- door Pieter Duijf -
Zo rondom de oorlogsjaren woonden aan de Rijksweg families, waarvan verschillende nazaten nog altijd in dezelfde woningen van toen hun thuis koesteren. We noemen de families Bouten, Van Hees, Duijf, Fleuren, Lucassen, Roefs en In ’t Zandt. Alleen de namen van Hermkens en Roefs ontbreken heden ten dage. We herinneren de drogisterij van ‘Mam van de Verver’ Hermkens, waar grote glazen potten met ruitvormige ‘Wybertjes’ en zachte en overdadig gesuikerde ‘Groentjes’ op de toonbank stonden te pronken. De familie Hermkens zat ‘ingeklemd’ tussen de grote gezinnen van Graad en Kuub Duijf.
De families waren nagenoeg allemaal ondernemers, kleine middenstanders. Brood kocht je toen al bij Fleuren, een maatpak liet je je aanmeten door Sjang van Hees, je huis goed in verf zetten of behangen deed Bêr Hermkens, een kast in elkaar timmeren, tja, dat kon ‘Tummer Wullem’ als geen ander en voor een goed verzorgd glas bier zat je bij Wies ‘van Smid Thei’ aan de toog. Wies Coppes was getrouwd met Pierre Bouten. Achter het café was de smederij van Thei. Daar is nu de zaal van Café Het Wapen van Velden. Het etablissement wordt tegenwoordig geëxploiteerd door Peter en Resie Bouten. Peter is de kleinzoon van Wies en Pierre. En voor de melk, boter en kaas zorgden de gebroeders Duijf.
Bovengenoemde families waren ook zeer actief in het plaatselijke gemeenschaps- en verenigingsleven. Het waren kinderrijke gezinnen, maar dat was in die tijd eigenlijk niets bijzonders. Achter de woningen was voldoende plek (Velden-Oost) om te spelen en te ravotten. Een vooruitstrevend clubje indertijd was de vriendenschare, die zichzelf ‘De Volharding’ noemde. De leden waren allemaal afkomstig uit voornoemde families. Er was echter een vreemde eend in de bijt. Dat was Lei Brueren, die later regionale faam verwierf als de flamboyante kapelaan van de Martinusparochie in Venlo. Lei Brueren richtte in ‘de stad’ de Jongerenkerk op en zette ‘Huize Doortocht’ mee in de steigers. Lei, die in het dorp woonde, mocht bij wijze van uitzondering lid worden van het ‘Rijkswegclubje’, simpelweg omdat hij zo goed kon voetballen. Hij werd door de tegenstanders gevreesd om zijn dribbelkunsten. ‘De Volharding’ presenteerde zich voor het eerst in 1937 ter gelegenheid van het huwelijk van prins Bernhard en prinses Juliana. Verkleed als matroosjes paradeerden de tieners tijdens de Oranjeoptocht door het dorp. Ze trokken die dag een roeiboot op wielen door de straten. De boot was versierd met vrolijke wimpels. Sef van Duijf Graad droeg het vaandel, terwijl Sef in ’t Zandt met de kleine trom de maat aangaf. De enige overlevende van het gezelschap is de bijna eeuweling Harrie Hermkens, die tegenwoordig na een arbeidzaam leven als docent Nederlands als een zeer verdienstelijk cartoonist op zijn eigen Facebookpagina door het leven gaat.
Na de oorlog schreven de Volharding-leden Lei Brueren, Ger
van Hees en Harrie Hermkens, de maker van de beroemde evacuatiefoto, mee aan
het boek ‘Velden 1940 1945’.
De Fuu van Duijf Kuub was multifunctioneel en deed enkele jaren dienst als jeugdhuis
Bert Hermkens, zoon van ‘verver’ Bêr, en tegenwoordig woonachtig in het Brabantse Schijndel schreef ons het volgende over de culturele alsook sportieve enclave aan de Rijksweg: “Een cultureel bolwerk, dat was de fuu van Duijf Kuub. Deze was na de oorlog omgebouwd tot jeugdhuis. De ingang was aan de zijkant en via een portaal kwam je in een grote zaal. Hoog naast een podium waren muurschilderingen. Eentje was in mijn herinnering van St. Joris, patroon van de verkenners, die er aanvankelijk hun honk hadden, voordat ze verhuisden naar de verwarmingskelder onder de kerk. Hopman was Sef van Duijf Kuub. De akela was Nelly van Duijf Graad. Er werd gerepeteerd voor de voorstellingen in het openluchttheater onder leiding van Chris van Enckevort uit Sevenum, die ook bekendstond als de wilde Christus. Later werden de ruimtes gebruikt door Backus Bér, die het gebruikte als magazijn voor zijn boter- en kaashandel. Omdat ik soms mocht helpen kwam ik ook weer in de kelder, waar we in de oorlog geschuild hebben met de hele buurt. Dit laatste weet ik alleen vanuit de verhalen.”
In de Fuu van Duijf Kuub repeteerde de toneelclub, die bijna jaarlijks voorstellingen verzorgde. De opbrengst ging beurtelings naar de Fanfare of naar voetbalclub IVO
Een en ander wordt beaamd door de jongere broer van Bert, Jan. Jan woont inmiddels al jaren in Maasbree. “Dat onze buurt vroeger een cultureel bolwerk was klopt helemaal. Iedereen was wel of bij de Fanfare, of bij Animo de zangvereniging of bij de toneelclub. Bij ons thuis werd vooral op zondagmorgen, tijdens en na de hoogmis in de voorkamer gerepeteerd. Mijn broers Hay en Frans speelden ieder een blaasinstrument, Sjraar sloeg op de trom, maar repeteerde niet mee, net als Pap als bespeler van de dikke trom. Hij genoot dan van zijn zondags borreltje bij de Blokhut. Later repeteerde ook het destijds vermaarde dansorkest de ‘Vemuza’s” (Veldens Muziek en Zang) met jongens van Lensen Toen, Noud van Ome Jan (Hermkens) en onze Sjraar.”
En zo komen we als bijna vanzelfsprekend uit bij het ontstaan en verdere ontwikkeling van het Veldense bibliotheekwezen. In het boek ‘Velde tusse grens en Maas’ vinden we vreemd genoeg geen letter over dit onderwerp. Daarentegen komen we wel een lemma tegen in de ‘ArcenLommVeldenclopedie’ van Ragdy van der Hoek. Daarin lezen dat aan het begin van de 20e eeuw kapelaan Schmitz rond 1908 een volksbibliotheek in het dorp begon, waar precies is niet bekend. Enige tijd na de oprichting vond de boeken-uitleen plaats vanuit de meisjesschool aan de Kloosterstraat. Na de oorlog vinden de activiteiten eerst plaats vanuit het Scholtishuis. Bert Hermkens weet ons het volgende te melden: “In ieder geval ging het over het uitlenen op woensdag en zaterdag voor de jeugd. De grote mensen kwamen zondag na de hoogmis. De uitleen vond plaats in het halletje van het Scholtishuis. Onder de trap was de ruimte die bibliotheek heette. Volgens mij was het toen ook de parochiële bibliotheek. Ook kapelaan Canjels leende jeugdboeken uit vanuit zijn huiskamer. Daar heb ik het lezen geleerd. Ik was dik, stotterde, ik kon niet voetballen maar ik werd wel een echte boekenwurm. In de parochiebibliotheek in een zijportaal van de kerk mocht ik van Graad Duijf, onze buurman, helpen bij het opruimen van de boeken. Voor dat karwei mocht iedere keer gratis een boek meenemen.”
Nelly Kandelaars-Duijf (dochter van Graad Duijf), ze vierde nog niet zo lang geleden haar 92e verjaardag in het Australische Adelaide, weet zich te herinneren dat haar vader inderdaad betrokken is geweest bij de bibliotheek. In de naaikamer van het klooster keurde hij boeken op geschiktheid voor het grote publiek. “Hij moest controleren of ze niet op de Index stonden. De titel ‘Het houten voorhoofd’ is me altijd bijgebleven. Volgens mij heb ik dat boek stiekem gelezen.” Graad Duijf deed tot 1960 het bibliotheekwerk. Graad was niet alleen een belezen man. Hij schreef ook verhalen in het eigen Veldens dialect. Hij schreef onder andere heel frivool over smokkelaars en weerwolven. Zijn kleinkinderen luisterden tijdens het voorlezen, gezeten rondom opa’s fauteuil, ademloos toe.
Twee voorbeelden van censuur in de parochiebibliotheek
De kerk beheerste decennialang het openbare- en gezinsleven. Katholieken mochten vroeger niet zomaar alle boeken lezen die uitkwamen. Van 1559 tot 1966 bestond er een door de Paus vastgestelde lijst van verboden boeken, de zogenaamde Index librorum prohibitorum, vaak kortweg de Index genoemd. De controle was groot in vooral de kleinere gemeenschappen. De kerk bepaalde wie wat mocht lezen en wat niet. In ieder boek stond een zogeheten IDIL-code. IDIL was een instelling die dat voor de Verenigde Katholieke Bibliotheken en boekhandels voorschreef. Er was een beoordelingsschaal van:
I. Verboden Lectuur
II. Streng voorbehouden Lectuur
III. Voorbehouden Lectuur
IV. Lectuur voor volwassenen alleen
IV-V. Lectuur voor zestien jaar en ouder
V. Lectuur voor allen.
De parochiebibliotheek werd gerund door vrijwilligers. Enkele maanden geleden uitte Paul Tummers, een van die vrijwilligers, in De Kapper, zijn zorgen over de toekomst van de bibliotheek in Velden. Andere drijvende krachten waren na de oorlog toentertijd Sef Duijf (van Graad), Lou van Gent, Leo Kandelaars, Gerard van den Berg en Toon van den Berg. In de jaren zestig wilde de regering dat er in ieder zichzelf respecterend dorp een openbare bibliotheek zou komen. Lou van Gent werd hierin de grote kartrekker. In 1970 werden alle IDIL-uitgaven gestaakt. Daarmee kwam de weg open te liggen voor een professionele bibliotheekkracht. Een van de eersten werd Annie Duijf, de oudste dochter van Hay (van Graad) en Jetje Duijf- Könisser. Ineens kon je ongestraft langs de kasten met boeken lopen en je eigen keuze maken. De open uitlening stond voor een zekere bevrijding. Niemand controleerde met een opvoedkundig vingertje vanachter een toonbank de boeken dien je naar huis wilde nemen.
Annie vertelt: “In mijn schooltijd was er een uitleenbibliotheek in een ruimte in de kerk. De boeken waren allen gekaft of gebonden in dezelfde donkere kaften, alleen de voorplaat verschilde. De collectie bestond in mijn beleving vooral uit cowboyboeken en streekromans. Voor kinderen was er niet zoveel te vinden. Ik kwam er bijna nooit. Het was een gesloten uitleen, je gaf de gewenste titels door en een vrijwilliger keek of het betreffende boek in de kast stond én of je het wel mocht lezen. Opa keurde samen met zijn kinderen boeken. Zo mochten er geen vloeken of onzedelijke scènes instaan of deze werden zwart gemaakt. Er was een strenge katholieke censuur. Toen ik in de laatste klas van de HBS zat, kwam Lou van Gent op een avond naar de meisjesstudentenclub (een club die in de schoolvakanties activiteiten organiseerde voor meisjes die op de MULO of HBS zaten) om te vragen of er iemand belangstelling had om de opleiding tot bibliotheekassistente te gaan volgen. Er zou in dat jaar namelijk een openbare bibliotheek worden opgericht zowel in Velden als in Arcen, als opvolger van de parochiebibliotheek. Dat leek mij wel wat. De opleiding in Sittard duurde 2 jaar. Ik vond dat interessant en na een gesprek in de bibliotheek in Venlo, waar ik praktijkstage kon gaan doen, heb ik me aangemeld. Ik haalde mijn HBS-diploma in juli 1965, vervolgens het assistent diploma van de Centrale Vereniging voor Openbare Bibliotheken in Sittard juli 1967.Meteen aansluitend werd ik per 15 augustus 1967 op fulltime basis aangesteld bij de Provinciale Bibliotheek Centrale Limburg als bibliotheekassistente in de bibliotheken van Arcen en Velden. Mijn voorgangster kwam uit Swalmen, maar haar naam herinner ik me niet meer. Ik heb 4 jaar de bibliotheken in Arcen en in Velden gerund. Ik was de enige beroepskracht voor deze 2 vestigingen, dus de openingstijden waren beperkt. Op drukke tijden kreeg ik assistentie van Ine Ewalts. Het gevolg van de eenmanspost was dat je alle werkzaamheden moest verrichten: de aankoop van boeken en tijdschriften, het onderhoud van de collectie, de advisering aan de lezers, de uitleenadministratie, klassen ontvangen voor instructielessen, wat publiciteit. Regelmatig ging ik naar Roermond om met de andere bibliotheekassistenten te overleggen over de nieuw te kopen boeken. En eenmaal per maand kwam de regiodirecteur voor een werkoverleg. Omdat ik ook actief was als hoofdleidster in de meisjesclub, in het Kindervakantiewerk en het Jongerenkoor kende ik natuurlijk veel kinderen. Kapelaan Kiggen was de grote animator. Na 4 jaar heb ik per augustus 1971 ontslag aangevraagd omdat ik de vervolgopleiding aan de Bibliotheek- en Documentatie Academie in Tilburg wilde gaan volgen. Bij het afscheid werd ik verrast door een delegatie van het bestuur en de burgemeester Linders met een mooi getuigschrift, een grote bos bloemen en een geschenkbon. In Velden was de bibliotheek ondergebracht in het oude klooster op 2 verdiepingen, de volwassenen op de begane grond, de kinderen op de 1e verdieping. Het klooster lag naast de meisjesschool. Ten opzichte van de parochiebibliotheek waren er grote verschillen. De collectie werd verbreed, hoewel ook toen nog de RK-richtlijnen van IDIL werden gevolgd. Al te moderne boeken kwamen er niet in. Maar er was nu ook een hele collectie non-fictie boeken over alle denkbare onderwerpen (studieboeken), er was een collectie naslagwerken en tijdschriften, die ter plaatse in een kleine studiezaal gelezen konden worden. Daar waren elke week een aantal vaste klanten voor. Voor de jeugd werd de collectie uitgebreid met boeken die voor werkstukken op school gebruikt konden worden, waardoor er ook samenwerking met de lagere scholen ontstond en heb ik een begin gemaakt met het geven van instructie over bibiotheekgebruik. De bibliotheek zat bij mijn vertrek in 1971 nog steeds in het klooster, de verhuizing naar de Veerweg was ruim na mijn tijd.”
Bibliotheek Velden, 1970
Annie’s laatste functie was die van adjunct-directeur van de openbare bibliotheek van Tilburg.
Sinds de opening van BMV De Vilgaard is hier een onbemande bibliotheekpost ondergebracht en is onderdeel van de ‘grote bieb’ in Venlo. Af en toe rolt daar een biljartbal onder de boekenkasten. Sport, ontspanning en cultuur gaan gewoon samen in Velden…
Dit mini-onderzoek kwam mede tot stand dankzij de
medewerking van Annie Duijf, Bert Hermkens, Jan Hermkens, Nelly
Kandelaars-Duijf, Harrie Lucassen en Paul Tummers.
Reageren? Stuur een e-mail naar Pieter Duijf: piedu12@yahoo.com.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten