vrijdag 8 mei 2020

De Zwarte Dood in Venlo (2)

(door Sef Derkx)
Een boek geschreven in het midden van de veertiende eeuw, is dat nog steeds te lezen? Ja, mits de titel Decamorone luidt en Giovanni Boccaccio (1315-1375) de auteur is. Baccaccio schreef het meesterswerk kort na de grote pestepidemie van 1347-1348. De Decamarone is een verzameling van honderd verhalen, die in tien dagen tijd door tien jongeren worden verteld. Ze zijn de pest in Florence ontvlucht en om de tijd te doden vermaken ze elkaar met verhalen. 


Een selectie van twintig geschiedenissen, vertaald door Frans van Dooren, zijn in 1981 uitgegeven door Het Spectrum (collectie Sef Derkx)

Niks voor u, zo’n ouwe meuk? Niet overtuigd? Op initiatief van Ivo van Hove wordt op de website van het Internationaal Theater Amsterdam dagelijks één verhaal uit Boccaccio’s Decamerone voorgelezen. Als ode aan het leven: https://ita.nl/nl/episodes/itas-decamerone/765119/

Detail uit 'Triomf van de Dood' (Pieter Breughel de Oude, 1562), dat door kunsthistorici in verband wordt gebracht met de pest in de zestiende eeuw (collectie Prado Madrid) 

De pest trof in 1347 eerst Italië en verspreidde zich vervolgens over grote delen van Europa. Vijf jaar lang vlamde de ziekte keer op keer op, ook in Nederland. Alleen geïsoleerde gebieden bleven gespaard. Onderzoekers nemen aan dat de pandemie ontstond in China of Centraal Azië. Wat er de oorzaak van was, dat de ongevaarlijk pestbacil veranderde in een kwaadaardige is vooralsnog een raadsel.

Op vleugels van verbeelding gaan we naar Venlo, we zweven boven het stadje aan de Maas met zijn vestingwerken, poorten, nauwe en vervuilde straten, overbevolkte huizen, penetrante stank en bewoners in doodsangst.

In 1451 blijven leerlingen van de schoolmeester thuis vanwege de hoge sterfte door  de pest. De schoolmeester krijgt van de stad een vergoeding in de kosten voor levensonderhoud. Leerlingen die thuiszitten - het is anno 2020 niet anders. Er zijn wat betreft overheidsmaatregelen meer overeenkomsten tussen de pest toen en de covid-19 nu. Hoewel… de herbergen bleven gewoon open. We hebben in de verschillende ordonnanties niets gevonden, wat wees op sluiting van deze gelegenheden.

In Florence in de veertiende eeuw was dat ook al het geval lezen we in de Decamarone. Er was genoeg klandizie in tijden van pest. Giovanni Boccaccio: 'Anderen beweerden dat een onfeilbare remedie tegen de kwaal erin bestond te zuipen, te schransen, zingend en feestend over straat te gaan, aan iedere begeerte toe te geven en vooral over alle ellende te lachen en er grappen over te maken. En de daad bij woord voegend zwalkten ze dag en nacht laveloos van de ene taveerne na de andere.' Ook in Venlo werden bij begrafenissen de bloemen buitengezet. Bij dopen en bruiloften was dit eveneens het geval. Veelbetekenend is de uitdrukking 'grafbruiloft' voor een bijeenkomst na een begrafenis. Illustratief is de boze brief die Maria, hertogin van Gelre, in 1379 aan haar onderdanen in Venlo zond. Om de vele excessen bij dopen, bruiloften en begrafenissen te bestrijden, vaardigde zij maatregelen uit, die paal en perk moesten stellen aan uitspattingen.

Isolatie van besmette personen komt nadrukkelijk naar voren in de verschillende verordeningen van het stadsbestuur. In 1464 wordt een pesthuis gebouwd buiten de Keulsepoort. Het lag aan de huidige Kaldenkerkerweg ter hoogte van de afslag Vierpaardjes. Uit de stadsrekeningen is bekend dat voor het huis 16.900 stenen nodig waren en dat Jan de Timmerman er met een wisselend aantal knechten er ruim zeventig dagen aan gewerkt heeft.  


Restauratie-expert Hai Gout (van Facebook Hansenhof Velden)

We consulteren restauratie-expert Hai Gout, die op basis van de gegevens tot het volgende komt: ‘Als ik uitga van het formaat van de stenen van vroeger en van steensmetselwerk, dan kom ik uit op ongeveer 169 vierkante meter. Uitgaande van kleine ramen, dan zou het vloeroppervlakte, 10 bij 18 vierkante meter zijn. Maar dit is wel natte vingerwerk.’ Het pesthuis wordt ook wel eens aangeduid als leprozerie. Het staat vermeld op de plattegrond van Venlo, die Jacob van Deventer in 1570 vervaardigde. 

Plattegrond Jacob van Deventer (collectie Rijksarchief Limburg, Maastricht) onder de witte pijl het pesthuis c.q. de leprozerie van de stad Venlo  
Detail plattegrond Jacob van Deventer met vermelding 'leprosen' en de weergave van het huisje 

De gevolgen van de pestuitbraak in de jaren 1615 en 1616 zijn schrikbarend. Pestlijders, bewoners van pesthuizen en inwoners die zieken verplegen mogen niet meer naar  de Sint-Martinuskerk. Ze zijn aangewezen op de kapel van O.L.Vrouw Inghen Dael, die op het kerkhof staat. Daar wordt voor de zieken op zondagen en christelijke feestdagen ’s morgens missen gelezen. Wie vermoedt dat hij aangestoken is, moet naar dezelfde kapel gaan om de biecht te laten afnemen en alvast het sacrament van de stervenden ontvangen.

Links naast de Sint-Martinuskerk staat de kapel van O.L.Vrouw Inghen Dael, detail stadsplattegrond J. Blaeu (collectie Gemeentearchief Venlo)  

In de verschillende verordeningen lezen we dat wie besmet is, zich niet op de markt mag laten zien. Bovendien is een wandeling over de vestingmuren verboden. Alleen als het strikt noodzakelijk is, mag een pestlijder buitenshuis komen. Om zijn mede-Venlonaren te waarschuwen, wordt hij geacht te zwaaien met een witte vlag. In besmette huizen moeten deuren en ramen aan de straatzijde overdag gesloten blijven. Er mag bovendien geen afval op straat gegooid worden. Linnengoed of kleren van besmette personen mogen alleen buiten de stad in de Maas worden gewassen. Verder mag niets uit pesthuizen verkocht worden en mogen de bewoners ervan zelf geen water uit de gemeenschappelijke putten halen.   

De pestmeester of snaveldokter verzorgde pestlijders. Hij wordt op deze zeventiende-eeuwse prent afgebeeld in beschermende kleding, die bestond uit een hoed, een masker met ogen van glas, een houten stok (om zieken die te dicht bij kwamen weg te duwen), grote leren handschoenen, lange leren laarzen en een lange gewaxte cape. Het pinguïnachtige masker zou gevuld zijn geweest met kruiden en specerijen om de lucht te zuiveren omdat men dacht dat de pest zich door de lucht verspreidde (particuliere collectie)

Pestlijders moeten dus  geïsoleerd worden, want: soo ghij eenen enige verrotte appel onder hondert duijsent gave appelen op den solder laet leggen, soo sullen se alle verrotten. Eén rotte appel in de mand, maakt alle fruit tot schand dus. Verderop in het archiefstuk wordt een aantal vreeswekkende huidaandoeningen vermeld, waaraan je builenpest kunt herkennen: vurige carbonckels, anthraces, bubones, pepercoorn ende vuirige vlecken ende sweren soo afschouwelick. Om plaatsvervangend jeuk van te krijgen, toch? Omdat vooral jonge mensen ziek worden, mogen alleen volwassen mannen en vrouwen de chirurgijnen en pestmeesters helpen. 

De pest werd gezien als een straf van God. Dat infectie plaatsvond door contact met zieken, kleding of lijken, was bekend. Onbekend was echter, dat vlooien en ratten dragers waren van het pestbacil. Men was zeer beducht voor ongezonde dampen, stinkende mist en vergiftigde lucht. Deze zogenaamde miasmen - verrotte en kwalijke luchten - vormde een slechte sfeer, die weer tot een slechte lucht leidde.  We vinden het terug in verschillende archiefstukken, waarin het doodszweet van pestlijders als gevaarlijk wordt aangemerkt. Het geldt ook voor de van der damp der geinfecteerden urine en ontlasting. 

Prent jeneverbes (particuliere collectie)

Een pesthuis werd ontsmet door uitroking. De ordonnantie stad rept over de zuiverende werking van de jeneverbes. Takken van de heester moeten binnenshuis worden verbrand. De vlam verteert dat quaet gift uit de lucht. Huizen waarin pestlijders zijn gestorven, moeten eerst de jeneverbes-rookbehandeling hebben gehad, voordat ze weer opengesteld kunnen worden.
Begrafenissen zijn alleen ’s nachts toegestaan door een kleine groep van familieleden. In de jaren dertig van de zeventiende eeuw slaat de pest opnieuw ongenadig toe. Er komen zoveel mensen te overlijden, dat de landerijen braak komen te liggen en Venlo op een spookstad lijkt.


Sint-Rochus met engel in Sint-Martinusbasiliek (website Sint-Martinusbasiliek)

Door de voorspraak van een pestheilige in te roepen, hoopte men gevrijwaard te blijven of ervan te herstellen. In West-Europa werd Sint-Rochus in het bijzonder vereerd. In 1317 ondernam de op dat moment nog niet heilige Rochus een pelgrimstocht naar Rome. Hij kreeg de pest, trok zich terug in een bos en werd daar door een engel genezen. Na zijn dood verscheen een engel, die verkondigde dat iedereen die Rochus aanriep tegen de pest, genezen zou worden.

In de Sint-Martinusbasiliek vinden we zestiende-eeuws Sint-Rochusbeeld. De heilige is vereeuwigd als Rome-pelgrim Hij draagt een pelgrimshoed met jakobsschelp en heeft een pelgrimsstaf vast. De zoom van zijn tunica heeft hij omhooggetrokken, waardoor de sweren soo afschouwelick zichtbaar zijn. De engel reikt een kompres aan. In 1678 heerste in Steyl dysenterie. Er werd een kapel opgericht, die gewijd was aan Rochus en Sebastianus. Het beeld van Sint-Rochus uit deze kapel wordt heden ten dage bewaard in het Limburgs Schuttersmuseum. 

Sint-Rochus van Steyl (collectie Schutterij Museum Steyl - foto Luc Wolters)

Kerken en musea zijn echter gesloten in deze fase van de lockdown. We kunnen dus niet naar een van de beelden van Sint-Rochus. Gelukkig biedt onze wijnvoorraad uitkomst. We openen een fles Saint-Roche rosé, uit het gelijknamige dorp in de Gard en vertrouwen erop dat de hemelse naamgever van de wijn ervoor zorgt, dat we bespaard blijven van corona.



Reageren? Stuur Sef Derkx een e-mail: floddergats@xs4all.nl.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten