woensdag 21 december 2022

Van nul tot nu van woensdag 14 december 2022 - Van Steenen Huis tot raadhuis (2)

 - door Albert Lamberts -

Was men  er in de negentiende eeuw nog niet zo zeker waar het Steenen Huis precies had gestaan, aan alle ongewisheid kwam een einde toen bij een opgraving in 1926 bleek dat een deel van het Steenen Huis in het nieuwe stadhuis was opgenomen. In 1880 schreef Martin Jansen nog in de Maasgouw (Weekblad voor Limburgsche Geschiedenis, Taal en Letterkunde): Het is thans na verloop van tijd moeielijk de juiste plaats aan te wijzen, waar dat Steenen Huis heeft gestaan. In datzelfde jaar echter veronderstelde architect Pierre Cuypers al dat een deel van het voormalige Steenen Huis inderdaad in het nieuwe stadhuis was ‘verwerkt’. Daar sloot bouwhistoricus Mialaret zich na de vondst in 1926 bij aan.

Het bleek namelijk dat het fundament van het voorste gedeelte van het nieuwe stadhuis zonder verband tegen het oude fundament was gezet. Mialaret concludeerde dat het voorste deel van het stadhuis jonger was dan het overige gedeelte. Een en ander is in 2000 beschreven door stadsarcheoloog Roy Denessen  en cultuurhistoricus Koos Berghs in een boekje over het huidige stadhuis. 

Op een tiental panelen in de gewelvenkelder onder het stadhuis wordt een en ander verteld over Venlo’s historie. (foto Albert Lamberts)

Terug naar het Steenen Huis, dat dus in de jaren zeventig van de veertiende eeuw door het stadsbestuur was verworven. We hebben al gezien dat in 1389 de voorgevel werd uitgebreid met een toren, nadat de magistraat den eersten goensdag in den Meyrt (woensdag 2 maart) 1384 had besloten eene oerclock (uurwerk) op het raadhuis te hangen. Pas enkele jaren later werd het werk daadwerkelijk uitgevoerd.

De Venlose klokkengieter, meester Aalbrecht – hij had al eerder voor de stad werk uitgevoerd - kreeg de opdracht een klok te gieten en Peter van Baerlen moest de hamer smeden. Wynant van Hamme bouwde de toren.

In de loop van de volgende twee eeuwen werd het Steenen Huis nog veelvuldig onder handen genomen. In het begin van de vijftiende eeuw werd de raadszaal opgeknapt, opnieuw geschilderd en werd een nieuwe vloer gelegd.  Een en ander hield ook verband met een bezoek dat keizer Sigismund van het Heilige Roomse Rijk aan Venlo bracht. Hij moest natuurlijk in een passende, liefst enigszins imponerende raadszaal kunnen worden ontvangen.  

De ambachtslieden en kunstenaars moesten nog vaker aantreden, want slechts enkele tientallen jaren na de renovatie wegens onder andere dat bezoek van de keizer besloot de raad in 1565 tot het bouwen van een heel nieuwe raadszaal, die in elk aspect van de overtreffende trap was. Oud-archivaris Hendriks citeerde: De nieuwe raadszaal rustend op statige zuilen, versierd met lijst- en loofwerk en prijkend met een fraaie architraaf van goede Naamsche steynen was het meesterwerk van mr. Rubson Lourain van Zell. 

Tevreden? Jawel, slechts voor korte tijd, heel korte tijd. Maar het moet gezegd: de Venlose bestuurders hadden het druk en de raadszaal werd veelvuldig gebruikt om te vergaderen naar aanleiding van ontstane, zeer verrassende situaties. De nieuwe leer van Maarten Luther, die in 1517 zijn onvrede met diverse praktijken in de rooms katholieke kerk tot uiting had gebracht was al vrij spoedig tot Venlo doorgedrongen zeer tegen het zere been van de katholieke magistratuur, die ook nog te maken kreeg met de beeldenstormen, die in 1566 ook Limburg bereikten. Hendriks citeerde: De nieuwe raadszaal werd ingewijd met menigvuldige discoursen en beraadslagingen aangaande de nieuwe leer. Moesten predikanten nu wel of niet tot de stad worden toegelaten?  En twee jaar later, in 1568 dus, brak de Tachtigjarige Oorlog uit. Venlo werd niet direct bij de oorlogshandelingen betrokken, maar dat was in de volgende decennia wel degelijk het geval.

Alle oorlogsperikelen ten spijt, reeds op het einde der zestiende eeuw ontwikkelden zich in het brein van de stedelijke regering grootscher plannen, die, toen zij tot rijpheid kwamen de algehele slooping  met zich voerden van het voormalig Steenen Huis, dat nagenoeg twee honderd vijftig jaar de zetel was geweest van den magistraat, het gerecht en tot hal voor de burgerij had gediend, aldus een artikel in de Maasgouw van 25 maart 1880.

Wordt vervolgd.

 Reageren? Stuur Albert Lambert een e-mail: albertlamberts@home.nl.

 

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten