(door Gerrit van der Vorst).
‘In 1945 woonde ik aan de Roermondsestraat’, vertelt een honderdjarige Venlonaar, ‘Daar zag ik ze voorbij lopen. Kleine groepjes mannen uit Kamp Steyl, die puin moesten ruimen in Venlo. Ex-burgemeester Jo Zanders en anderen.’ Die vertelling brengt een lang verzwegen, heikel onderwerp naderbij, namelijk de behandeling van politiek verdachten na de bevrijding.
Puin lag er na de bevrijding genoeg in Venlo (NIOD).
Op een bevolking van ruim negen miljoen Nederlanders werden ruim 300.000 mensen na de bevrijding beschuldigd van samenwerking met de Duitse bezetter, verraad, NSB-lidmaatschap of het in dienst treden bij het Duitse leger.
De voor die tijd geoliede nationaalsocialistische propaganda had onmiskenbaar invloed gehad op veel Nederlanders. Voorbeelden van affiches (verzetsmuseum, heiloo.dvonline.net en pinterest).
In heel Nederland werden beschuldigden van huis gehaald, zoals ergens in Noord-Holland.
De grens tussen goed en fout was niet zo eenvoudig te bepalen als men indertijd dacht. Citaat uit een onverdachte bron als de in 2005 verschenen oorlogsgids van het Nationaal Archief: ‘In de oorlog kon bijna niemand zijn handen brandschoon houden. Zo had iedereen die zijn telefoon en girorekening wilde houden, een ‘niet-jood-verklaring’ ondertekend. En praktisch elke ambtenaar tekende in 1940 de Ariër-verklaring. Velen bleven op hun post terwijl de bezetter rechtsverkrachtende maatregelen nam. Alle grote en ook veel kleinere bedrijven hebben in meer of mindere mate met de bezetter samengewerkt voor zaken die volgens het Landoorlogreglement niet toegestaan waren.’
Het was wel degelijk de bedoeling om die 300.000 beschuldigden fatsoenlijk te berechten. Om een ‘bijltjesdag’ na de bevrijding voorkomen, waarbij de bevolking zich zou wreken op mensen die verdacht werden van landverraad, had de regering in ballingschap in Londen de bijzondere rechtspleging uitgedokterd, bijzondere gerechtshoven en tribunalen ingesteld en gevangenenkampen ingericht. Een ‘bijltjesdag’ werd inderdaad voorkomen, al was er korte tijd sprake van uitwassen, zoals het kaal knippen van ‘moffenmeiden’.
Een kaalgeknipte ‘moffenmeid’
in Maastricht (NIOD).
Dat gebeurde in Venlo en omgeving ook. Een ooggetuige: ‘De kaalgeschoren moffenmeiden werden opgesloten in het kolenhok van de kleuterschool. Het hok had een klapraam en daar moesten de vrouwen hun ontlasting door naar buiten gooien. Als mensen uit het dorp erlangs liepen, begonnen ze te schelden en te roepen. Verschillende keren werden de vrouwen naar buiten gebracht en uitgejoeld. Dat heeft mij heel erg aangegrepen als jongen van twaalf. Ik ben daar heel boos over geworden. Ik heb tegen de meute gezegd: ‘Dit mogen jullie niet doen, dit mogen jullie absoluut niet doen. Wat de Duitsers ons hebben aan gedaan, mogen wij deze meiden niet aandoen.’ Het werd muisstil. De volkswoede zakte als een pudding in elkaar. De vrouwen zijn wel weer opgesloten door enkele mannen, en of die na dat moment nog verder zijn gegaan met allerlei martelingen, weet ik niet.’
De meisjes behoorden tot ongeveer de helft van de 300.000 beschuldigde Nederlanders, die gearresteerd werd in het kader van de bijzondere rechtspleging. De arrestanten kwamen vaak terecht in kampen waar de bewaking ze, vooruitlopend op hun berechting, niet zelden alvast verder vernederde.
De zuivering van de Nederlandse samenleving van ‘foute’ elementen is uiteindelijk grotendeels mislukt. Het lukte bij lange na niet om al die 150.000 mensen tijdig te berechten. Bijna 90.000 arrestanten werden daarom in de loop der tijd (voorwaardelijk) buiten vervolging gesteld. De Bijzondere Gerechtshoven hebben uiteindelijk tegen ruim 14.000 personen (onder wie 242 Duitsers) vonnissen uitgesproken.
Het was onvermijdelijk dat er van alles mis ging, gelet op de omvang van de problematiek en het capaciteitsgebrek. Op de eerste plaats was het eenvoudig om iemand te beschuldigen. Een briefje in een bus bij het stadhuis – moest wel ondertekend zijn – volstond. Zeker als de verdachtmaking van een autoriteit kwam, was de beschuldigde de pineut. In Venlo stond plaatsvervangend korpschef Henk Wierks zelf ter discussie, onder meer wegens corruptie. Burgemeester Bernard Berger had zijn invloed aangewend om de benoeming van Wierks er toch doorheen te drukken. Dat had rampzalige gevolgen voor critici van Wierks. Die verdwenen linea recta in gevangenschap. En daar weer uit komen, was vervolgens niet zo gemakkelijk. De bijzondere rechtspleging was namelijk tot oktober 1945 vergeten om de rechten van gearresteerden te regelen. Een omissie die natuurlijk rampzalig uitpakte voor de onschuldigen die ook in de kampen bleken te zitten.
Tweede van rechts waarnemend korpschef Henk Wierks na de bevrijding. Burgemeester Berger wist in 1946 te voorkomen dat Wierks wegens valsheid in geschrifte (wijziging van een proces-verbaal in zijn voordeel) ontslagen werd, maar niet dat Wierks overgeplaatst werd.
In 1948 werden de bijzondere gerechtshoven grotendeels weer ontmanteld. Daarmee kwam ook een einde aan een tijd van grote onrechtvaardigheid en kwalijke praktijken in de kampen voor politieke gevangenen. Er was veel, heel veel, fout gegaan.
Een van de grote gaten in de oorlogsgeschiedenis van Venlo en omstreken betreft de geschiedenis van het verblijfs- en bewaringskamp voor politieke delinquenten in Steyl. Bepaald geen fraaie geschiedenis, maar die moet toch maar eens belicht worden. In een aantal blogs zal deze misère behandeld worden.
Reageren? Stuur een e-mail naar Gerrit van der Vorst: gp.vandervorst@xs4all.nl.
Ben benieuwd
BeantwoordenVerwijderen