OOK RIJKSMONUMENT HET SCHOLTISHUIS VIEL TEN PROOI AAN DE NAOORLOGS SLOEPWOEDE
Het is geen opzienbarende bewering als we stellen dat Velden niet begiftigd is met een mooie historische dorpskern. Deels ligt dit aan de verwoestingen tijdens de laatste oorlog, maar misschien is dit nog wel meer te wijten aan de naoorlogse sloopwoede van lokale bestuurders. Hoe anders was het voor de bezettingsjaren toen de Markt nog een knus dorpsplein was met het statige Scholtishuis als trots middelpunt. Oudere Veldenaren dromen nog steeds weg bij de dierbare herinneringen die ze koesteren aan het vroegere rijksmonument. Hoe kon dit prachtige pand met zulk een rijke historie ooit afgebroken worden? Een reconstructie.
Scholtishuis, 1945
Gekke Maondag in de jaren vijftig, op achtergrond het Scholtishuis
Op 31 juli 1968 stuurt de Naardense architect W.Ph.I. Noé een brandbrief naar het toenmalige college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arcen en Velden. Hij beseft dat het op uren of misschien zelfs op minuten aankomt om het Scholtishuis te redden van een dreigende sloop.
Brief architect W. Noé over Scholtishuis
De architect smeekt om uitstel van de beslissing omdat in zijn ogen: ‘tijd gemakkelijker te krijgen is dan op korte termijn geld’. De bouwmeester uit het Gooi kent het hele gebouw niet, maar zijn klaarblijkelijke gevoel voor en kennis van cultuurhistorisch erfgoed hadden hem doen fronsen bij het lezen van een bericht in het vakblad Cobouw, dat het uit de zeventiende of de achttiendeeeuw stammende pand op de nominatie staat om afgebroken te worden.
Hij luidt de noodklok maar het mag niet meer baten. Drie dagen later wordt bij beschikking van de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk de vergunning tot afbraak verleend.
Scholtishuis, eind jaren zestig
De geschiedenis van het Scholtishuis voert in ieder geval terug tot 1713, toen een zekere Nicolaas Vogt in Velden de rol van schout vervulde. Hij resideerde in het Scholtishuis. Een schout of scholtis was een machtig en gezaghebbend iemand, die zowel burgemeester, officier van justitie als veldwachter was.
Scholtishuis, 1860
Het oorspronkelijke complex bestond in de achttiende en negentiende eeuw uit een villa met een woon- en herbergfunctie, een brouwhuis en een boerderij, dat bijna de gehele bebouwde kom binnen het vierkant Markt, Dorpstraat, Wilhelminastraat en Scholtisstraat omvatte.
Het Scholtishuis raakte door de eeuwen heen onlosmakelijk verbonden met de geschiedenis van Velden. De zeventiende -eeuwse geleerde Constantijn Huygens, die Frederik Hendrik begeleidde op zijn veldtochten en reizen, schrijft in zijn dagboek dat de Prins van Oranje in de nacht van 9 op 10 oktober 1646 overnacht in Velden, toentertijd niet meer dan een gehucht met een kerk en een handvol boerderijen. De overnachting moet in de voorloper van het Scholtishuis zijn geweest: dat was samen met de pastorie het enige notabele gebouw in het dorp.
Frederik Hendrik
Als de vrije Heerlijkheid Velden in de jaren III en IV (1795 en 1796) van de Franse Republiek wordt opgeheven wordt Velden, evenals Arcen en Lomm, een zelfstandige gemeente. Jean Haenen wordt in 1798 municipaal agent van Velden en huist in het Scholtishuis, waar voor het eerst registers van de burgerlijke stand worden bijgehouden. In 1801 worden Arcen, Lomm en Velden tot één gemeente verenigd onder de naam ‘Mairie de Velden’. De eerste gemeenteraadsvergadering vindt plaats op 9 februari 1801 in het Scholtishuis onder leiding van Maire Jean Haenen, die tevens belast wordt met het invoeren met de tot dan onbekende dienstplicht. De eerste rekruten uit de gemeente dienden zich te melden in –jawel- het Scholtishuis.
Het Scholtishuis maakte plaats voor een kaal gazon, 2020
Het Scholtishuis was een karakteristiek gebouw, beeldbepalend voor de dorpskern. Nog altijd, vijftig jaar na de sloop, maakt de Veldense Markt een geamputeerde indruk, ondanks recente opknapbeurten. De plek waar ooit het hart van het dorp bonkte en pronkte is nu een kaal gazon. En dat terwijl in nummer 200 van het Staatsblad uit 1961 het Scholtishuis nog werd omschreven als een ‘hoog huis met zadeldak tussen topgevels met vlechtingen en tandlijsten’ en ‘als een gebouw van eenvoudige doch harmonische architectuur en van oudheidkundige waarde.’ Hoe kon het zover komen dat zo’n monumentaal gebouw met zoveel cultuurhistorische waarde toch werd gesloopt, onder ogenschijnlijk betrekkelijk weinig weerstand? Was het onkunde? Onmacht, of zelfs onwil van lokale bestuurders? Ontbrak het Velden aan de juiste lobby’s richting Maastricht en Den Haag? Of verkeerde het pand bouwkundig in zo’n deplorabele staat dat het, bij gebrek aan middelen voor een opknapbeurt, wel met de grond gelijk gemaakt moest worden?
Kaarten in het Scholtishuis, jaren vijftig
De Delftse stedenbouwkundige Prof.Ir.J.H. Froger wordt in 1961 door de gemeente belast met het opmaken van uitbreidings- en komplannen rondom de Markt in Velden. Het dorp is zich in die jaren aan het ontwikkelen van een overwegend agrarische gemeenschap tot een op Venlo gericht forensendorp. Froger valt meteen het Scholtishuis op, dat hij omschrijft als ‘een karakteristiek exemplaar van oude architectuur’ en als ‘een gebouw dat door zijn vorm, zijn ligging en zijn historische betekenis waard is behouden te blijven.’ Klaarblijkelijk zijn er dan al plannen om het pand te slopen want Froger vraagt in een brief aan het college te overwegen ‘alvorens stappen worden gedaan die tot sloping zullen leiden, te onderzoeken of voor dit Scholtishuis een bestemming is te vinden, die het de moeite waard maakt tot restauratie over te gaan.’
Het kerkbestuur, de toenmalige eigenaar van het pand, heeft dan al vergevorderde plannen om het gebouw te verkopen aan een ondernemer, die het wil slopen om er een modern winkelpand neer te zetten. Dat laten Arcen en Velden niet gebeuren: in allerijl koopt de gemeente het Scholtishuis voor het bedrag van 7000 gulden met als doel het te laten restaureren, zodat het kan gaan fungeren als hulpsecretarie en gemeenschapshuis.
Scholtishuis vanuit het zuidoosten, 1925
Aan de Rijksdienst voor Monumentenzorg wordt per brief op 15 december 1961 een ‘ruime financiële bijdrage’ gevraagd. Het antwoord komt vele maanden later, op 10 september 1962, zonder een daadwerkelijke toezegging. Verder dan het verstrekken van een zogeheten aanmoedigingssubsidie kan men gezien ‘de zeer ongunstige financiële toestand van Monumentenzorg’ niet gaan.
Weer een maand later vraagt het college een subsidie aan bij het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Andermaal kan er niets beloofd worden. Wel schrijft mr.A.L. Goedhart van de afdeling Oudheidkunde en Natuurbescherming van het betreffende ministerie, dat de restauratiekosten ‘in beginsel’ in aanmerking komen voor subsidie. Hij adviseert een architect ter hand te nemen voor het opstellen van een begroting en restauratieplan. De Rijksdienst voor Monumentenzorg tipt de Blerickse architect L. Sorée en de gemeente Arcen en Velden stelt hem aan, omdat hij kan bogen op veel restauratiewerk.
En zo wordt tijdens een bespreking op 10 januari 1964 in het Arcense gemeentehuis officieel belast met de opdracht. Bij deze bijeenkomst is naast het voltallige college en de gemeentesecretaris ook de heer L.J. Ensing van Monumentenzorg aanwezig. Deze naam komt in eerdere en latere correspondentie meermalen voor.
Gemakshalve gaat de gemeente al uit van een zeer ruimhartige subsidie van het rijk en de provincie. Men komt, schattend, op een totale bijdrage van 72% van de totale kosten. Op 28 december 1964 is het bouwkundig rapport met gedetailleerde tekening inclusief begroting klaar. Renovatie blijkt wel degelijk mogelijk. De totale kosten worden beraamd op 152.374 gulden. Na goedkeuring wil de gemeente de restauratie laten uitvoeren door aannemersbedrijf Ch. Knops & Zn. uit Venlo.
Prentbriefkaart Velden, eerste kwart twintigste eeuw
Op 8 januari 1965 dient de gemeente andermaal een subsidieverzoek in bij het ministerie. Het ministerie wil echter niet verder gaan dan een bedrag van 25.000 gulden. De briefwisseling verloopt ondanks de urgentie opvallend traag. Niemand maakt haast.
Pas zestien maanden later komt de zaak weer uit het stof, als het Veldens postkantoor per 1 juni 1967 de huur wordt opgezegd: de eigenaar zegt het pand zelf nodig te hebben. Het Scholtishuis zou als postkantoor kunnen worden ingericht, dus de gemeente vraagt om een hoger subsidiebedrag. De Haagse Heren zijn echter onvermurwbaar. In een schriftelijk repliek geeft het ministerie bij monde van het hoofd van de afdeling Oudheidkunde en Natuurbescherming, drs. mr. O. Ter Kuile, het gemeentebestuur zelfs een veeg uit de pan. Op 14 juni 1966 schrijft deze dat hem ‘bij herhaling is gebleken dat eigenaren van te restaureren monumenten in de mening verkeren dat subsidiëring van restauraties een automatische gelegenheid is. Dit is echter in genen dele het geval.’ Het bericht van 11 oktober 1966 komt dan ook niet als een verrassing: de rijkssubsidie zal onder geen beding worden verhoogd.
Dan gooit Velden handdoek in de ring. Op 9 december 1966 beslist de gemeenteraad vervolgens unaniem, en zonder veel discussie, dat het ministerie om toestemming moet worden gevraagd het Scholtishuis van de monumentenlijst te schrappen. Het doel: definitieve en totale afbraak van het gebouw. Raadslid W.H.J. van Keeken pleit zowaar om bij een eventuele niet-inwilliging een beslissing hieromtrent tot in hoogste instantie uit te lokken.
Scholtishuis, eind jaren zestig
Het trieste lot van het Scholtishuis is hiermee bezegeld, al probeert men in een korte maar weinig overtuigende briefwisseling nog één keer het ministerie over te halen tot het verstrekken van een ruimere financiële tegemoetkoming. De mogelijke vestiging van het plaatselijke postkantoor wordt als lokaas gebruikt. Het antwoord is wederom: nee.
Achteraf kan men allerlei vraagtekens zetten achter het besluit om het Scholtishuis te slopen. Het cultuurhistorische aspect in het proces lijkt ver te zoeken. Zo omvat het dossier Scholtishuis geen verzameling ordners met tekeningen en plannen, maar slechts een dun stapeltje correspondentie en enkele gespreksverslagen. De vastgelegde discussies zijn nauwelijks noemenswaardig en al helemaal niet diepgravend. De inhoud en toon van de brieven van de lokale politici zijn gezapig, onderdanig en te beleefd. Op geen enkele manier zetten de bestuurders de landelijke en provinciale overheden echt onder druk. En waarom werd er slechts één architect en slechts één aannemersbedrijf geraadpleegd? Het lijkt er uiteindelijk op dat het gemeentebestuur opgelucht was verlost te zijn van het tot bouwval gedegradeerd cultuurhistorisch pand.
Waarom probeerde men geen alternatieve geldbronnen aan te boren? Het plaatselijke Sebastianusgilde was niet onbemiddeld. Ook de optie van een hypothecaire lening werd niet gelicht. De focus lag enkel en alleen op het verkrijgen van subsidies vanuit Den Haag en Maastricht. En waarom werden de beschikbare gelden niet aangewend voor een tijdelijke conservering van het gebouw in afwachting van het moment dat de schatkist vol genoeg zou zijn voor een restauratie? Er was geld, alleen niet genoeg. Er lag een doortimmerd renovatieplan en de PTT wilde heel graag als medehuurder zijn intrek nemen in het Scholtishuis.
Scholtishuis, pentekening
Onbegrijpelijk is dat de gemeente in 1968 niet is ingegaan op een aanbod van architect Noé uit Naarden. Misschien had deze nog voor een andere wending kunnen zorgen. Hij wordt echter per kerende brief vanuit de Arcense burelen afgeserveerd. De tekeningen kan hij opvragen bij zijn Blerickse collega Sorée.
Echte antwoorden op al deze vragen komen waarschijnlijk nooit. Ze zijn mee het graf ingenomen; de meeste directbetrokkenen zijn niet meer in leven of ontraceerbaar. De samenstelling van het gemeentebestuur bestond uit machtige, vaak al bejaarde mannen. Het waren overwegend herenboeren, aannemers, hoofdonderwijzers en vooraanstaande verenigingsbestuurders. De KVP oordeelde en heerste. De lijnen met het kerkbestuur waren kort.
Een plausibele verklaring voor de haastige sloop is wellicht dat het kerkbestuur het Scholtishuis als een ‘sta-in-de-weg’ beschouwde. Meteen na de afbraak ontvouwden de parochiale gezagsdragers het al wat oudere voornemen om een nieuwe toegangsweg tot de kerk aan te leggen, precies op de plek waar het Scholtishuis had gestaan. Maar geldgebrek dwarsboomde ook dit plan.
Niet vergeten mag worden dat in het naoorlogse Nederland een ongebreidelde sloopwoede woedde onder overheden - vooral in dorpen en steden die veel te lijden hadden gehad onder beschietingen en bombardementen. Velden hoorde daarbij. Het was de modernistische toon van die tijd.
Scholsen Ties
Een van de kleurrijkste bewoners die het Scholtishuis heeft gekend was herbergier/bierbrouwer Johannes Matthias van Lipzig. In Velden stond hij ook wel bekend onder de naam Scholsen Ties. Op zijn erf verbouwde hij zijn eigen hop. Het bier was van hoge kwaliteit en vloeide rijkelijk bij gildefeesten, bruiloften en begrafenissen. Scholsen Ties was jarenlang hofleverancier van de kasteelheer van Arcen. In 1919 sluit hij zich aan bij de brouwerscoöperatie ‘De Vriendenkring’ in Arcen. Scholsen Ties stierf in 1943, halverwege de oorlog.
In 2016 brouwt de Venlose restaurateur en inmiddels fulltime brouwer Peter Bouman in Weert op initiatief van de Historische Werkgroep Arcen-Lomm-Velden een nieuw Scholsen Ties bier met een alcoholpercentage van 6 % als eerbetoon aan de Veldense brouwer van weleer. Peter Bouman droeg vorig jaar het stokje over aan John Deenen, eigenaar van de Veldense microbrouwerij Herder Bieren aan de Rijksweg. John teelt net als Scholsen Ties zijn eigen hop.
Reageren? Stuur een e-mail naar Pieter Duijf: piedu12@yahoo.com.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten