- door Albert Lamberts -
Op 31 juli 1948 gleed op paleis Soestdijk een brief in de bus, gericht aan His Royal Highness Prince Bernhard, Prince of the Netherlands. De brief was afkomstig van Sigismund Payne Best, een van de twee Britse inlichtenofficieren, die bij het zogeheten Venlo-Incident op 9 november 1939 (zie Via Venlo van verleden week) door Duitse commando’s bij de Herungergrens in Venlo waren gevangen genomen en meegevoerd naar Duitsland.
Sigismund Payne Best verguisd en geprezen (collectie Albert Lamberts)
Het Venlo-Incident kwam bij de processen van Neurenberg ter sprake en ook tijdens de Enquête-Commissie Regeringsbeleid 1940-1945, waarin antwoord werd gezocht, onder andere, naar de juiste toedracht van het Venlo-Incident en naar welke rol sommigen daarin hadden gespeeld.
Zo moest ook generaal J.W. van Oorschot (oud-hoofd Inlichtingendienst) getuigen. De generaal en Payne Best hadden, zo blijkt uit de eerste na-oorlogse correspondentie tussen beiden, een goede verstandhouding, maar dat zou veranderen.
Terug naar de brief aan his Royal Highness. Daarin betuigde Best zijn diepe dankbaarheid voor de vele blijken van genegenheid, die ons betoond zijn door Hare Majesteit Koningin Wilhelmina en Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana. En, schrijft Best verder: Gedurende een lange tijd is het voor ons een bron van verdriet geweest dat, te wijten aan het ongelukkige voorval bij Venlo in 1939, mijn eigen betrokkenheid in een ongunstig daglicht kan zijn gesteld. Tot enige dagen geleden was de grootst mogelijke geheimhouding omtrent de gebeurtenissen die hebben geleid tot de gevangenname van Major Stevens en mijzelf, gehandhaafd.
Het embargo, aldus Best, is nu opgeheven en ben ik gemachtigd het verhaal van mijn eigen ervaringen te publiceren.
Best had al een script gemaakt voor de BBC en dat legde hij aan prins Bernhard voor. Deze antwoordde op 6 augustus: U hoeft geen enkele vrees te hebben gehad dat Uw activiteiten in een kwaad daglicht werden en worden gesteld, maar ik wil er wel op toezien dat Uw rapport wordt verder geleid aan Hare Majesteit en aan mijn echtgenote. Ik ben ervan overtuigd dat zij op gelijke wijze Uw oprechte zorgzaamheid zullen waarderen.
Captain Best had zich duidelijk niet gewaardeerd gevoeld. Prins Bernhard trachtte hem gerust te stellen, maar Van Oorschot, die het niet eens was met de verwoording in het BBC-verhaal van zijn rol, haalde voor de Enquête-Commissie op 29 juli 1948 eens goed uit naar de Brit.
De laatste keer dat ik (Van Oorschot dus) Stevens zag, vroeg ik hem: Wat is er van Best geworden? Hij vertelde mij toen: Hij is op sterven na dood; hij deugt nergens meer voor. Er is niet meer met hem te praten. Bovendien heb ik hem nooit vertrouwd. Vraag: In welk opzicht? Antwoord: Dat kan ik niet zeggen, maar ik vertrouw hem niet. Ik was door mijn voorganger sterk voor hem gewaarschuwd: ook door anderen. Vraag: In die zin, dat hij dubbel spel met de Duitsers speelde? Antwoord: Dat zou heel goed gekund hebben. Ik acht hem er niet te goed voor. Misschien is het fout dat ik dit zeg, maar ik vertrouw hem niet. Ik zou geen inlichtingen van hem willen hebben. Vraag: U vertrouwde Stevens wel? Antwoord: Dat is een eerlijke kerel, maar Best is een rare figuur. In het algemeen heeft hij een slechte pers. En verderop: De inlichtingen van Payne Best hebben voor mij geen waarde, omdat ik hem niet vertrouw. Misschien ten onrechte, maar het is altijd beter de veiligheid in acht te nemen.
En dat terwijl Best beoogd had, zoals hij zelf zei, Van Oorschot in het BBC-verhaal een compliment te maken. U zult mij vergeven, maar ik denk dat U ertoe neigt om van een mug een olifant te maken. Immers ik ben ervan overtuigd dat niemand die mijn script gelezen of mijn uitzending beluisterd heeft zal ontkennen dan dat het bovenstaande (script) niets anders is dan een compliment aan Uw adres. Zoals gebruikelijk kreeg prins Bernhard een afschrift van de brief aan Van Oorschot en de prins antwoordde op 2 oktober, dat hij zich in het verhaal van Best goed kon vinden, maar ik moet U hierbij verzoeken Generaal van Oorschot dit niet te laten weten en beschouw ik zijn brieven aan U als een testimonium paupertatis (bewijs van onvermogen) en dat hij – op zijn leeftijd – wijzer had moeten zijn.
Een diep gegriefde Best vroeg Van Oorschot om opheldering. Aanvankelijk gaf deze niet thuis, maar op 11 augustus 1949 bood de generaal excuses aan en zei, dat hij verkeerd was voorgelicht. Van Oorschot stuurde de Enquête-Commissie een rectificatie met de opdracht de waarheid vast te leggen en iedere schijn van oneerlijkheid tegenover Captain Payne Best te verwijderen. In Wychen troffen beiden elkaar en legden hun geschil bij.
Prins Bernhard was door Payne Best van alles nauwkeurig
op de hoogte gehouden. Op 17
februari 1951 schreef de prins aan Best: Very
thanks for your letters and all the photographs and papers, which I hereby
return. They were indeed of interest and
it was amusing to see some of the really ardent (fanatieke) ex-Nazis now looking very old en rather
subdued (erg oud en tamelijk aangeslagen).
Reageren? Stuur Albert Lamberts een e-mail: albertlamberts@home.nl.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten