- door Sef Derkx -
December 1944. Over Venlo en Blerick ligt een sluier van ontzetting, van doodsangst, van rouw. Rauwe rouw, zonder mededogen. Een afgrondelijke afgrond van gevoelens. De bombardementen van oktober en november hebben de historische kernen van Venlo en Blerick getroffen. Met rampzalige gevolgen: doden, gewonden, vermisten en daklozen. Trauma’s. Telkens weer als het stof is neergedaald, blijken de bruggen over de Maas nog intact. Om radeloos te worden.
Vanaf vijf
uur in de morgen van zondag 3 december 1944 wordt een tapijt van granaten over
Blerick gelegd. Er lijkt geen einde aan te komen, weinig huizen blijven
onbeschadigd. Via verschillende invalswegen rukken pantservoertuigen en infanteristen
op. Rond vier uur ’s middags komt The
perfect battle of Blerick ten einde. Kees Kokke, gemeentearchivaris van
Venlo noteert hij in zijn dagboek. ‘Vannacht
zijn tussen 3 en 6 uur bij de Pope troepjes Duitsers komen binnendruppelen. Zij
waren zeer onderkomen en neerslachtig. Sommigen druipnat. Ze waren uit Blerick
ontvlucht en de Maas overgestoken. De hele troep was verder erg neerslachtig.
Hoopten maar, dat ze gauw Urlaub kregen om met Kerstmis thuis te kunnen zijn.’
Blerick is
bevrijd, de Maas frontlinie en Venlo frontstad. De geallieerden brengen de
bevolking van Blerick naar veiliger oorden. De binnenstad van Venlo wordt Sperrgebiet. Bijna constant is er artillerievuur tussen de bezetter en bevrijders. Op straat
ben je je leven niet zeker.
De bewoners moeten hun huizen achterlaten. Ze
zoeken onderdak bij familie en vrienden of voegen zich bij de duizenden
Venlonaren in Tegelen, waar de situatie verre van gunstig om geheel onvoorzien
en onvoorbereid, enige duizenden berooide gasten te ontvangen. Ook een gedeelte
van Tegelen was Sperrgebiet. Men leefde er grotendeels in kelders, de voedselvoorziening
was zeer nijpend. Maar de Tegelenaren zetten spontaan hun haart en huis open
voor de vluchtelingen uit Venlo. Ze ruimden in kelders een plaatsje in; ze waren
bereid lief en leed samen delen. Op elke drie inwoners van Tegelen trof men in
die decemberdagen één Venlonaar aan.
Op de
oostelijke Maasoever ontstaat in december 1944 een schrijnend gebrek aan
voedsel, medicijnen, brandstof, kleding – ja, eigenlijk aan alles. Bovendien
gaat het gerucht dat de bezetter de bevolking dwingt te vertrekken. Een
evacuatie met onbekende bestemming is een schrikbeeld. Venlo is weliswaar een
puinstad, maar het is hún puinstad, waar de bewoners het liefst blijven.
Mia van
Lokven van de door bommen goeddeels verwoeste Steenstraat heeft onderdak gekregen
in het patronaatsgebouw van de Heilig Hartparochie. Mia helpt pastoor. Op 22
december 1944 wordt de kerstgroep geplaatst: ‘Hoe jammer dat we weer in het donker zitten. Hopelijk hebben we met
Kerstmis licht.’
Kerstavond
1944 breekt aan. Het bataljon Fallschirmjäger, dat het Sperrgebiet bewaakt, is
met onbekende bestemming vertrokken, meldt archivaris Kees Kokke: ‘Wachtposten zijn ingetrokken en velen maken
daarvan gebruik om nog levensmiddelen en goederen uit hun huizen te halen.’
‘In de Kerstnacht,’ meldt hij
aangedaan ‘zijn 2 kinderen van honger en
koude gestorven, terwijl afgelopen dagen 8 kinderen, afkomstig uit de
schuilkelder in de Rummerstraat, bij het ziekenhuis werden binnengebracht, die
de hongerdood nabij zijn. Zij waren blauw van de kou en hun lichaampjes waren
gezwollen. De winter is ingevallen en het heeft de laatste nachten 7 tot 8
graden Celsius gevroren.’
Naar Helden-Dorp is Blerickenaar Jan Smets met zijn gezin geëvacueerd. Hij noteert op zondag 24 december 1944: ‘Dit zal wel de meest ellendige Kerstmis zijn die we ooit zullen beleven of ooit beleefd hebben. Nooit hebben we zo goed de betekenis begrepen van de woorden en er was geen plaats voor hen. Het is bitterkoud. De ijsbloemen staan op de ruiten. De kinderen hebben een stalletje gemaakt van een leeg sigarenkistje. Het kerstgroepje knippen ze uit van een plaatje uit een missieboekje. Het boompje is een dorre tak. Ze hebben hem versierd met papiersnippers die door vliegtuigen uitgeworpen zijn. Ja, morgen is het Kerstfeest, vredesfeest!’
In Venlo
worden veel kelders in de kerstnacht missen gelezen. Ruim zestig priesters zijn
over de verschillende wijken verdeeld. Mia van Lokven helpt in de patronaatszaal
van Heilig Hartparochie. Elektrisch licht is er niet: ‘Het was erg donker in de zaal, want alleen de kaarsen op het altaar
brandden. Er waren alleen staanplaatsen. Er werden prachtige kerstliederen ten
gehore gebracht. De meer bekende liederen werden door de parochianen
meegezongen. Onder het uitreiken van de communie liet pastoor een hostie
vallen. Het was ook zo donker. Ik nam de kandelaar van de communiebank en
plaatste die op de grond, zodat pastoor het kon zien.
Mien Meelkop schrijft in deze gitzwarte dagen een gedicht over haar geboortestad. ‘Erm Vendelo’ wordt door velen als een kettingbrief overgeschreven en verspreid. In de Kerstnacht van 1944 wordt het gedicht voorgelezen:
Erm Vendelo, geleefde stad
wie dreuvig noow dien straote,
dien alde huuzer waalbekind,
kepot, ineingeschaote.
’t Is alles duëds en stil, d’r zien
gen minse, die nog praote
mien erme, alde vaderstad
geslage en verlaote.
gen minse, die nog praote
mien erme, alde vaderstad
geslage en verlaote.
Ós ald stadhoes steit gans allein
in ós getroffe stad:
mien stedje, och noow weit ik pas
wie leef det ik dich had.
in ós getroffe stad:
mien stedje, och noow weit ik pas
wie leef det ik dich had.
Reageren? Stuur Sef Derkx een email: floddergats@xs4all.nl.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten