vrijdag 15 januari 2021

Van nul tot nu van woensdag 13 januari 2021 - Jan van Venlo wist van klok en klepel

- door Albert Lamberts -  

Detail carillon in de toren van de Sint-Martinusbasiliek (collectie Stichting Het Venloos Carillon)

Venlo enveloppenstad, Venlo peperkoekenstad, Venlo transportstad, Venlo stad van de tuinders. Noem maar op. In dat rijtje hoort toch ook wel een beetje Venlo klokkenstad. Niet van de allure van Aarle Rixtel, waar Petit en Fritsen het ambacht van klokkengieter vanaf einde zeventiende eeuw uitoefende. Sinds 2015 trouwens onder de gezamenlijke paraplu met Koninklijke Eijsbouts in Asten, waar nog een alleraardigst klokkenmusuem is gevestigd. Bescheidenheid is een schone deugd, maar Venlo mag ook best trots zijn op zijn ‘klokkenverleden’, waarin ene Jan van Venlo zelfs ruim twee en een halve eeuw eerder dan Petit en Fritsen al van de klok en de klepel wist. 

De huidige Sint-Martinusbasiliek wordt op de stadsplattegrond van J. Blaeu uit 1649 de Groote Kerck genoemd (collectie Gemeentearchief Venlo.

Op deze prent uit 1596 zien we de imposante Venlose stadstoren. In de schaduw daarvan staat de Sint Martinuskerk met oudere kerktoren. De stadstoren was tot 1766 een opvallend element op de skyline van Venlo. Omdat de Martinustoren mogelijk een te geringe hoogte had, werd rond 1410 besloten een grote stadstoren te bouwen. Deze had een oppervlak van 18 bij 18 meter en verrees recht voor de oude kerktoren van de Martinuskerk die als het ware letterlijk daardoor in de schaduw van dit bouwwerk kwam te staan (bron: Gemeentearchief Venlo)

De geschiedenis van klokken in Venlo gaat nóg verder terug, want de oudste (voormalige) luidklok in de toren van de Martinuskerk dateerde uit 1373. Welke klokkengieter deze klok heeft gegoten is niet bekend. In die tijd was klokken gieten over het algemeen een individuele bezigheid. Ateliers waren van later datum. Het mag niet worden uitgesloten, dat de klok voor de Martinuskerk in Venlo is gegoten om de transportlijn zo kort mogelijk te houden; dat was toen vrij gebruikelijk.

Jan van Venlo, portretreliëf in frontgevel stadhuis, eind negentiende eeuw. Het kunstwerk is ontsproten aan de fantasie van de steenhouwer, er is namelijk geen portret van Jan van Venlo overgeleverd (foto MeerWolff) 

In het blad De Maasgouw (Weekblad voor Limburgsche Geschiedenis, Taal- en Letterkunde) van augustus 1881 lezen we, dat Venlo in de laatste jaren van de veertiende eeuw een bronsgieter kende in de persoon van Arnoldus de Wilde. Diens dochter trouwde met ene Jan van Venlo, in de vijftiende eeuw de grondlegger van het klokkengietersatelier Jan van Venlo. Daar werden ruim honderd jaar klokken gegoten voor vele kerken in het bisdom Luik en de hertogdommen Gulik en Gelre.

In het boek Pronkstukken van Venlo (1993) schrijft Wim Truyen: Het is niet bekend of we de naam van het atelier Van Venlo als een familienaam moeten duiden of dat er sprake was van een vernoeming naar de plaats van herkomst. Voor de vijftiende eeuwse ambachtsman was deze vraag echter volstrekt onbelangrijk; de gieters voorzagen hun klokken van uiteenlopende signaturen: Ian, Iohan clockgietere, Jan van Venlo en Jan clockgietere Van Venlo zijn waarschijnlijk namen die door één en dezelfde gieter werden gebruikt. Volgens Truyen konden overeenkomsten in typische versieringen en/of lettertypen op een klok overtuigende argumenten zijn om ondanks verschil in schrijfwijze van de naam te concluderen, dat het om één bepaalde gieter ging.

Roof van de klokken uit de Sint-Martinuskerk in 1942 (collectie parochie Sint-Martinus)

De door de bezetter geroofde klokken uit Noord-Limburg werden verzameld op het terrein van een transportbedrijf aan de Straelseweg. Het stond onder de bevolking bekend als het klokkenkerkhof en lag vanuit de stad gezien aan de rechterkant van de straat, even voor de Rozenkransstraat (collectie Jan van Pol)

Goed, terug naar die oude klok, anno Domini MCCCLXXIII (1373). Deze klok weegt maar liefst 1750 kilo en het opschrift luidt, uit het Latijn vertaald: Martinus, ik zing een loflied God waardig. Ik ween bij een dode. Ik weer het kwade af. Ik geef een teken bij oorlog. En verder: Que facis Ivvo Venle benignvm (Ik help Venlo welwillend).  En er is nog een heel bijzonder opschrift en wel bij de kroon. Daar staat REP. R.D.M. 1949. Dit opschrift is aangebracht 576 jaar na het gieten van de klok. Dit opschrift betekent: hersteld door de Rotterdamse Droogdok Mij. In 1949.



Sint-Martinuskerk gefotografeerd vanuit de Kleine Kerkstraat, voor de Tweede Wereldoorlog (met dank aan Piet Braem)

Ongeveer hetzelfde standpunt als hierboven, kort na de bevrijding. Het restant van de toren zou tijdens een novemberstorm in 1945 instorten (foto Nachtsheim/collectie Sef Derkx)

Hoe dat zo? Wel, de zware luidklok overleefde de klokkenroof door de Duitse bezetter op 3 november 1942, omdat zij was voorzien van een wit geschilderde letter M. Dat hield in dat ze onder de monumentale klokken was gerangschikt en dat werd gelukkig door de Duitsers gerespecteerd. De klok overleefde ook de brand in de toren in november 1944 als gevolg van een van de geallieerde bombardementen op Venlo, die beoogden de Maasbruggen te vernielen, zodat de Duitsers geen materieel en troepen meer over de Maas konden brengen. Zelfs in de hevig beschadigde toren bleef de klok op zijn plek, maar bij een westerstorm in het najaar van 1945 stortte de uitgebrande toren in en kwam ook de klok naar beneden. Herstel van de beschadigde klok bleek mogelijk en dat gebeurde door de Rotterdamse Droogdok Mij. Vandaar dus het opschrift. In 1949 kwam de klok terug in Venlo, maar kon niet in de toren worden geplaatst, want die was nog in aanbouw.  Pas in oktober 1952 kreeg de klok zijn plek in de klokkenstoel in de nog onvoltooide toren, evenals twee nieuwe luidklokken, De Willibrordusklok, genoemd naar de geloofsverkondiger, en de Mathiasklok, vernoemd naar de toenmalige deken Mathieu Strijkers. Die klokken, zoals ook later de klokken voor het  carillon, werden gegoten bij Petit en Fritsen in Aarle Rixtel. 

Overal werden in de jaren vijftig nieuwe klokken voor Venlose kerken ingezegend. Op de foto: deken Mathieu Strijkers (midden) zegent op palmzondag 1954 een nieuwe klok voor de Familiekerk in Venlo. Links pastoor Alphons Delsing (collectie Albert Lamberts)

Nee, Venlo heeft al lang geen klokkengieter meer. Tot aan het einde van de vijftiende eeuw waren nog drie gieters uit het atelier Van Venlo actief.  Van daarna is niets over klokkenmakers in Venlo bekend.

Herinneringen aan Venloos klokkenverleden zijn er nog wel: bijvoorbeeld de Klokkengieterstraat in Venlo-Noord, een Jan van Venlo-straat, een medaillon van klokkengieter Jan van Venlo op de voorgevel van het Venlose stadhuis en vanzelfsprekend strooien vele klokken nog dagelijks hun gelui over de stad. De luidklokken uit 1952 zijn overigens al lang niet meer alleen. Sinds 1959 beschikt Venlo over een groot carillon, dat nu in totaal maar liefst 53 klokken telt. O, en de grote klok uit 1373? Die begaf het weer en moest in 1959 alsnog plaats maken en staat nu in het Limburgs museum.

Volgende week meer over het carillon.

Reageren? 

Stuur Albert Lamberts een e-mail: albertlamberts@home.nl. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten