maandag 20 april 2020

Knorrepot Jan Hobbel bezoekt Venlo


(door Sef Derkx).

De kans dat we in de zomermaanden terug kunnen gaan naar ons oude vertrouwde leven is vrijwel nul, heeft premier Mark Rutte onlangs in een persconferentie laten weten. Naar het buitenland op vakantie in de zomermaanden? Zet dat echt maar uit je hoofd. Het wordt dus een vakantie Rundumhausen. Interessant om dan eens een oude vakantiegids erbij te nemen, bijvoorbeeld Langs de Geul - Schetsen uit Limburg.  De zeer opmerkelijke wandelgids verscheen in 1886 en werd geschreven door Jan Hobbel, een journalist van het Rotterdamsch Nieuwschblad


Rotterdamsch Nieuwsblad 2 augustus 1886 (gevonden via www.delpher.nl)


Jan Hobbel (1857-1931) schreef vernietigend over Venlo (bron: website BWSA)

De schrijver was een omstreden man. Hij had zich in vlijmscherpe pennenvruchten tegen het socialisme gekeerd. Het gevolg was dat er een aanslag op hem werd gepleegd en dat hij onder politiebegeleiding naar zijn werk moest. Voor zijn veiligheid en rust dook hij zelfs een tijd in Limburg onder. In de gids, ontstaan tijdens deze gedwongen retraite, beschrijft Hobbel hoe hij per stoomboot van Rotterdam naar Willemsdorp reist en verder met de trein via Breda naar Venlo en vervolgens naar Maastricht. De spoorverbinding Eindhoven-Roermond bestond nog niet, dus alle treinreizigers waren genoodzaakt over te stappen op station Venlo.


Eerste brug over de Maas, 1866 (foto Julius Perger/collectie Limburgs Museum)

Als Hobbel over de brug komt, krijgt hij de indruk dat Venlo een grote stad is, maar helaas: ‘Valt er iets tegen dan is het Venloo, dat een doode stad is. Bijna geen leven, geen vertier. Het is doodsch en somber in de straten, alleen de stafmuziek (Hobbel bedoelt de muzikanten van het regiment Huzaren) die nu en dan wat leven in de Einöde toetert, brengt een enkele maal wat drukte aan. Wat wij u bidden mogen: logeer liever niet in Venloo. De keus van een goed logement is er zoo uiterst moeilijk, zo men niet tevoren goed ingelicht is. Tot de nietigste kroeg heet er café, de minste herberg hotel. Het wemelt van de opschriften in deze stad, alle Fransche of Duitsche.‘  




 
Prentbriefkaarten van het station Venlo, circa 1900-1910; Venlo was in deze periode een belangrijke schakel in het Europese spoorwegverkeer (Facebookgroep Venlo wie 't vruuger waas)

Hobbel beveelt zijn lezers hotel Het Zwijnshoofd aan. Dat was in de negentiende eeuw gelegen aan de Houtstraat, in het pand waar nu het etablissement is dat zich op Poolse seizoenwerkers richt. Het hotel kan dan wel zijn goedkeuring wegdragen, van de smalle Houtstraat zelf heeft Hobbel absoluut geen hoge pet op: ‘Als men den gevel van Het Zwijnshoofd wil overzien, dient men te beginnen met op den rug te gaan liggen. Dan heeft men kans. Stond de Limburgsche grond niet zoo goed vastgespijkerd, dan zouden we hier verzakkingen van groote afmetingen zien.’

In de tijd dat Jan Hobbel Venlo bezoekt, is Herman van Wessem eigenaar in hotel Het Zwijnshoofd. Arts Victor Dubois koopt het pand in het begin van de twintigste eeuw. Het hotel verhuist dan naar de Picardie en later naar de Kaldenkerkerweg. Volgens Hobbel is er in Venlo nog een redelijk adres om als reiziger te overnachten: hotel In de Gochsche Kar aan de Grote Kerkstraat. Het etablissement was vooral bekend bij gastronomen. De kookkunst van de eigenaresse Grietje Franssen was onovertroffen. De Gochse Kar had een achterzaal, waar handelsreizigers hun waar uitstalden en de Venlose middenstand ontvingen. De beroemde auteur Multatuli, Eduard Douwes Dekker voor de burgerlijke stand, verbleef in de Gochse Kar toen hij een voordracht in Venlo moest geven. In Venlo viel het oog van de schrijver op Mimi Hamminck, met wie hij in 1875 zou trouwen. Hotel de Goche Kar lag op de plek waar na de oorlog de kapperszaak en woning van de familie Haanen was.


Prentbriefkaarten Grote Kerkstraat, circa 1900-1910, bij Hotel Geritzen hangt een buitenlamp met opschrift Hotel (Facebookgroep Venlo wie 't vruuger waas)

Terug naar Jan Hobbel, onze gids door het Venlo van 1886. De man had een grote interesse in dialecten blijkt door het hele boekje. De liefhebbers van het Venlose dialect, tot wie ik me zelf ook reken, krijgen echter een knauw van jewelste. Hou u vast: ‘Van de spraak der Venloërs zoudt gij walgen, minstens een afkeer hebben. Verstaan kunt gij er niets van. Neem wat onzuiver Fransch, een mond vol koeterwaalsch, wat Duitsch, Russisch en IJslandsch dooreen, spreek dit met ongekende snelheid uit, terwijl gij een kleed uitklopt of ferm op een blik slaat, en gij hebt zoo ten naaste bij het effect dat Venloo’s dialect maakt.’

Knorrepot Hobbel eindigt zijn korte bezoek met de verzuchting: ‘Wij stijgen maar weer liever in het spoor en reizen door tot Roermond of Maastricht.’ Hij krijgt van ons de zegen na.

Reageren? Mail Sef Derkx: floddergats@trompetter.nl.  



















   

Geen opmerkingen:

Een reactie posten