vrijdag 24 juli 2020

Van nul tot nu - Een établissement des pauvres


- door Albert Lamberts/foto's collectie Albert Lamberts -

Het woordje slavernij wordt momenteel te pas en te onpas gebruikt om racisme te duiden.  Nog afgezien van het feit, dat beide absoluut verwerpelijk zijn hebben zij in wezen niets met elkaar te maken. Het gebruik of beter gezegd misbruik van mensen is van overal. Arabieren, Afrikanen, Europeanen, Amerikanen, allemaal buitten zij mensen uit (en nog vaak). Tot ver in de tsarentijd kende Rusland het fenomeen van lijfeigenen en ook in de westerse wereld waren werknemers min of meer overgeleverd aan de patrons. Ja, ook in Venlo.

Het westelijk deel van de vroegere St.-Jaboskapel, die enkele jaren onderdak bood aan de ‘Armenfabrijk’.

Gewoon twaalf of nog meer uur per dag werken. Dat gold voor kinderen en volwassenen. Zij konden weliswaar ’s avond naar een eigen onderkomen – vraag niet van welke kwaliteit -, maar voor de rest was het bittere ellende. Een zekere Jacques van Marken, gistfabrikant in Delft (Gist Brocades, Calvé en later DSM) trok zich tweede helft negentiende eeuw het lot van zijn werknemers aan – verzoening van kapitaal en arbeid - en in zijn kielzog besloten ook andere werkgevers van lieverlee hun arbeiders wat humaner te behandelen. We praten dan over anderhalve eeuw geleden.

En in Venlo? 

Lees mee het reglement voor werknemers van de zogeheten Fabrijk Armen Verzorging Venlo, waar armlastigen te werk waren gesteld. Het dateert uit 1830. Deze fabriek, opgezet  met de meest nobele bedoelingen, werd geleid door een van de best gesitueerden in de stad, Frans Antoon de Gruijter namens het Rooms Katholiek Armbestuur. Deze instelling moest in die jaren maar liefst tussen de 130 en 150 gezinnen onderhouden.  De Armenfabrijk moest enige verlichting brengen. Zij werd ook wel Maison de pauvres genoemd, of Atelier des pauvres, of Etablissement des pauvres en was gevestigd in de vroegere St.-Jacobskapel/gasthuis op de hoek van Maasschriksel en Helschriksel.


De eerste artikelen uit het reglement voor de arbeiders in de ‘Armenfabrijk’.

De enige honderden arbeiders – dit aantal is wellicht wat overdreven – vervaardigden vooral kleding voor het in de Venlose kazerne gelegerde garnizoen. De arbeiders, die er gedoemd waren te werken, dienden een streng reglement na te leven.
Artikel 1: Ieder persoon welke in deze Fabrijk arbeidt is gehouden twaalf uren daags des zomers en elf uren des winters te arbeiden; het tijdstip des aanvangs van elken dag wordt doorgaans naar het Jaargetijde bepaald en waaraan zich een iegelijk moet gedragen. Dus zeven dagen per week twaalf of elf uur…

Artikel 2 en 3 liegen er ook niet om: Degene, welke tien minuten na het bepaalde uur van aanvang te laat komt wordt eene boete naar verhouding van zijnen arbeidsloon ingehouden. Artikel 3: Een ieder, die zich zonder verlof van de Fabrijk verwijdert, wordt zwaar bestraft en mede van den loon ingehouden. Dat er niet gerookt en alcohol mocht worden gedronken spreekt voor zich, maar dan artikel 6:  Ieder arbeider is gehouden zijnen dienst zes weken van te voren op te kondigen en waarbij de Directie bij gebreke van dien het regt is voorbehouden denzelven door de policie tot zijnen pligt te brengen, inval hij binnen den bestemden tijd zoude uitblijven.
Artikel 7 schreef voor dat er niets ontvreemd mocht worden, duidelijk. In het volgende artikel, artikel 8, wordt weer van dik hout planken gezaagd: Geen arbeider durft de Directeur der Fabrijk noch werkbaas tegenspreken, die zich dit tot schuld maakt moet de Fabrijk verlaten. En tenslotte artikel 9: Het is de directie tevens voorbehouden ieder arbeider die zich aan slecht gedrag of onoplettendheid schuldig maakt dadelijk uit dienst te stellen.

Het reglement was opgesteld op 19 maart 1830 en ondertekend door Frans Antoon de Gruyter, die zelf tot de ‘lokale adel’ behoorde en bepaald niet onbemiddeld was. De armen moesten hun mond houden en vooral blij zijn dat er werk voor hun was. Overigens niet voor lang, want de fabriek moest al op 1 juli 1832 haar deuren sluiten. 


 St.-Jacobskapel, 2020 en infobordje  

Nee, het was dan officieel geen slavernij, maar dan toch zo ongeveer de eerste deur ernaast. Paus Leo XIII in zijn encycliek Rerum Novarum (1891) en ook onze eigen monseigneur Nolens streden voor meer menselijkheid ten aanzien van arbeiders.  

Reageren? Stuur Albert Lamberts een e-mail: albertlamberts@home.nl



Geen opmerkingen:

Een reactie posten