zondag 24 mei 2020

Fien M.


(door Gerrit van der Vorst)

Kamp Steyl raakte in 1945 tjokvol. Gemiddeld zaten er meer dan 600 gevangenen, op een vloeroppervlak van circa 3.700 vierkante meter. Rekening houdend met algemene ruimten was het proppen in het zwaar gehavende gebouw dat voor het huisvesten van mensen toch al totaal ongeschikt was.

Aantallen gevangenen in Kamp Steyl in 1945 (Nationaal Archief).


De omstandigheden waren bar en boos. Eigen schuld, dikke bult voor die landverraders, zullen lezers misschien denken. Maar de meeste gedetineerden in Steyl waren nog niet berecht. En, zeker, er zaten oorlogsmisdadigers onder, maar ook volmaakt onschuldigen en (zeer) lichte gevallen. Mensen die weinig of niets op hun kerfstok hadden – vaak minder dan bijvoorbeeld de gemiddelde politieman of gemeenteambtenaar, of dan sommige mannen van de Binnenlandse Strijdkrachten die veel arrestaties verrichtten.


Een kaalgeknipte ‘moffenmeid’ tussen joelende omstanders (NIOD). De volkswoede had zich meteen na de bevrijding gericht op veel van dergelijke lichte gevallen, ook in Venlo.

Zwarthandelaars, ‘echte’ collaborateurs en profiteurs van groot formaat konden rustig blijven rondwandelen. Althans volgens een bericht in het Dagblad voor Noord-Limburg van 16 juni 1945. Veel van die figuren hadden zich tijdig ingedekt. Minder doortrapte ‘brood-NSB’ertjes en kleine zwarte Pieten’ waren in grote getale aangepakt, zo luidde een algemene klacht over de zuiveringen. En vaak ongenadig hard aangepakt. Een inwoner van Tegelen schreef daarover: ‘Voor mijn vader moet het ’t meest vernederende moment in het leven zijn geweest, toen hij in een groep “volksverraders” door Tegelen werd gevoerd. Ik heb dat beeld scherp op het netvlies. Vlak bij ons huis over de Bergstraat kwam die groep aanmarcheren, gedreven en begeleid door bewapende mannen.


Arrestatie ergens in Nederland (NIOD). Er zijn geen foto’s bekend van dergelijke arrestaties in Venlo.


De vader moest later dwangarbeid verrichten bij boeren in de omgeving. Toen zijn kinderen hem daar eens boterhammen brachten, liet hij zich ontvallen ‘Wat heb ich óg toch aangedaon!’ Een belangrijk punt. Het ging namelijk niet alleen om de circa 150.000 gevangenen, maar met hen waren meer dan 400.000 gezinsleden verbonden, die ook verketterd werden. Dat was een niet te verwaarlozen deel van de Nederlandse bevolking die toen zo’n 9 miljoen zielen telde.

En ook in Kamp Steyl zaten mensen maandenlang in voorarrest, zonder dat het tot berechting kwam. Het justitiële apparaat was totaal overbelast. De buitenwacht kreeg zo de indruk dat de publiekelijk al zo zwaar vernederde verdachten wel erge wandaden moesten hebben begaan.


Het Dagblad voor Noord-Limburg berichtte al op 21 augustus 1945 over de interneringsproblematiek (Gemeentearchief Venlo).


Een van de mensen waarvan later duidelijk werd dat ze ten onrechte vast hadden gezeten, onder meer in Kamp Steyl, was de bekende Venlonaar Lei Kemps. Hij zat 360 dagen gevangen op een valse aanklacht, naar later bleek. De arrondissementsrechtbank in Roermond zou hem in maart 1952 de maximale schadevergoeding van acht gulden per dag toekennen, in totaal 2.880 gulden.


Lei Kemps had tijdens de bezetting de Venlose korpschef in De Bovenste Molen zien ‘fuiven’ met Gestapo-beambten (privécollectie). Dat was hem na de bevrijding lelijk opgebroken, toen hij meteen een kamp werd ingewerkt.


Een schrijnend geval was de Venlose Fien M. Fien was niet voor het geluk geboren. In het weeshuis was ze doof geworden en daarna was haar huwelijk een hel geworden. Haar echtgenoot, NSB’er van het eerste uur en later SS’er, had haar bedreigd en bedrogen. Desondanks had Fien haar vier kinderen zo goed mogelijk opgevoed. In 1944 was een zoontje op zevenjarige leeftijd overleden aan beenkanker. Daarna was haar echtgenoot – inmiddels ontslagen als Rottenführer bij de Waffen SS: ‘charakterlich ungeeignet’ – van haar gescheiden, om te hertrouwen met een Weense vrouw. 


Fiens echtgenoot (midden) met andere Venlose nationaal-socialisten (privécollectie). Begin 1946 zou hij in Oostenrijk gearresteerd worden door de geheime dienst van het Amerikaanse leger en in de mist verdwijnen.


Fiens probleem was dat haar ex-echtgenoot haar lid van de NSB had gemaakt. Maar NSB-lid 121185 had nooit iets fouts gedaan. Toch zou ze tot 5 februari 1946 in Kamp Steyl moeten blijven. Zonder haar drie jonge kinderen en ondanks een smeekbede van een ex-schoonzuster. In Kamp Steyl zat ze tussen veel lichte gevallen, maar ook met onbetwiste oorlogsmisdadigers, zoals de verrader Fattie Pannemans.


Foto van Fattie Pannemans, waarmee illegale werkers tijdens de bezetting voor hem gewaarschuwd waren (Nationaal Archief). Pannemans was het zwarte schaap van een keurige familie. Hij had joodse Nederlanders in handen van de Sicherheitspolizei gespeeld.


Na acht ellendige maanden bleken er uitsluitend gunstige verklaringen te liggen en mocht Fien alvast naar huis. Het Hoofd van de Politieke Rechercheafdeling te Venlo adviseerde tot onvoorwaardelijke buitenvervolgingstelling. Om onbegrijpelijke redenen nam het Bijzonder gerechtshof in Den Bosch dat advies niet over: Fien M. werd pas op 19 november 1946 buiten vervolging gesteld, op voorwaarde dat ze zich drie jaar als een goed Nederlander zou gedragen. Ze had nooit anders gedaan.




Fien M. in Kamp Steyl (privécollectie).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten