donderdag 29 oktober 2020

Van nul tot nu - Het begon met een schietincident aan de grens

- door Albert Lamberts -  

Café Backus aan de grens, waar het Venlo-Incident plaatsvond (foto’uit boek The Venlo Incident van Payne Best)

Tegenwoordig de heer Donker, voorzitter, jonkvrouwe Wttewaal van Stoetwegen en de heer Koersen, leden, alsmede de heer Schuijt, griffier. Verhoor van Gerardus Johannes Coenradus Josephus Eissens, oud 40 jaar, wonende te Venlo,

Zo begint het verslag van de zitting van de Enquêtecommissie regeringsbeleid 1940-1945 van dinsdag 18 mei 1948. Commissaris Eissens werd verzocht tekst en uitleg te geven over zijn nieuw gestarte onderzoek betreffende het Venlo-Incident.

In ’t kort: op 9 november werden bij Café Backus aan de Herungergrens in Venlo twee Britse inlichtingenofficieren, Sigismund Payne Best en Richard Stevens in de Duitse val gelokt. De Britten werden na een korte schietpartij, waarbij luitenant Klop dodelijk werd verwond, naar Duitsland gevoerd. Dat Britten van de Secret Services op Nederlands grondgebied actief waren zou reden geweest zijn voor Nazi-Duitsland om de neutraliteit van Nederland in twijfel te trekken, waarmee hun inval in mei 1940 mede werd gerechtvaardigd. Het was schimmigheid troef, de jaren na het incident. Pas ver na de oorlog werd het verhaal verteld, maar vragen bleven bestaan.

Uit het verslag:

De voorzitter (van de Enquêtecommissie): Is het juist, dat u op het ogenblik bezig bent met een onderzoek naar het z.g. Venlo-Incident? A. (commissaris Eissens dus): Inderdaad. In opdracht van de procureur-fiscaal , de heer Van Voorst tot Voorst. 

De voorzitter: Waarom is deze zaak in handen van de procureur-fiscaal? 

A. De questie is deze. Deze zaak heeft nog niet haar juridisch einde gevonden; toen ik dan in begin Oktober 1946 weer bij de politie in Venlo kwam, kreeg ik een paar draden in handen in zake het grensincident. Ik heb toen contact opgenomen met de officier van justitie in Roermond en het was toen een competentievraag of dit ressorteerde onder de normale politie dan wel onder de bijzondere rechtspleging. De procureur-fiscaal was van mening, aangezien de gebeurtenissen hier hadden plaats gevonden op een moment dat de oorlog dreigende was, hier dus de bijzondere bepalingen van de bijzondere rechtspleging van toepassing waren. Daarbij heeft de heer Wilbrenninck, de officier van justitie te Roermond zich neergelegd en nu vindt het onderzoek plaats met medeweten van deze officier van justitie en min of meer in gemeenschappelijk overleg.

Heel begrijpelijk dat Eissens direct na de oorlog de zaak opnieuw wilde oppakken, want ook in 1939 was hij als inspecteur van politie bij het summiere onderzoek betrokken geweest, samen met de toenmalige commissaris (Schnebbelie, die bij een bombardement omkwam) en heren van de rijksrecherche. Eissens had diverse verhoren verricht, maar betrokkenen werden niet voor de rechtbank gebracht.

De Voorzitter: Is dat onderzoek  toen niet om de een of andere reden gestaakt? 

A. Ja, dat blijkt uit de stukken, die ik op het ogenblik in handen heb gekregen. Het is op het ogenblik de bedoeling, dat al hetgene wat op juridisch terrein is tezamen gebracht en nog te brengen is in mijn handen terechtkomt. Bij deze stukken zijn documenten waaruit blijkt, dat indertijd het onderzoek min of meer is gestaakt of althans niet verder is voortgezet op last van hogerhand.  

Op de vraag wie opdracht had gegeven het onderzoek te staken vertelde Eissens dat hier eigenlijk sprake is van een opdracht, uit Den Haag komende, in de stukken genoemd het Departement van Justitie, maar ik neem aan dat het het Departement van Oorlog is geweest. De officier van justitie in Roermond, Rieter, had een telefoontje uit Den Haag gehad dat het onderzoek niet verder behoefde te worden voortgezet. 

De voorzitter: Was dat kort na 9 november? 

A. Het was betrekkelijk kort na 9 november. 

Over het hernieuwde onderzoek had de voorzitter ook vragen: Is u uitdrukkelijk gezegd buiten de politieke achtergrond te blijven? 

A. Niet uitdrukkelijk in die zin, dat ik aan de politieke achtergrond geen aandacht moet schenken, maar niet meer dan voor mijn politie-onderzoek ten aanzien van de gebeurtenissen aan de grens nodig zou blijken.

De betrokken Britse inlichtingen-officieren Payne Best (links) en Richard Stevens (foto uit boek The Venlo Incident van Payne Best)

Reageren? Stuur Albert Lamberts een e-mail: albertlamberts@home.nl.

De Bloemenbuurt - De Halte XL van woensdag 28 oktober 2020

 - door Sef Derkx - 

Luchtfoto met in ovaal de Bloemenbuurt, ter oriëntatie is bij Manresa een pijl gezet (foto Gemeentearchief Venlo)

De stadsdienst van Arriva heeft ons naar halte Casinoweg gebracht. Hier boven ‘op de berg’ werd vanaf 1947 de Bloemenbuurt gebouwd, de eerste naoorlogse nieuwbouwwijk. De buurt was bijzonder sfeervol met 47 vrijstaande en 12 halfvrijstaande minihuizen. Eromheen lagen grote tuinen, de straten waren grindweggetjes in het idyllische groen. Voor kleine gezinnen was het huisje geschikt. Naast de slaapkamer voor de ouders was er nog één piepkleine kinderkamer. In de plannen zouden de huizen vijftien jaar staan. Het waren in feite noodwoningen met een beperkte levensduur. Ze bleven echter veel langer bewoond en werden pas rond de millenniumwisseling afgebroken.  

Half vrijstaand huisje in de Bloemenbuurt, voor afbraak (foto particuliere collectie) 

Het is opmerkelijk dat de eerste nieuwbouwwijk van na de oorlog op grote afstand van de binnenstad werd gebouwd. Een verklaring hiervoor is, dat tussen de vooroorlogse buitenwijken en de steilrand vruchtbare grond lag. Die was in gebruik als tuinbouwgrond, je vond er bijvoorbeeld veel kassen. De tuinders waren goed vertegenwoordigd in de Venlose politiek. Aan het uitkopen van de ‘gerdeneers’ hing een onbetaalbaar prijskaartje. De zandgrond ‘op de berg’ was een spotgoedkoop alternatief. 



De Bloemenbuurt behield het parkachtig karakter tot in de jaren negentig (foto's met dank aan Gerrit van der Vorst) 

Historicus Gerrit van der Vorst (1946) groeide op in de wijk. Hij draagt een andere mogelijke reden aan voor de grote afstand tussen binnenstad en Bloemenbuurt: ‘Een belangrijk deel van de buurtbewoners was in rooms-katholieke zin van verdachte huize. Er woonden katholieken uit Holland, protestanten, nihilisten en twee communisten. De laatsten werden ijverig geschaduwd door de BVD. Een prominente bewoner van de Bloemenbuurt was journalist, schrijver en dichter Cor Deneer. Ik heb altijd gedacht dat de behoudende geestelijkheid al die andersdenkenden en dwarsdenkers bewust ‘de berg op’ dirigeerde, maar dat kan ik niet bewijzen.’

Journalist en dichter Cor Deneer (foto particuliere collectie)

Voor kinderen was de Bloemenbuurt een eldorado. Aan de rand van de wijk lag een speeltuin met een wip, een schommel, een zandbak en een voetbalveldje met twee ijzeren goals. Erachter begon de eindeloos lijkende natuur van de Groote Heide met bos en hei. Gerrit van der Vorst: ‘Het voetbalveldje was grasloos en liep sterk af. Op zekere dag in 1958 kwamen jongens uit de nabijgelegen Albertstraat voetballen op ons veldje. Het werd in onze ogen een heroïsche derby. Toeschouwers hadden we niet, op een enkel buurmeisje na. Ik raakte volledig verslingerd aan voetbal en meldde me al gauw aan bij de Venlose Boys. Een rooms-katholieke club, waar ik als protestante jongen volkomen ben geaccepteerd.’

Speeltuin met schommels in Bloemenbuurt (foto met dank aan Gerrit van der Vorst)

In voetbal geïnteresseerd buurmeisje, op de achtergrond het voetbalveldje van de Bloemenbuurt (foto met dank aan Gerrit van der Vorst)

Tot slot. Een mooi item van Omroep Venlo over Bloemenbuurt-dichter Cor Deneer (https://omroepvenlo.nl/nieuws/artikel/groot-venlonaar-cor-deneer-journalist-en-dichter?fbclid=IwAR3SgMESLVIXuK7PVrJbq3zECJPGZzVv8WQYEEgv5LK96aym228HwM9UXEU)

Reageren? Stuur Sef Derkx een e-mail: floddergats@xs4all.nl.

Noodwoningen als in de Bloemenbuurt, maar ook op veel andere plekken in Venlo en Blerick, zijn onderwerp van de presentatie Venlo en Blerick na de bevrijding. Dagelijks leven is overleven in CityCinema op 9, 10 en 11 november a.s.

Door de coronamaatregelen van de overheid is het aantal plaatsen beperkt. 

Voor meer info kijk op: https://citycinema.nl/movies/576/202/venlo_en_blerick_na_de_bevrijding




maandag 26 oktober 2020

Van nul tot nu - Belletable in boekje ‘zonder wijwater’

- door Albert Lamberts - 

Onthulling beeld Henri Belletable, 1938 (foto Jan de Jong/glasnegatief collectie Limburgs Museum) 

Van Baer de Woers, van Frans Boermans en van Marokko staat een beeld op de Jodenstraat, Monseigneur Nolens staat meer dan levensgroot in het Mgr. Nolenspark, er staan joekels van laarzen bij het stadskantoor en vier ijzeren wachters van Tajiri bewaken op de stadsbrug de uit- en toegang tot de stad. Er staan natuurlijk meer beelden in de gemeente Venlo, maar van één beeld is vrij onbekend waarom het er staat. Dat is het prachtige beeld van Henri Belletable pal voor de Familiekerk in Venlo.

Kranslegging bij onthulling beeld Henri Belletable, 1938 (foto Jan de Jong/glasnegatief collectie Limburgs Museum)

Er is over deze man best wel het een en ander geschreven, maar toch: hij hoort eigenlijk thuis in het rijtje beroemde en veelbetekenende Venlonaren, die toch vrij onbekend zijn. Er is weliswaar een beeld voor Belletable opgericht en een straat naar hem vernoemd, maar verder?

Beeld van Henri Belletable voor de Familiekerk, (foto Albert Lamberts)

Dat euvel van onbekendheid van Belletable was in 1994 ook pastoor Spee van de Familieparochie opgevallen. Spee woonde destijds in de pastoorswoning bij de kerk en had het beeld van Belletable zo ongeveer als naaste buurman. Bij mede-parochiaan Gerard Derkx vond de pastoor een willig oor een beknopt boekje over de beroemde, onbekende Venlonaar te schrijven.

Heel in het kort: Henri Belletable, geboren op 8 april  1813 in een pand aan de Vleesstraat, waar nu de HEMA is gevestigd, verloor op jonge leeftijd zijn vader, drogist/apotheker, die in het toenmalige Nederlands-Indië werkzaam was. Omdat het staatspensioen van 550 gulden net voldoende was voor Henri’s moeder om zichzelf en zeven kinderen van levensonderhoud te voorzien verhuisde het gezin naar een goedkopere woning aan de Klaasstraat. Als 14-jarige ging Henri bij het leger, gedetacheerd in Maastricht. Binnen acht maanden was hij korporaal en kort daarna fourier (administratieve functie), onder andere wegens zijn fraaie handschrift. Een lang verhaal kort maken: Henri koos uiteindelijk na 1833 voor het Belgisch leger en was als adjudant hoofd van de onderofficieren in Luik. Volgens schrijver pater Lejeune (redemptorist) van het boek Leven van kapitein Belletable (1898) bekeerde Belletable zich na een val (wordt zijn lang ongehuwd samenleven met zijn latere vrouw Elisabeth Stassart bedoeld?) weer tot overtuigd belijdend katholiek, die als tweede luitenant in zijn volgende standplaats Beverloo het ruige krijgsvolk de kerk in loodste. Belletable trok van legerplaats tot legerplaats. Als laatste Hoei, waar hij vanaf september 1855 commandant was en van waaruit hij zijn vrouw en vijf kinderen, die in Soignies woonden, onderhield. Zeer kort, want hij overleed op 5 december 1855. Hij werd begraven in Hoei.

Duizenden leden van de Aartsbroederschap kwamen in 1955 naar Venlo voor een speciaal congres (foto uit boekje Henri Belletable, kapitein en stichter)

Deze militaire carrière zou natuurlijk geen standbeeld rechtvaardigen. Nee, de oprichting daarvan wordt gerechtvaardigd door het feit, dat Belletable, die zeer godsvruchtig was, in 1844 de Aartsbroederschap van de Heilige Familie stichtte uit meeleven met de barre omstandigheden, waarin duizenden (arbeiders-)families verkeerden. Hij wilde de vaak aan alcohol verslaafde gezinshoofden op het juiste pad brengen en daarin was hij bepaald succesvol. Met de naamgeving kon de latere kardinaal Dechamps volledig instemmen. De aartsbroederschap groeide en in 1894 bestond de broederschap in bijna 1300 kerken over heel de wereld.

In 1937 besloot bisschop Lemmens de vierde parochie in Venlo toe te wijden aan de Heilige Familie. De monseigneur kon al een jaar later het beeld van Belletable onthullen voor een enthousiaste menigte van wel 20.000 mensen, die uit heel Nederland waren gekomen. Een jaar later werd de kerk ingewijd en nog eens 55 jaar later schreef (oom) Gerard Derkx zijn boekje, waarvan hij het eerste exemplaar aanbood aan monseigneur Wiertz.

Ook in Lottum wordt Belletable geëerd met een beeld in de gevel van de Heilige-Familiekapel (foto Albert Lamberts)

Derkx vertelde het een en ander te hebben gelezen over Belletable, vooral gewijde geschriften. Maar ik heb toen een resoluut besluit genomen en de boeken en boekjes door de wring gehaald. Er stroomden liters wijwater uit. Wat ik daarna overhield heb ik in dit boekje opgetekend.

Vraag: waar is het fraaie monument van Belletable (door Pierre Cuypers) in de Martinuskerk in Venlo. gebleven? 

Reageren? Stuur Albert Lamberts een e-mail: albertlamberts@home.nl.


zaterdag 24 oktober 2020

Herinneringen aan de Grootestraat van Tegelen

- door Sef Derkx - 

Grootestraat, in de jaren (om uit te vergroten klik op de foto)

De Grootestraat in Tegelen in de jaren dertig. Het is rond de middag. De mensen zijn lekker warm ingepakt op deze loodgrijze dag. De lente wil blijkbaar maar niet komen, de bomen zijn nog kaal. Wat opvalt is de rust. Geen auto op straat, geen auto langs de kant. De Grootestraat was en is de belangrijkste verkeersader in Tegelen, ze snijdt het dorp doormidden. Wie van noord naar zuid reist of omgekeerd, komt over de Grootestraat. Maar op deze plaat is geen auto te bekennen. Zou fotograaf Jan de Jong op dit moment gewacht hebben of ging hij nog verder en vroeg hij automobilisten om even te stoppen? Hij staat immers midden op straat met zijn camera en statief. Dat hoef je nu niet meer te proberen. Of je moet levensmoe zijn. Er ligt wat zwerfvuil in de goten, maar de trottoirs zijn netjes geveegd. Een ‘sjoeëne sjtoep’, daar hechtte men aan.

Tien jaar geleden interviewde ik  Leo van Basten Batenburg (1929-2013) over de foto, die bij hem een stroom van herinneringen opriep. Het was een aflevering van de serie Het Glazen Album van Limburg, die in 2010 gepubliceerd werd in Dagblad De Limburger.

De Grootestraat behoorde tot het domein van zijn jeugd. Over het geringe aantal auto’s moeten we ons niet verbazen: ‘Er waren er gewoon weinig. Een auto was nog iets bijzonders. Als kind noteerde ik de nummerborden van auto’s  die voorbijkwamen. Daar had ik echt aardigheid aan. Het boekje waarin ze staan, bewaar ik nog steeds. Het zit ergens in een doos.‘ De kerk op de foto, de  Sint-Martinuskerk, kent hij goed. Jaren op een rij is hij er iedere dag heen gegaan, voordat de school begon. Honderden malen heeft hij er dus op de banken gezeten. Hij deed er ook de plechtige communie. Niet de eerste communie want die nóg grotere dag uit het leven van een Limburgs kind uit de jaren dertig vierde hij in de kapel van de Zusters van Liefde in klooster De Munt in Tegelen. Kleine Leo zat bij de zusters op school, net als de andere jongens in het gezin Van Basten Batenburg. De Sint-Martinuskerk is in de Tweede Wereldoorlog geraakt door granaten. In de laatste oorlogswinter was de Maas frontlijn in Noord-Limburg. In Tegelen zaten de Duitsers, in Blerick en Baarlo de Engelsen. De geallieerden schoten op de kerktoren die zwaar werd beschadigd.  

Leo van Basten Batenburg: ‘De ontsteltenis was groot. Na 1945 is de kerk gerestaureerd, maar de oorspronkelijke spits met de prachtige hoektorentjes en de gaanderij waar je helemaal rond kon lopen, zijn nooit meer in de oude luister hersteld. Bij de kerk stond het gemeentehuis. Het fungeerde tevens als politiebureau en later ook nog eens als bibliotheek. Bij de bomen was het Wilhelminaplein, toen het hart van Tegelen. Ik herinner me dat op het plein een muziekkiosk stond. Tegelse gezelschappen concerteerden er in de zomer. Het plein werd afgesloten door het Witte Huis, een bekend horeca-etablissement. Op de foto is het duidelijk te zien. Café-restaurant staat op de zijgevel. Aan de zaak is een bioscoop gebouwd met de ingang aan het plein, het was de eerste bioscoop van Tegelen. Na de oorlog kwam ik er vaak, we hielden er herensociëteit. We hadden een eigen lokaal, waar we ook een hapje aten. Het was een nette horecazaak met een degelijke keuken. Maar het Witte Huis is afgebroken, net als het gemeentehuis. Men wilde blijkbaar iets nieuws. Tja, zo ging dat.’

Van Basten Batenburg laat diplomatiek in het midden of het nieuwe ook beter is. Maar terug naar de jaren dertig. We blijven nog even aan de rechterkant van de straat. Aan een gevel is een uithangbord waarop vermeld staat dat er een kapper is gevestigd. Daar heeft de kleine Leo nooit in de spiegel gekeken voor zover hij zich kan herinneren. En al helemaal niet om er zich te laten scheren, wat vroeger ook tot het handwerk van een coiffeur behoorde en wat een indrukwekkende opeenvolging van precieze handelingen liet zien. Waar hij wel kwam, was in de winkel van Ottenheym: ‘Het is het pand met het grote reclamebord op het dak. Piet Ottenheym had een mooie winkel in groenten en fruit. Kwaliteit, mooie spullen, steeds verse aanvoer. Als je goed kijkt op de foto, zie je dat hij een wit laken voor de etalageruit heeft hangen. Ik heb me afgevraagd waarom dat is. Was hij misschien zijn etalage opnieuw in aan het richten?’

Het meest opvallende pand aan de Grootestraat ligt schuin tegenover Ottenheym, Leo van Basten Batenburg: ’Het hoge herenhuis helemaal links op de foto stond bekend als Huize Gitmans. Een tijd lang was het secretariaat van de Passiespelen er gevestigd. Mijn vrouw is al heel lang aan de Passiespelen verbonden. Ikzelf ben ooit op een zondag invaller geweest. Door vakanties was een aantal spelers er niet. Ik had een mooie rol. Ik moest op de markt mijn vrouw proberen te ruilen voor een kameel. In het pand uit de jaren twintig waar de dame heen wandelt, zat ook de familie Gitmans met een kleding- of stoffenhandel. Mij zijn trouwens ook de lantaarnpalen opgevallen. Ze zijn mooi met die sierlijke knik, ik denk dat ze van beton zijn.‘

Iedere stad en elk dorp in Limburg heeft zijn wandelende encyclopedieën. Leo van Basten Batenburg was zo’n naslagwerk. De Heemkundige Kring Tegelen organiseerde ieder jaar een quiz waarop zelfs de meest prominente kenners van Tegelen hun tanden stuk konden bijten.  Op een keer was een van de hersenkrakers de vraag wat de verklaring was van de naam van een legendarische winkel: de Koso. Slecht weinigen wisten het, onder wie Leo van Basten Batenburg: ‘Ja, dat is leuk. Het was een winkel recht tegenover de kerk. Men verkocht er kousen en sokken. De eerste twee letters van ieder woord, vormden de winkelnaam Koso. Ik moest er meteen aan denken toen ik de foto zag. De winkel lag recht tegenover de kerk. Prachtig wat voor een herinneringen één foto kan oproepen.'

Het zedenschandaal van Venlo

 - door Sef Derkx - 


Omslag van het gewraakte boekje 'Het zedenschandaal van Venlo' (collectie Sef Derkx)

Begin jaren zestig zorgde een boekje ervoor dat in Venlo een storm van verontwaardiging opstak. Het was een erotische werkje, gedrukt op 61 pagina’s  houthoudend papier. De stad sprak er schande van. De goede naam van Venlo was te grabbel gegooid. Maar wat nog zwaarder woog, de katholieke moraal was geschonden. De schrijver verschool zich achter het pseudoniem Elka Inconnu en hem werden ziekten en straffen toegewenst. 

Café De Witte in het midden van de jaren zestig (particuliere collectie)

In de periode waarin het speelde, mocht ik soms op zaterdagmiddag met mijn vader mee als hij ging kaarten in e Witte aan de Parade. Die dag zouden de kaarten niet op tafel komen. Al bij binnenkomst bespeurde ik een dreigend krachtenveld. Eén vonk was voldoende om bolbliksems en donders te laten rollen. De kaartvrienden van mijn vader zaten aan hun vaste tafeltje bijeen met een blik waaruit zowel ontzetting als verontwaardiging sprak. De kans om aan te schuiven kreeg ik niet: ‘Steur dae blaag weg!’.

Ik kreeg een dubbeltje toegestopt, vouwde uit een bierviltje een provisorisch bakje en ging naar de pinda-automaat die op het buffet stond. Het was de kunst om de schuif van het apparaat niet in één beweging van links naar rechts te trekken, maar hortend en stotend. De opbrengst was dan groter. Ik werd gesommeerd om aan een tafeltje aan het raam te gaan zitten. De kastelein bracht een glas Riedellimonade. Mijn vader en zijn vrienden dachten dat ik buiten gehoorafstand zat, maar kleine potjes hebben grote oren. Ik kon cruciale gedeelten van het gesprek opvangen en hoorde voor het eerst de titel van het boekje: Het zedenschandaal van Venlo.

Het woord zeden in combinatie met schandaal had op mij de uitwerking van een brisantbom. Zedenschandaal. Het leek alsof in mijn bewustzijn zware gordijnen  werden opengeschoven en mij een blik werd gegund op iets onuitsprekelijks. Mijn oren werden nog groter en ik ving op dat het Zedenschandaal van Venlo onder de toonbank verkocht werd in een particuliere bibliotheek. Daar was nog niet zo lang geleden de politie binnengevallen, omdat er in de etalage enkele exemplaren van De Natuurvriend  lagen, het orgaan van de Naturistenvereniging. 

Het gewraakte boekje ging over tafel van de kaartvrienden. Het werd met betekenisvolle blik doorgeschoven. ‘Die vuiligheid komt ons huis niet in. Ik heb zes jongens!’, siste mijn vader. Omdat ik voorvoelde dat hij met zijn ogen mij zou zoeken, wendde ik mijn blik af van het tafeltje van de kaartvrienden en keek ik op straat. De geveinsde argeloosheid in eigen persoon. Het was een drukke zaterdag op de Parade die toen nog een doorgaande straat was. Maar echt zag ik het verkeer niet, omdat ik slechts bevangen was door één gedachte. Het Zedenschandaal van Venlo moest en zou ik lezen!


Café De Witte aan de Parade, jaren zeventig (met dank aan Piet Braem)

Het boekje maakt sinds een jaar of twintig deel uit van mijn immer uitdijende collectie. Ik heb Het zedenschandaal van Venlo afgelopen week herlezen. Het taalgebruik is van een braafheid waar je lacherig van wordt. Busten is zo ongeveer het meest onvertogen woord: ‘Tijdens ons gesprek had hij zijn hand rustig op mijn borst laten liggen, nu echter voelde ik dat diezelfde hand boven door mijn blouse mijn naakte borst ging betasten. Rustig laat ik hem begaan en ook nu weer voel ik dat eigenaardige gevoel in mij opkomen, dat ik ook later altijd ondervonden heb als mannenhanden met mijn busten spelen’. Anno nu zal niemand er rode oortjes van  krijgen, toch? Het boekje is overigens niet slecht geschreven.

De arrestatie vond plaats in een danszaal aan de Parkstraat, lezen we in 'Het zedenschandaal van Venlo'; op deze foto van circa 1970 zien we links achter de tuin van het Kantongerecht Danszaal Park Palace (met dank aan Piet Braem)

Het zedenschandaal van Venlo begint op 5 mei 1947. De stad viert de bevrijding en de ik-figuur wordt in een danszaal gearresteerd op verdenking van ontucht met minderjarigen. Hij is niet de enige. Veel vrienden en kennissen zijn al opgesloten in het politiebureau aan de Lohofstraat. Elka Inconnu is de spil in wat nu een netwerk van pedofielen genoemd zou worden. Blijkbaar heeft de politie de zaak snel rond en draaien justitiële molens op topsnelheid, want al enkele weken later komen de verdachten voor de rechter. De ik-figuur krijgt een gevangenisstraf van twee jaar aan de broek. In het boekje dat hij ongeveer vijftien jaar later verschijnt, doet hij een poging zichzelf vrij te pleiten. Als we Elka Inconnu mogen geloven, namen de meisjes steeds het initiatief en is hij er eigenlijk ingeluisd.

In de legger van het Dagblad voor Noord-Limburg jaargang 1947 en het archief van de politie van de gemeente Venlo vinden we veel over de deze zaak. In totaal werden 23 personen  gearresteerd en veroordeeld. De geruchten wilden dat er ook artsen bij betrokken waren, maar in de krant wordt dat ten stelligste tegengesproken: ‘Wat de thans ingeslotenen hebben gedaan is weerzinwekkend; maar door deze kwaadaardige kletspraatjes wordt bewezen, dat onze stad ook nog lijdt aan de kanker der kwaadsprekerij.’

 

Dagblad voor Noord-Limburg, 23 mei 1947 (collectie Gemeentearchief Venlo)

De schrik zat er in bij de overheid in en er werd een fatsoensoffensief ingezet. Op vrijdag 23 mei 1947 kopt de krant op de voorpagina met: Jeugd in gevaar. Vier vuisten tegen ’t kwaad. Instanties zullen hun vuisten moeten ballen tegen de zedenverwildering, diefstal, smokkelarij, abortus, verslaafdheid aan tabak, ernstige baldadigheid en vernielzucht, gevaarlijke spelletjes met katapulten en het ongekleed zwemmen van jongens en meisjes. Of de kruistocht echt geholpen heeft, valt moeilijk te beoordelen.

Tot slot, maar zeker niet op de laatste plaats:

Deze geruchtmakende zaak is een van de onderwerpen in de presentatie Venlo en Blerick na de bevrijding. Dagelijks leven is overleven in CityCinema op 9, 10 en 11 november a.s. Door de coronamaatregelen van de overheid is het aantal plaatsen beperkt. Voor meer info kijk op: https://citycinema.nl/movies/576/202/venlo_en_blerick_na_de_bevrijding



 

 

 

donderdag 22 oktober 2020

De Halte XL van woensdag 21 oktober 2020 - Katadreuve

- door Sef Derkx - 

Het voormalige sociëteitsgebouw Casino is een bouwval; restauratie en herbestemming lijken een utopie (foto Henri Slangen, van Facebook)

Het is oktober, de zon doet zijn best en een colbert volstaat buiten. De stadsdienst van Arriva heeft ons naar halte Casinoweg gebracht. Het was een vorstelijke reis, want we waren de enige passagiers. Vorstelijk maar tegelijkertijd verontrustend. Hoe lang houdt het openbaar vervoer het vol met slechts een fractie van de reizigers van vóór de corona-uitbraak? We lopen een stukje terug en steken de Kaldenkerkerweg over. Tussen de bomen door hebben we zicht op het Casino. De dagen van grandeur van het ooit voorname sociëteitsgebouw zijn al decennialang voorbij. Van het gemeentelijke monument staan alleen nog buitenmuren met de karakteristieke kantelen overeind.


Advertentie voor de aanbesteding van het sociëteitsgebouw en een redactioneel bericht over werkgelegenheid in Venlo met verwijzing naar de bouw van het Casino (uit Algemeen Handelsblad van respectievelijk 8 juni en 26 september 1871, gevonden via www.delpher.nl)

Hoe anders was het hier op de dag van de opening, op dinsdag 11 juni 1872. Onder het motto zien en gezien worden, was kapitaalkrachtig Venlo naar het landgoed getogen. Voor de muzikale verstrooiing was de Crefelder Capelle geëngageerd. Het ensemble genoot grote faam. Sociëteit Casino was een afsplitsing van sociëteit Prins van Oranje. Een conflict, dat een diepe kloof onder notabelen in Venlo had veroorzaakt, was de oorzaak van de tweespalt geweest.


Advertenties voor programma ter gelegenheid van eerste steenlegging en van de opening van het Casinogebouw (Venloosch Weekblad van respectievelijk 22 junli 1871 en 1 juni 1872, gevonden via www.delpher.nl)  

Het Venloosch Weekblad schreef er omzichtig over en vermeed daarbij om op deze of gene tenen te gaan staan. De wekelijkse periodiek was wat betreft advertentie-inkomsten afhankelijk van Venlose sociëteiten en spaarde wijselijk geit en kool. 

Het monumentale pand, ontworpen door een architect met de toepasselijk  Bouwman, had een grote benedenzaal en bovenzaal. Aan de tuinzijde bevond zich over de volle breedte een overdekte veranda. In de tuin stond een kiosk waar gezelschappen musiceerden. Later werden er een tennisbaan en beugelbaan aangelegd. 

Muziekkiosk en sociëteitsgebouw Casino, kort na 1900 (collectie Gemeentearchief Venlo)

Carel van Nisselrooy reageerde op De Halte in Via Venlo met aanvullende informatie. In de jaren dertig gaat het bergafwaarts met de activiteiten van de vereniging. Het sociëteitsbestuur verkoopt grond om aan liquide middelen te komen. Een verhuurconstructie met Sociëteit Mariaweide levert geld op voor drie nieuwe tennisbanen. Casino bloeit weer op. 

Tennisbaan van de sociëteit, de foto verscheen in het weekblad Mooi Limburg van 28 december 1935 (gevonden via www.delpher.nl, van Facebook) 

In de oorlog liggen alle verenigingsactiviteiten stil. Vanaf september 1941 tot mei 1945 verblijven in het Casinogebouw interne leerlingen (juvenisten) en enkele paters augustijnen van het Sint-Thomascollege. (bron: Het casino, Kaldenkerkerweg 162, Venlo, oktober 1941 - juli 1944. Herinneringen door Jan Saelman, juvenist 1938-1944)

In 1946 herrijst de sociëteit uit de as. Een jaar later wordt het grote gebouw, waarvan het interieur erg heeft geleden en dat door granaten is beschadigd, door de vereniging met recht van koop verhuurd aan de Venlose aannemersfirma G. Baeten & Zoon. De sociëteit verhuist naar een barak bij de  tennisbanen. In december 1952 wordt de koop gesloten. Baeten knapt het gebouw deels op. De familie bewoont het voorste gedeelte en heeft een timmerwerkplaats  op de begane grond. 

Bomenkap bij Casino, mogelijk eind jaren tachtig (collectie Martijn Baeten)

Maar nu naar Katadreuve. Eind jaren zestig organiseert zoon Emile Baeten samen met enkele vrienden, onder wie Wiel Veugelers, Ernst Kuyper  en Hans Goossen, concerten van Venlose beatgroepen in de kelder van Casino. De ruimte, waar de optredens plaatsvinden, wordt Katadreuve genoemd. Mogelijk is de naam een verwijzing naar Jacob Willem Katadreuffe uit de roman Karater van Ferdinand Bordewijk. 

Ferdinand Bordewijk (foto van Literair Canon)

Katadreuffe is de onechte zoon van Jacoba Katadreuffe en Arend Barend Dreverhaven. Deze drie karakters leven voortdurend op voet van oorlog met elkaar, zij negeren of pesten elkaar, maar ze worden ook onweerstaanbaar tot elkaar aangetrokken.

Het jongereninitiatief in de Casinokelder eindigt als het gerucht gaat dat de immens populaire Bintangs er gaan spelen. Op last van de politie wordt Katadreuve gesloten. 

Oud-Venlonaar Ben Benders reageerde vanuit Hua Hin in Thailand: 'We hebben vaak met Belly Button in Katadreuve gespeeld. We waren jong, speelden blues met veel ruimte voor improvisatie en lange soli. Belly Button - voluit Sound of Belly Button, kortom SOBB - bestond uit: Colly Franssen toetsen, Wim Verkoijen gitaar, Jan Vossen drums en zang en een basgitarist die nu in Hua Hin woont.'  

Belly Button (collectie Ben Benders)

Tot slot, maar zeker niet op de laatste plaats. Beeld-researcher Will Sorée heeft een zeer interessant digi-album samengesteld over het Casino: (http://www.soree.info/digi-albums/casino/)

Reageren? Stuur Sef Derkx een e-mail: floddergats@xs4all.nl.



zondag 18 oktober 2020

Van nul tot nu - Over hulp aan ouderen en weeskinderen

- door Albert Lamberts -  

Burgerlijke Godshuizen. Een naam, die op de dag van vandaag roomse associaties oproept; wie weet er nog van? En dat, terwijl Burgerlijke Godshuizen op de keeper beschouwd een van de oudste instellingen van Venlo is. Mogelijk weten oudere mensen ervan, maar verder? En dan te bedenken dat het lokale weeshuis en het Sint-Joris- en Sint-Jacobsgasthuis het fundament van de Burgerlijke Godshuzien vormden en die geschiedenis gaat maar liefst terug tot 1299. De naam Burgerlijke Godshuizen werd voor het eerst gebezigd in 1814. 


Weeskinderen in Venlo met hun verzorgers, jaren dertig 
(met dank aan Ragdy van der Hoek)

Waarom juist nu een artikel over de Burgerlijke Godshuizen en over zorg in Venlo? Wel, binnenkort verschijnt het boek Een helpende hand.  Daarin beschrijft de Venlose historicus Ragdy van der Hoek de geschiedenis van de Burgerlijke Godshuizen en verhaalt hij over de ouderenzorg en de zorg voor weeskinderen in Venlo.

Hulpverlening aan zieken, armen, weeskinderen en ouden van dagen doet in Venlo al eeuwenlang opgeld. Liefdadige instellingen die de helpende hand bieden aan mensen die het op dat moment nodig hebben; hulp verlenen waar de overheid te kort schiet. Van sociale wetgeving had niemand nog gehoord toen bijvoorbeeld de gasthuizen, weeshuizen en de zogeheten Tafels van de Heilige Geest (Armbestuur) hun helpende en verplegende hand uitstrekten naar hulpbehoevenden.  Een van die hulpverlenende instellingen is de Burgerlijke Godshuizen Venlo, ondanks zijn leeftijd en staat van dienst een relatief onbekende, omdat de stichting vooral in de luwte werkte. De regenten van de gasthuizen bekommerden zich om minderbedeelde Venlonaren en boden eeuwenlang onderdak aan armlastige reizigers.


Nieuwe Venlosche Courant, 11 juni 1940 (gevonden via www.delpher.nl) 

Het bestuur van het weeshuis aan de Grote Kerkstraat ontfermde zich sinds 1577 over ouderloze kinderen. Gaandeweg concentreerde de hulpverlening van de gasthuizen zich echter op het steunen van arme, Venlose ouderen. Aan de centrale opvang van weeskinderen kwam direct na de Tweede Wereldoorlog een einde, terwijl de financiële steun aan reizigers al eerder was beëindigd.


Beeld van bovenaf van het het Ald Weishoès aan de Grote Kerkstraat in Venlo 
(met dank aan Ragdy van der Hoek)

De Burgerlijke Godshuizen richtten zich vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw primair op de huisvesting van ouderen, tot 1961 aan de Grote Kerkstraat, daarna in Huize Beerendonck, waar iedereen die de 65 was gepasseerd terecht kon. Daar bleef het niet bij, want de stichting kocht en bouwde hierna meer onderkomens voor ouderen, zoals de Julianaflat, de Nolensflat en de Maria-Reginaflat in Blerick.


Prentbriefkaart van Julianapark en Huize Beerendonck, jaren zestig (collectie Gemeentearchief Venlo)

We kunnen het ons wellicht nauwelijks voorstellen, maar tot in de jaren zestig van de twintigste eeuw was er enkel sprake van een centrale opvang voor armlastige ouderen, die niet konden rekenen op hulp van familie. Veel ouderen woonden bij hun kinderen in of andersom. De oude mannen en vrouwen in de tehuizen hadden eten en een dak boven hun hoofd, maar veel meer dan dat was er niet. Ze moesten zich aan strenge regels houden en zich vooral dankbaar tonen tegenover hun weldoeners. Hulp was geen recht, maar een vorm van liefdadigheid. Voor weeskinderen gold hetzelfde, maar die hadden nog een leven voor zich.

Plattegrond tweepersoonskamer in Huize Beerendonck, 1961 (met dank aan Ragdy van der Hoek)

De bewoners van het oude-mannen- en vrouwenhuis aan de Grote Kerkstraat verrichtten allerlei huishoudelijke klussen en werkten in de eigen bakkerij of op de boerderij. Enkel na het middagmaal en ’s avonds was in de recreatiezaal gelegenheid een kaartje te leggen. ’s Nacht sliepen ze in een ijzeren ledikant in slaapzalen. Daar zorgde alleen een gordijn om het bed voor wat privacy. De ouderen die begin jaren zestig van de Grote Kerkstraat naar Huize Beerendonck verhuisden, beleefden een cultuurschok. Het was een eerste stap naar een modern ouderenbeleid.

De Burgerlijke Godshuizen hadden een aanzet gegeven en verkochten hun onroerend goed in 1995 aan Woningstichting Venlo-Blerick. Met het rendement op de opbrengst van de verkoop ondersteunt de stichting thans de sociaal maatschappelijke structuur van de gemeente Venlo met bijzondere aandacht voor groepen die zich inzetten voor de behoeftige medemens.

Het boek Een helpende hand is te koop bij boekhandel Koops in Venlo.

Omslag besproken boek (met dank aan Ragdy van der Hoek)

Reageren? Stuur een e-mail naar Albert Lamberts: albertlamberts@home.nl. 


 

zaterdag 17 oktober 2020

Op school bij de broeders

 - door Sef Derkx -

Een tijdje terug kreeg ik een mailtje met in de onderwerpregel de mededeling: ‘Zeer bijzondere foto’. Het was de spijker op zijn kop. Toen ik het attachment aanklikte en de foto zich op het beeldscherm ontvouwde, werd ik even op het verkeerde been gezet. Ik herkende de locatie, maar tegelijkertijd was ik er niet helemaal zeker van.

Wilhelminastraat; er staan nog geen huizen aan de westzijde van de straat, op de achtergrond is de Sint-Mattheusschool nog in aanbouw (particuliere collectie)

De toren is onmiskenbaar die van de vooroorlogse Sint-Martinuskerk. Het hoekpand op de voorgrond is een volgend herkenningspunt. Na enige twijfels, is er maar één conclusie mogelijk: dit is de Wilhelminastraat, gefotografeerd vanaf de Goltziusstraat. Het vervreemdende is het ontbreken van de rechter huizenrij. De grond is bouwrijp, de bouwvakkers kunnen zo aan de slag. Door de kale vlakte hebben we een prachtig zicht op de Sint-Matheusschool, die op het moment dat de foto werd gemaakt nog in aanbouw is. Dit betekent dat de foto in 1916 is vervaardigd, want in dat jaar ging de bouw van de Sint-Matheusschool officieel van start. De naam van de fotograaf is ook overgeleverd. Het is Jos Strijbosch, die vaak op pad was voor uitgevers van prentbriefkaarten en die een indrukwekkend oeuvre aan foto’s uit Noord-Limburg heeft nagelaten. 

Leerlingen van de derde klas van de Mostartschoeël, 1914 (collectie Sef Derkx)

Tot 1894 was er voor jongens alleen openbaar lager onderwijs in Venlo. Aan de Goltziusstraat lag de ‘Mostartschoeël’. Het eerste schoolhoofd was August Mostart, een markante, strenge onderwijzer die blijkbaar zoveel indruk maakte dat de school in de volksmond naar hem werd genoemd.

Voorzijde gedachtenisprentje August Mostart (collectie Gemeentearchief Venlo)

Aan het Helschriksel en de Valuasstraat lagen eveneens openbare scholen. Katholiek lager onderwijs voor meisjes bestond al. De zusters van Liefde uit Tilburg gaven sinds 1856 les in twee panden aan de Grote Kerkstraat. In 1892 werden ze afgebroken en verrees op de vrijgekomen plek een statige nieuwbouw. De ‘zustersschoeël’ werd in de oorlog getroffen door bommen. In de zomer van 1945 volgde de sloop.

Grote Kerkstraat met links meisjesschool en klooster van de Zusters van Liefde (met dank aan Piet Braem)

Prentbriefkaart Grote Kerkstraat met een aantal leerlingen en hun ouders van de Zustersschool (met dank aan Piet Braem)

Katholiek lager onderwijs voor jongens ging in 1894 van start. Initiatiefnemer was deken Marres. De Broeders van Maastricht - officieel de Broeders van de Congregatie van de Onbevlekte Ontvangenis van de Heilige Maagd Maria - openden in dat jaar de Sint-Martinusschool. Het kerkbestuur van de Sint-Martinusparochie financierde de bouw. De Roermondse architect Jorna tekende het ontwerp, aannemer J. van Groenendaal uit Hilversum kreeg de opdracht tot bouw. De ingang kwam aan de Mgr. Boermansstraat. Het gebouw had zeven trapgeveltjes en lange hoge gangen en klaslokalen.

Prentbriefkaart van de Broedersschool, circa 1905 (collectie Sef Derkx)

De Broedersschoeël die ook bekend stond als het Klein College, had in het eerste schooljaar 123 leerlingen. In 1903 startten de religieuzen een tweede school aan de Helbeek: de Sint-Carolus Borromeusschool, later omgedoopt tot Heilig Hartschool.

Broedersschool aan Helbeek, jaren zeventig (collectie Gemeentearchief Venlo)

Een artikeltje uit de Venlosche Courant van 1 april 1906 legt haarfijn de standsverschillen bloot die indertijd in Venlo bestonden. Er waren twee scholen in één gebouw: “In School A met een ingang aan het hoofdgebouw voor kinderen uit den burgerstand, wordt onderwijs gegeven in de gewone vakken der lagere school en tevens in Fransch en Duitsch. Het schoolgeld voor deze school bedraagt 80 cent per maand. Aan School B (ingang zijgevel) worden de vakken van het gewoon lager onderwijs gegeven dus zonder Fransch of Duitsch. Het schoolgeld aan deze school bedraagt voor één kind 30 cent per maand.”

De inhoud van de portemonnee van je ouders bepaalde niet alleen je kennis van vreemde talen, maar ook of je door de statige hoofddeur of door de zijdeur naar binnenging.

Het katholiek onderwijs voor jongens floreerde in Venlo. Ouders meldden massaal hun zonen aan. In 1900 volgden 279 jongens onderwijs bij de broeders, tien jaar later 1087. De religieuzen openden in 1912 aan de Tegelseweg nog een school: de Sint-Jozefschool. In die jaren werd er in de Tweede Kamer vaak gekissebist over de salariëring van onderwijzers. Een onderwijzer aan een openbare school verdiende meer dan iemand die les gaf aan een bijzonder school. In 1916 werd dit gelijkgetrokken.

Reageren? Stuur Sef Derkx een e-mail: floddergats@xs4all.nl.


donderdag 15 oktober 2020

Blerick Cruise (Slot) - De Halte XL van woensdag 14 oktober 2020

- Sef Derkx -

Opname uit waarschijnlijk de vroege jaren vijftig, in de gevel zijn  kogelinslagen te zien van beschietingen vanuit bezet Venlo naar bevrijd Venlo (particuliere collectie)

De lekkerste balkenbrij ooit heb ik gegeten in Blerick in Sur Meuse. Destijds, ruim veertig jaar geleden, was Niek Klaassens de aimabele exploitant en kok van het prachtig gelegen etablissement. Het zal in de herfst of winter geweest zijn, de zaak zat stampvol en al bij het openen van de deur sloeg de prikkelende geur van gebakken balkenbrij toe. Als een uppercut van Muhammad Ali, vol onder de kin. De bril besloeg onmiddellijk, niet-brildragers hebben er geen idee van hoe ongemakkelijk dit voelt. De patron vertelde dat hij naar eigen, beproefd recept twee soorten balkenbrij maakte: donkere en grijs-grauwe. Ik kreeg een proof, maar proefde het verschil niet. De eerlijkheid gebiedt te zeggen, dat aan de erosie van de smaakbeleving het royaal gedronken bockbier kan hebben bijgedragen.   


 Balkenbrij (foto Wikipedia)

Laatst waren we er terug. Het was op een van de mooie zomerdagen in september. We strekten de benen onder een terrastafeltje en keken uit over de Maas. Ik heb geen theologie gestudeerd, maar het zou me niet verwonderen wanneer hier de hemel de aarde kust. De muurankers geven aan dat het huidige pand dateert van 1705. Uit archiefonderzoek wordt duidelijk, dat op deze plek eerder een brouwerij met herberg stond. De voorloper van het huidige pand werd beschadigd in het jaar 1702, bij oorlogshandelingen rond fort Sint-Michiel en de vesting Venlo. De kelder van het oudere pand is overigens bewaard gebleven en bevindt zich onder het rechter gedeelte van Sur Meuse. Om als liefhebber ergens te zijn waar al ruim drie eeuwen van bier wordt genoten, is om stil van te worden.

Belegering Fort Sint-Michiel en Venlo in 1702 door de Republiek der Nederlanden op de Frans-Spaanse bezetter van de stad (collectie Gemeentearchief Venlo)

Op een potloodtekening uit 1835 kijken we vanaf de Venlose Maasoever naar Blerick. Prominent in beeld is een boot met bollende zeilen, de passagiers lijken te genieten. Op de achtergrond is Sur Meuse goed herkenbaar aan de typische gevel. Links beneden lezen we de titel ‘Sur la Meuse aux environs de Venlo’. Het markante pand heet in archiefstukken uit het begin van de negentiende eeuw overigens Het huis op de Bat. Een met hout versterkte kade werd vroeger bat genoemd. Het Bat komen we als straatnaam nog tegen in Maastricht, in Luik is de Quai de Batte. In de dialectbenamingen batjakker en batraver, straatjongen in het ABN, klinkt het woord eveneens door. Sinds het einde van de negentiende eeuw heet de herberg Sur Meuse. Ongetwijfeld hebben generaties Maasschippers, handelaren en lijdrijvers die tot de vaste clientèle behoorden, er genoten. Net als wij vele, vele jaren later.

Reageren? Stuur Sef Derkx een e-mail: floddergats@xs4all.nl.