vaak mee, want ook hij heeft last van die ongedurigheid. Meestal neemt zijn vriend hem dan op sleeptouw, want hij “is zeer sterk in het maken van fantastische plannen. Dat overvalt hem plotseling als een zonnesteek en ik heb steeds maar heel weinig nodig om mij tot de uitvoering van zulk een plan te laten overhalen”. Het zijn plannen die “ieder nuchter mensch krankzinnig zou hebben gevonden”, maar die in de meeste gevallen gewoon slagen.

Zelf schrijft Steijlen aan de vooravond van een fietstocht naar Rusland op 11 april 1934 in de Nieuwe Venlosche Courant over een mysterieuze macht die hem in de greep heeft: ‘Zijne majesteit de Zwerflust’. Aan die zwerflust is een belangrijk part van zijn oeuvre te danken. Het bestaat uit tien toneelstukken, drie kinderboeken, drie lange in krantenafleveringen gepubliceerde reisreportages, een revue en een aantal in tijdschriften geplaatste (reis-)verhalen.


Die productie komt tot stand tussen 1930 en 1940, het decennium waarin de avonturier Steijlen een groot deel van Europa, Noord-Afrika en het Midden-Oosten doorkruist. Zonder twijfel zijn de reisreportages het interessantste en belangrijkste deel ervan, want daarin laat hij zich het meest kennen. Niet alleen als journalist of schrijver, maar ook als romanticus en vrijheidszoeker.

Herman Steijlen wordt op 7 augustus 1910 in Blerick geboren en bezoekt daar de lagere school. Op het Venlose Sint-Thomascollege behaalt hij zijn gymnasiumdiploma en aansluitend doorloopt hij de kweekschool in Blerick. Hij staat vervolgens enkele jaren voor de klas in de Blerickse Sint-Lambertusschool en is er erg geliefd bij zijn leerlingen, die hem de ‘vertelmeester’ noemen. Zijn vaak lange afwezigheid vanwege zijn reizen maakt echter dat hij moet stoppen als leerkracht. Gezien zijn onrust zal hij dat niet erg hebben gevonden.

Reisjournalist

Het avontuur trekt Herman Steijlen al vroeg. In oktober 1932, hij is dan 22 jaar oud, begint hij aan zijn eerste grote reportagereis, die hem in Zuid-Europa, Noord-Afrika en Palestina brengt. De Roermondse krant De Nieuwe Koerier drukt zijn verslagen af. Op de een of andere manier heeft hij de redactie, die hem bij de lezers als ‘jongschrijver’ introduceert, weten te overtuigen van zijn schrijfcapaciteiten. Zijn Langs blinde wegen getitelde reportageserie staat tussen begin december 1932 en begin januari 1934 in het Midden-Limburgse blad.

Hij gaat overigens niet alleen op reis. Op maandag 31 oktober 1932 trekt hij samen met de Nijmeegse fotograaf Frits Otto en de eveneens uit Nijmegen afkomstige reiziger Robert Nanning per fiets de wereld in. Het einddoel van hun in Venlo begonnen tocht is Palestina. Voorspoedig gaat de reis niet, want bij de Oostenrijkse grens moeten ze vanwege torenhoge invoerrechten hun fietsen laten staan. Vervolgens ontstaat geldgebrek omdat de uit Nederland opgestuurde geldwissels nergens aankomen. Zijn medepassagiers haken dan één voor één af en Steijlen moet vanaf Rome alleen verder.

Het in zijn uppie en zonder geld reizen, lijkt hem niet te deren. Met karweitjes verdient hij de kost en trekt zo steeds verder. Via Sicilië en Libië belandt hij in Egypte. Zijn chronisch geldgebrek zorgt ervoor dat hij vooral met arme sloebers optrekt. Dat is terug te lezen in zijn reisverslagen, want daarin staat maar weinig over toeristische attracties en des te meer over de onderkant van de samenleving in de plaatsen die hij aandoet. Hij schrijft vooral over wat hij zelf meemaakt als zwerver, want daarin is de reiziger inmiddels verandert. Voor de lezer is dat ook veel interessanter. Zijn ietwat terloopse en ironische schrijfstijl, met veel humor en zelfspot, past daar goed bij. Eind maart 1933 bereikt Herman Steijlen Palestina, vanwaar hij in april terugreist naar Nederland.

Eenmaal thuis in Blerick krijgt de reiskoorts hem al snel weer te pakken. In april 1934 vertrekt hij opnieuw voor een lange reis. Dit keer wil hij samen met zijn broer Cor per fiets naar Rusland. Ondanks dat het communistische land hun de inreispapieren heeft geweigerd. Hij belicht zijn avonturen nu zowel in De Nieuwe Koerier als in de Nieuwe Venlosche Courant, het Overijsselsch Dagblad en de Nieuwe Tilburgsche Courant. Aanvankelijk gaat de reis ditmaal voorspoedig. Pas in Joegoslavië beginnen de moeilijkheden met andermaal niet aankomende geldwissels en torenhoge invoerrechten voor de fietsen. Er is maar één oplossing: broer Cor moet naar huis.

Opnieuw gaat Herman alleen verder en beleeft weer fraaie avonturen. Zo raakt hij in het plaatsje Nisch verzeild in een twistgesprek over Servische kunst en de politieke verhoudingen in de dan nog jonge staat Joegoslavië. Met als gevolg dat hij in de cel belandt en hem een gevangenisstraf van zes maanden wacht. Na enkele dagen wordt de straf hem kwijtgescholden, als hij het land maar zo snel mogelijk verlaat. Hij wil niks liever. Ondanks alle moeilijkheden meldt hij zijn familie dat hij het mooiste baantje heeft dat er te vinden is: zwerver. Dat hij Rusland niet bereikt, maakt hem maar weinig uit.

De derde grote reis begint op 29 juni 1937. Samen met zijn beste vriend, de eveneens uit Blerick afkomstige journalist Mathieu Berden (1909-1986), vertrekt hij die dag vanaf het bedrijfsgebouw van de Venlose rijwiel- en motorfietsfabriek Jac. Franssen & Zoon naar Libië. De foto hieronder werd die dag gemaakt.

Ze maken de tocht op door de firma ter beschikking gestelde motorfietsen. Beiden schrijven ze over de reis. Berden in de Nieuwe Venlosche Courant en Steijlen in de Nieuwe Koerier en de Nieuwe Tilburgsche Courant.

Het mooiste avontuur dat ze beleven is de mislukte poging om met de motorfietsen de woestijn van Libië in te rijden. Ze doen dat gewoon als de autoriteiten hen daar geen toestemming voor geven. Al gauw ontdekken ze waarom ze niet mogen gaan. Vijftig kilometer buiten Tripoli lijkt het landschap in brand te staan, maar worden ze gered door een oase. Als ze weer verder rijden, komen ze in een zandstorm terecht waaruit ze door de woestijnpolitie worden gered. Terug in Tripoli geven ze niet op, ze reizen nu met een vrachtauto de woestijn in en bereiken uiteindelijk de Toearegstad Ghat. Vandaar gaat het richting huis, waar ze op 15 december 1937 aankomen.

Mathieu Berden schrijft later het boek Journaal van een woestijnreiziger (1943) over hun tocht. Van Herman Steijlens fraaie stukken daarover zou een boekbundeling ook best mooi zijn geweest. Daar is het nooit van gekomen, net zoals de verslagen van zijn andere tochten nooit in boekvorm zijn samengebracht. Jammer, want het zijn avontuurlijke, vermakelijke en boeiende reisverslagen.

Jeugdboekenschrijver

Een man als Herman Steijlen, zo veel is nu wel duidelijk, kan geen andere dan avonturenboeken schrijven. Vreemd genoeg spelen de avonturen die hij bedenkt niet in de landen die hij heeft bezocht, maar in nog exotischer oorden. Er zijn drie jeugdboeken van hem bekend: Het testament van Schreiend Hart (uit 1937), In het witte land (1939) en Tijgerhaai (1948, postuum). Het eerste is in China gesitueerd, het tweede en derde in het hoge noorden van Amerika bij de Eskimo’s en indianen.

Mogelijk heeft hij nog meer jeugdboeken geschreven, want Mathieu Smedts wijst er in zijn memoires op dat Herman in 1937 al enkele titels op zijn naam heeft staan. Er is echter geen roman van hem van voor die tijd te vinden, wellicht gaat het om onuitgegeven manuscripten. Het testament van Schreiend Hart is, zo mogen we wel aannemen zijn eerste gepubliceerde boek.

Wat de drie jeugdboeken gemeen hebben, is dat het echte avonturenromans zijn. Boeken die met veel kennis van zaken over de gebieden waar ze spelen en de volken en dieren die er leven zijn geschreven. Steijlen heeft gedegen research gedaan voor hij zich aan het schrijven zette. Elk jeugdboek heeft bovendien een nogal katholieke inslag, want uiteindelijk wordt altijd wel een heiden gedoopt of tot het christendom bekeerd.

Helaas is er nergens een interview met Steijlen te vinden en zijn er ook geen echte recensies van zijn werk te achterhalen, zodat er geen aanvullende informatie over zijn drijfveren voor het schrijven ervan zijn te vinden.

Toneelauteur

Buiten de jeugdboeken schrijft Herman Steijlen toneelwerken en een dialectrevue, waarschijnlijk samen een stuk of tien. Van de meeste is niet meer bekend dan de titel en tot welk genre het behoort. Jaren waarin ze zijn geschreven ontbreken, de jaren waarin ze voor het eerst zijn opgevoerd, geven slechts een indicatie. Zo zijn er de blijspelen Een reiziger in delicate kwesties (1937), De firma Avezaath en de Keizer (1938), Drie vrouwen en een oplichter (1938) en De hoofdprijs (1942). Ook zijn er het romantische spel Stormschade (1937), het detectivespel Misdadig vernuft (1937), de revue Lachend door ’t laeve (1937) en het drama Oorlogsgeheimen (1938). Andere titels zijn De vrouw opzij en ’n Barmeisje.

Het schrijven van de stukken is mogelijk voortgekomen uit zijn eigen acteursloopbaan. In 1936 is hij lid van het regionaal bekende Piet Vink’s Toneelgezelschap en speelt hij dragende rollen in het blijspel De Kribbenbijter en het drama De deserteur. In een recensie van het eerste stuk in de Limburger Koerier wordt Steijlen ‘een nieuwe ster aan de toneelhemel’ genoemd. De werken, ogenschijnlijk vrijwel allemaal uit 1937 en 1938, moeten welhaast eerder zijn geschreven, want in de tweede helft van 1937 is hij op reis naar Libië.

Waarschijnlijk is het drama Oorlogsgeheimen zijn belangrijkste stuk. Het is een waarschuwing voor de op handen zijnde Tweede Wereldoorlog. Hoofdpersoon van het stuk dat net voor de Eerste Wereldoorlog in Duitsland speelt, is de jonge schrijver Erich Müller. Deze is ervan overtuigd dat er een grote oorlog op uitbreken staat en waarschuwt alle mensen in zijn omgeving daarvoor. Zijn boodschap is echter aan dovemans oren gericht en wat Erich voorspelt gebeurt. Zijn broer Heinrich, die hem als landverrader heeft betiteld, moet de loopgraven in en eindigt in een militair hospitaal. Steijlen beschrijft in het stuk de oorlogsgruwelen uit de jaren 1914-1918 en neemt daarmee in feite de rol van Erich op zich.

Dood

Ook Steijlen wordt niet gehoord en in mei 1940 raakt Nederland betrokken in de Tweede Wereldoorlog. De strijd maakt een eind aan het avontuurlijke en succesvolle decennium van de auteur. Reisverhalen, jeugdboeken en toneelstukken zijn een paar jaar niet meer zo heel belangrijk. De Blerickenaar voorziet in zijn levensonderhoud met een bibliotheek aan huis en een bedrijfje dat rubberen stempels, firmastempels en cijferdozen verkoopt. Al blijft hij evengoed doorschrijven.

Dan, op zondag 29 oktober 1944, is er een bombardement op de Maasbruggen tussen Venlo en Blerick. De geallieerde bommen vernielen de bruggen niet, maar wel flink wat huizen in het centrum van Blerick. Herman zit op de keldertrap een sigaret te rollen als een bom inslaat in zijn ouderlijk huis aan de Eerste Lambertusstraat. De auteur van Oorlogsgeheimen is – cynischer kan het niet – op slag dood.

Dit literatuurportret is een verkorte en herziene versie van een door mij geschreven biografisch stuk over Herman Steijlen in het Venlose jaarboek Buun 14 (blz. 197-207).

 

Belangrijkste bronnen:

-        Mathieu Berden – Journaal van een woestijnreiziger. Dwars door Libye. (Eindhoven, 1948);

-        Gerrit Gommans – Blariacum, Blerke, Blerick. (Blerick, 1982);

-        Adri Gorissen – Dwars door Libië. De reis van Mathieu Berden en Herman Steijlen in 1937. In: Buun 2003, blz. 182-196;

-        Adri Gorissen – Avonturier en schrijver Herman Steijlen. In: Buun 14, blz. 197-207;

-        Mathieu Smedts – Een weerbarstig katholiek. (Utrecht, 1966);

Herman Steijlen – Reisreportages in diverse kranten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten