donderdag 29 oktober 2020

Van nul tot nu - Het begon met een schietincident aan de grens

- door Albert Lamberts -  

Café Backus aan de grens, waar het Venlo-Incident plaatsvond (foto’uit boek The Venlo Incident van Payne Best)

Tegenwoordig de heer Donker, voorzitter, jonkvrouwe Wttewaal van Stoetwegen en de heer Koersen, leden, alsmede de heer Schuijt, griffier. Verhoor van Gerardus Johannes Coenradus Josephus Eissens, oud 40 jaar, wonende te Venlo,

Zo begint het verslag van de zitting van de Enquêtecommissie regeringsbeleid 1940-1945 van dinsdag 18 mei 1948. Commissaris Eissens werd verzocht tekst en uitleg te geven over zijn nieuw gestarte onderzoek betreffende het Venlo-Incident.

In ’t kort: op 9 november werden bij Café Backus aan de Herungergrens in Venlo twee Britse inlichtingenofficieren, Sigismund Payne Best en Richard Stevens in de Duitse val gelokt. De Britten werden na een korte schietpartij, waarbij luitenant Klop dodelijk werd verwond, naar Duitsland gevoerd. Dat Britten van de Secret Services op Nederlands grondgebied actief waren zou reden geweest zijn voor Nazi-Duitsland om de neutraliteit van Nederland in twijfel te trekken, waarmee hun inval in mei 1940 mede werd gerechtvaardigd. Het was schimmigheid troef, de jaren na het incident. Pas ver na de oorlog werd het verhaal verteld, maar vragen bleven bestaan.

Uit het verslag:

De voorzitter (van de Enquêtecommissie): Is het juist, dat u op het ogenblik bezig bent met een onderzoek naar het z.g. Venlo-Incident? A. (commissaris Eissens dus): Inderdaad. In opdracht van de procureur-fiscaal , de heer Van Voorst tot Voorst. 

De voorzitter: Waarom is deze zaak in handen van de procureur-fiscaal? 

A. De questie is deze. Deze zaak heeft nog niet haar juridisch einde gevonden; toen ik dan in begin Oktober 1946 weer bij de politie in Venlo kwam, kreeg ik een paar draden in handen in zake het grensincident. Ik heb toen contact opgenomen met de officier van justitie in Roermond en het was toen een competentievraag of dit ressorteerde onder de normale politie dan wel onder de bijzondere rechtspleging. De procureur-fiscaal was van mening, aangezien de gebeurtenissen hier hadden plaats gevonden op een moment dat de oorlog dreigende was, hier dus de bijzondere bepalingen van de bijzondere rechtspleging van toepassing waren. Daarbij heeft de heer Wilbrenninck, de officier van justitie te Roermond zich neergelegd en nu vindt het onderzoek plaats met medeweten van deze officier van justitie en min of meer in gemeenschappelijk overleg.

Heel begrijpelijk dat Eissens direct na de oorlog de zaak opnieuw wilde oppakken, want ook in 1939 was hij als inspecteur van politie bij het summiere onderzoek betrokken geweest, samen met de toenmalige commissaris (Schnebbelie, die bij een bombardement omkwam) en heren van de rijksrecherche. Eissens had diverse verhoren verricht, maar betrokkenen werden niet voor de rechtbank gebracht.

De Voorzitter: Is dat onderzoek  toen niet om de een of andere reden gestaakt? 

A. Ja, dat blijkt uit de stukken, die ik op het ogenblik in handen heb gekregen. Het is op het ogenblik de bedoeling, dat al hetgene wat op juridisch terrein is tezamen gebracht en nog te brengen is in mijn handen terechtkomt. Bij deze stukken zijn documenten waaruit blijkt, dat indertijd het onderzoek min of meer is gestaakt of althans niet verder is voortgezet op last van hogerhand.  

Op de vraag wie opdracht had gegeven het onderzoek te staken vertelde Eissens dat hier eigenlijk sprake is van een opdracht, uit Den Haag komende, in de stukken genoemd het Departement van Justitie, maar ik neem aan dat het het Departement van Oorlog is geweest. De officier van justitie in Roermond, Rieter, had een telefoontje uit Den Haag gehad dat het onderzoek niet verder behoefde te worden voortgezet. 

De voorzitter: Was dat kort na 9 november? 

A. Het was betrekkelijk kort na 9 november. 

Over het hernieuwde onderzoek had de voorzitter ook vragen: Is u uitdrukkelijk gezegd buiten de politieke achtergrond te blijven? 

A. Niet uitdrukkelijk in die zin, dat ik aan de politieke achtergrond geen aandacht moet schenken, maar niet meer dan voor mijn politie-onderzoek ten aanzien van de gebeurtenissen aan de grens nodig zou blijken.

De betrokken Britse inlichtingen-officieren Payne Best (links) en Richard Stevens (foto uit boek The Venlo Incident van Payne Best)

Reageren? Stuur Albert Lamberts een e-mail: albertlamberts@home.nl.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten