zaterdag 29 augustus 2020

Van nul tot nu - Als het r.k. maar behouden bleef


- door Albert Lamberts -

Ik vertel hier absoluut niets nieuws als ik schrijf dat katholieken en protestanten jarenlang niet door één deur konden.  Spoedig nadat Maarten Luther eind oktober 1517 in Wittenberg zijn 95 stellingen had gepubliceerd ontstond een scheuring binnen het West-Europese christendom met als resultaat de komst van het protestantisme. Dat maakte ook in Venlo al weldra zijn opwachting; de eerste zogeheten plakkaten verschenen al in 1528 in Venlo. De nieuwe religie werd echter geenszins met open armen de stadsmuren binnengehaald.  De Venlose ingezetenen, althans de meesten, moesten er niets van hebben en de vermetele predikanten, die toch de stad binnen kwamen en daar hun nieuwe visie op bijbel en geloof verkondigden moesten hun optredens met forse straffen bekopen. En bij het Verdrag van Venlo in 1543 bepaalde Karel V, dat zijn verslagen naamgenoot Hertog Karel er op moest toezien, dat de katholieke godsdienst gehandhaafd bleef.


De Joriskerk in Venlo vóór de uitbreiding in 1719 (Archief Albert Lamberts)

Het waren roerige jaren met als hoogtepunt van intolerantie de Beeldenstorm in 1566, toen fanatieke protestanten met cloppen en bonsen op beelden en altaeren ook in Venlo vreselijke vernielingen aanrichtten in vooral de Sint-Martinuskerk. In 1702, toen Venlo staats werd – protestants gezag – kregen de Venlose protestanten definitief de beschikking over de Joriskerk, die zeventig jaar eerder ook al eens aan hun was toegewezen door Prins Frederik Hendrik. Toen, in 1632 dus, werd bij de overgave in artikel 4 bepaald dat die van de Gereformeerde Religie sal ingeruijmt worden de kercke van St. Joris, om aldaer hunne Godsdienst publiquelick t’excerceren. En in artikel 5 stond: Dat mede die burgers ende Ingesetenen deselven stede sullen mogelijk blijven ende gemainteneerd worden bij de publieke excercitie van den Roomsch Catholique Religie. Van overheidswege werd dus vrijheid van uitoefening van religie verordonneerd.



Artikel 4, waarin werd bepaald, dat de protestanten de Joriskerk kregen.

De zuidelijke (Spaanse) Nederlanden, inclusief Venlo werden na de Successieoorlog weliswaar Staats, maar werden zogezegd bewaard voor de Oostenrijkse Habsburgers. Pas in 1715 kwam aan de tweeslachtige toestand een einde toen op 15 november Syne Keyserlycke en Catholycke Majesteyt Karel VI in Antwerpen een overeenkomst trof met Syne Majesteit van Groot-Brittanien en de Staaten Generaal, waarbij de uitzonderlijke positie van onder andere Venlo werd beëindigd. De overeenkomst kwam bekend te staan onder de naam Tractaat van Barriere.

Artikel XVIII (van de in totaal 29 en enkele toevoegingen) luidt: Syne Keyserlycke ende Catholycke Majesteyt (Karel VI van Oostenrijk dus) cedeert voor eeuwig in volle ende volkomen Souverainiteyt ende eygendom aan haar Hoog Mog de Staaten Generaal in het Overquartier van Gelderlandt, de stadt Venlo met syn district ende het Fort St. Michiel, daarenboven het Fort van Stevenswaart, enz.  

Karel VI trachtte ‘over zijn graf’ heen te regeren door in datzelfde artikel enkele voorwaarden te laten opnemen. Het kwam er op neer, dat kercken, Conventen, Kloosters, Schoolen, Queeckschoolen, Hospitalen en andere publicque Plaatsen met alle haare ap- en dependentiën van katholieke signatuur dienden te blijven. Letterlijk: Van de Catholycke Religie sal geconserveert zyn en blyven. En enkele regels verder: Ende sullen geen charges van Magistratuure of van den Politie mogen gegeven worden dan aan Persoonen die van de Catholycke Religie syn.

In de volgende jaren hadden katholieken en protestanten zich in Venlo nog regelmatig in de haren en moesten de protestanten zich toch behoorlijk wat getreiter laten welgevallen. Eind achttiende eeuw telde Venlo ruim honderd protestantse ingezetenen op een bevolking van circa 4500 zielen. Maar toen het Schippers- en Huurvaardersgilde werd opgeheven liep het aantal protestantse gemeenteleden hard terug.

ANWB-bord Sint-Joriskerk (foto Albert Lamberts)

Ondanks het feit, dat in de loop der eeuwen de scherpe kantjes er toch wat vanaf gingen, was van een gezellig, laat staan vriendschappelijk met elkaar samengaan tot ver in de twintigste eeuw toch geen sprake.
Volgende keer: Van kanonnen naar oecumene. 

Reageren? Stuur Alberts Lamberts een e-mail: albertlamberts@home.nl.


 

vrijdag 28 augustus 2020

Melodian Singers - glad geschoren en keurig gekapt


- door Sef Derkx - 

Zijn het geen hartenbrekers? De Melodian Singers uit Venlo. Op deze foto uit 1944 staan met eig voorbehoud van links naar rechts  Jan Hornix, Bob Hornix, Louis Janssen, Baer Veroliemeulen en Wiel Derkx (collectie Sef Derkx)

De foto zat in een boek dat ik ooit tweedehands kocht in de winkel van Huize Doortocht. Vijf heren om een piano. Glad geschoren en keurig gekapt, de haren plat op het hoofd met behulp van brillantine, heel veel brillantine. Gestoken in een smoking. Met pochet, gesteven hemd en nondejuke. Nondejuke? Een prachtige Venloos benaming voor vlinderdasje. Een kwintet ideale schoonzonen.

De achterzijde van de foto vermeldde in handschrift Melodian Singers en het jaartal 1944. Er ging meteen een belletje rinkelen. Opnames van de Melodian Singers uit het archief van de ROZ had ik wel eens gehoord op L1 radio. Sommige ervan zijn verschenen op een cd met historisch materiaal die Ger Bertholet samenstelde. De foto was aanleiding voor een speurtocht en die leverde prachtige verhalen op. In september 1938 besloot een clubje vrienden van Venlona om eens wat luchtigere liedjes te gaan zingen. In de trant van de toentertijd zeer bekende Comedian Harmonists en het Meister Sextett. Na maanden van repeteren, kwam de vuurdoop tijdens het Venlonabal van februari 1939  Het debuut won aller harten, schreef de Nieuwe Venlose Courant. De combinatie van zang, dialect, absurde klankliedjes en humor bleek een schot in de roos. Enkele weken later volgde een tweede optreden; voor het eerst als Melodian Singers.

Melodian Singers in de Venlose revue van 1939, titel liedje: 'Op zeuk nao eine dictator' (particuliere collectie)

De naam was meteen gevestigd en het ensemble werd gevraagd mee te doen aan de populaire Venlose revue van Sef Cornet. De Melodian Singers regen succes aan succes.  Op 9 januari 1940 schreven ze geschiedenis met een optreden in het legendarische radioprogramma De Bonte Dinsdagavond van de AVRO.Venlonaren op Radio Hilversum. Het was een primeur. Heel de stad zat gekluisterd aan het toestel. Hun naam was landelijk gevestigd en van overal kwamen verzoeken om optredens.

Melodian Singers in de Venlose revue van 1939, titel liedje: 'Tuinluu' (particuliere collectie)

Radio Brussel kreeg lucht van het kwintet en in maart 1940 ontvingen ze een uitnodiging om er te komen zingen. De Tweede Wereldoorlog gooide roet in het eten. De tot dan steil omhooglopende carrière van de Melodian Singers kwam tot stilstand. In de eerste oorlogsjaren gingen de uitvoeringen nog wel door, maar toen de bezetter eiste dat zij zich aansloten bij de Kulturkammer en de Melodian Singers dat principieel weigerden, was het einde oefening.

 Melodian Singers in de Venlose revue van 1939, titel liedje: 'Verkieër aan 't viaduk' (particuliere collectie)

De eerste optredens na de bevrijding vonden plaats bovenop de puinhopen van de binnenstad. De Melodian Singers zongen voor de vrijwilligers die meehielpen met het ruimen van het puin. Ook deden zij mee aan de vele benefietavonden die werden georganiseerd om geld bijeen te brengen voor de Venlonaren die het het zwaarst voor de kiezen hadden gekregen. Al gauw waren de Melodian Singers weer even populair als voor 1940. Maar met het ouder worden, kwamen de verplichtingen en die waren niet te combineren met de uit de hand gelopen zanghobby. In november 1948 hingen de Melodian Singers de lier aan de wilgen.

Bloed kruipt echter waar het niet gaan kan en dat geldt in overtreffende trap voor kunstenaarsbloed. Een jaar na het afscheid was de wedergeboorte van de Melodian Singers een feit. Nederland was de groep niet vergeten. Het ensemble werd weer overal gevraagd en trad opnieuw op voor de radio. In september 1953 kregen de Melodian Singers zelfs de uitnodiging om een bijdrage te leveren aan een Limburgse avond voor de koninklijke familie op paleis Soestdijk. Het was een laatste wapenfeiten van het muzikale vijftal, want niet lang erna besloten de vocale vrienden ermee te stoppen. Iedereen was gehuwd, zat in de kleine kinderen en was bezig met een carrière in het bedrijfsleven. De Melodian Singers werden definitief geschiedenis. Historie die tot leven kwam door een foto in een tweedehands boek uit de winkel van Huize Doortocht. 

Melodian Singers tijdens een optreden in de Prins van Oranje (particuliere collectie)

Reageren? Mail naar Sef Derkx: floddergats@xs4all.nl

donderdag 27 augustus 2020

Huize Sint-Jan - De Halte XL van woensdag 26 augustus 2020


- door Sef Derkx - 
Rosarium, jaren '30 (foto Jan de Jong)

Wat maakt het Rosarium bijzonder? De wijk werd tussen 1915 en 1940 gebouwd op het terrein van de voormalige huzarenkazerne. Tientallen architecten hebben hun stempel op het Rosarium gedrukt, van wie velen zich lieten inspireren door de bouwstijl van de Amsterdamse School. Het resultaat is een geslaagde combinatie van mooie stadswoningen en openbare gebouwen. Het Rosarium omvat een tiental straten en een plantsoen met waterpartij. We houden halt bij een van de meest in het oog springende gebouwen. Het ligt op de hoek van Van Cleefstraat en Keullerstraat.

Huize Sint-Jan, jaren '30 (foto Jan de Jong)

Huize Sint-Jan, want daar hebben we het natuurlijk over, werd gebouwd in opdracht van de Vereniging tot Exploitatie van een Alcoholvrij Lokaal. In deze organisatie zaten vertegenwoordigers van de reclassering en van liefst drie verenigingen die in Venlo actief waren in de strijd tegen alcoholisme. Blijkbaar was drankmisbruik een groot probleem in de roaring twenties. In 1925 werden de bouwplannen van architect Jules Kayser ingediend bij de gemeente. Het ontwerp omvatte onder meer een ontspanningszaal en drie bovenwoningen. 

Jules Kayser (collectie Gemeentearchief Venlo)

Jules Kayser was een ambitieuze architect. Zijn ontwerpen vallen op door hun monumentale karakter en strakke vormen. Een karakteristiek gebouw vinden we achter het stadhuis op de hoek van Lomstraat en Peperstraat. In het pand Bervoets is momenteel en outlet winkel gevestigd. Voor het Rosarium tekende Kayser onder meer de ontwerpen voor Huize Sint-Jan, de Gemeentespaarbank en enkele stadsvilla’s aan de Lohofstraat en Beatrixstraat. Na de Tweede Wereldoorlog werd hij belast met het wederopbouwplan voor de binnenstad. Een voor Venlo belangrijke architect dus. De bouw van Huize Sint-Jan werd gegund aan aannemer Spreeuwenberg. De gemeente en het Rijk gaven substantiële subsidies. De eerste steen werd gelegd in 1927 door burgemeester Berger, de inzegening door de deken Van Oppen vond plaats op 20 mei 1928. De minister van justitie had een van zijn topambtenaren naar Venlo gestuurd, die het gebouw roemde als ‘best geoutilleerde en meest praktisch ingericht reclasseringsgebouw van heel Nederland, dat gerust midden in Den Haag kon liggen.’ 

Nieuwe Venlosche Courant, 2 juni 1928 (gevonden via www. delpher.nl)

De eerste exploitant van de ontspanningszaal was Antoon Jacobs. Hij adverteerde met: ‘Puike alcoholvrije dranken. Gezellig zitje. Prima biljarts.’ Of het echt storm heeft gelopen? Vijf jaar na de opening, ter gelegenheid van het eerste lustrum werd tegen de zijgevel een beeld bevestigd van Jan de Doper. De sculptuur, vervaardigd door Charles Vos uit Maastricht, is nog altijd een parel.

Huize Sint-Jan (recente opname)

Reageren? Stuur Sef Derkx een e-mail: floddergats@xs4all.nl.

dinsdag 25 augustus 2020

De herfst komt op kousenvoeten binnengeslopen...


- door Sef Derkx - 

Traag stroomt de Maas naar zee. In een bed dat in een onmetelijke tijd in de aarde werd gesleten. Het water dat nu hier voorbijgaat, stroomde ooit langs dorpen en steden in het zuiden. Ook giste­ren, een week, maand, jaar of eeuw geleden bracht de Maas water naar hier. Water dat verder stroomde langs dorpen en steden in het noorden en westen, op zoek naar het diepste punt, waar de rivier samenvloeit met de zee.

Maas en bruggen (bron website Venlonieuws.nl) 

De Maas bracht klei, grind, zand. Vuursteen opgeraapt door de eerste mensen die aan haar oevers verschenen. Maashandel bracht welvaart. Met de goederen werden ideeën, visies en verwachtingen uitgewisseld. Uitgewisseld in talen en tongvallen, die niet hetzelfde waren.  

Maas bron van leven, voorwaarde voor leven. Geliefd, maar ook gevreesd om haar grilligheid. Vooral in de wintermaanden kan de waterstand in korte tijd stijgen en verandert de Maas van een lieflijke, zacht kabbelende waterstroom in een woest stromende, kolkende waterwolvin die meedogenloos in dorpen en steden binnendringt. Als een ongenode gaste. Gevelstenen, foto's en verhalen getuigen ervan.

Hoogwater op de Oude Markt, 1926 (particuliere collectie)

Gevelstenen in Missiehuis Steyl (foto Sef Derkx) 

De Maas verbindt. Zuid met midden, midden met en noord. En omgekeerd. Over haar stroom bouwen mensen een brug. Verbinden oost met west. En omgekeerd.

De Maas inspireert. Dorpen en steden aan de stroom ontlenen er hun charme aan. Water trekt, zegt men. Bewoners van de steden en de dorpen aan de Maas hebben een band met de rivier. Noemen haar liefkozend ‘Mooder Maas’. Ze wordt bezongen; is muze van dichters, schilders, filmers en fotografen. Werd vereerd zelfs, aangeroepen.

Maas, moeder, mythe en muze.

De Maas bij Venlo, David Schulman (collectie Limburgs Museum) 

De Maas bij Venlo van David Schulman (1881-1966) uit de collectie van het Limburgs Museum is ons dierbaar door de sfeer. De schilder geeft de Maas en de haven vroeg in de ochtend weer. In het oosten komt de zon op. Kijk maar eens naar het mooie licht, de hemel breekt open. In de haven zelf is het rustig. Er zijn nog niet zo heel veel mensen op de been. Overdag was er vroeger altijd veel bedrijvigheid. Het loopt tegen het einde van de zomer, boven het water hangt nevel. Misschien is het wel eind augustus, deze tijd van het jaar.

David Schulman in 1956 (foto van Wikipedia)


Het schilderij is niet gedateerd, we kunnen het echter in het midden van de jaren dertig van de vorige eeuw plaatsen. De hijskranen duiden erop. We kijken als door tranen heen naar de haven en de Maas. De ochtendmist is door de schilder heel precies en ragfijn op het doek aangebracht. Schulman treft daarmee mooi de stemming van een late augustusdag. Het is weliswaar nog steeds zomer, maar als de zon nog niet op is, voelt het koud. De herfst komt op kousenvoeten aangeslopen.

De herfst waarvoor de dichter Rainer Maria Rilke waarschuwt:
Wie nu geen huis heeft, bouwt er ook geen meer
Wie nu alleen is, zal het lang nog blijven,
zal waken, lezen, lange brieven schrijven
en rusteloos door lege lanen dwalen
wanneer de bladeren op de herfstwind drijven.

Dat David Schulman een haven tot onderwerp koos, is niet vreemd. Het was zijn specialisme. Opmerkelijk is echter wel dat hij in Venlo was neergestreken. Meestal schilderde hij de havens aan de Zuiderzee. Schulman trok er vanuit zijn woonplaats Laren heen op de fiets met op de bagagedrager de ezel en schilderkist. Schulman legde zich toe op impressionistische landschappen, dorpsgezichten en haventaferelen. Daarnaast vervaardigde hij portretten en stillevens. Het legde de autodidact geen windeieren, hij werd beroemd en gevierd. 

Programma opening haven, 1930 (collectie Gemeentearchief)

Venlo was voor de oorlog trots op zijn haven. Die was in de jaren 1929 en 1930 gemoderniseerd. Voor de officiële opening had de stad prins Hendrik weten charteren. Op maandag 8 september 1930 om vier uur ’s middags was het moment suprême en knipte de koninklijke hoogheid een lint door dat gespannen was tussen de Kop van Wieërd en de loswal. Hij hanteerde een schaar van grote afmetingen en stond op de plecht van een boot van transporteur Janssen Boten. De Nieuwe Venlosche Courant verscheen de dag erna met een uitgebreid en enthousiast verslag. We lezen dat het lint vliegensvlug uit het water was gevist en vervolgens werd gewassen, gestreken en in stukken geknipt. Alle meisjes die een rol hadden gehad in het officiële programma kregen een stuk om als haarstrik te gebruiken. Het ging vergezeld van een certificaat van echtheid ondertekend door de burgemeester. Zou er nog ergens in een la zo’n lint uit 1930 liggen?

Still uit documentaire Venloo, Limburg's eenige havenplaats (1930); prins Hendrik op de lage loswal  

Voor kinderen uit de binnenstad was de haven en lage loswal een speeldomein: Er was altijd wel iets te doen. Op hete dagen dook de jeugd win het water. In de buurt van de kraan kwam het riool uit in de Maas. Beej d’n Broezer, zoals die plek werd genoemd, zaten altijd vissers. Op 10 mei 1940, de ochtend van de Duitse inval, schrok Venlo wakker door een enorme klap. De bruggen waren opgeblazen, de idylle van het schilderij van David Schulman verscheurd.  




Bij de Maas in Venlo, jaren '30 (foto's Jan de Jong)

Reageren? Stuur Sef Derkx een e-mail: floddergats@xs4all.nl.


zondag 23 augustus 2020

Burgemeester Bernard Berger had ook wat uit te leggen (2)

- door Gerrit van der Vorst -

Burgemeester Bernard Berger had na de bevrijding wel wat uit te leggen wat betreft de coöperatieve opstelling van het Venlose gemeentebestuur bij de aanleg van Fliegerhorst. Een ander gevoelig onderwerp was het beleid van de burgemeester Berger wat betreft de jodenvervolging.

Burgemeester Berger.

Bij gelegenheid van het 70-jarig jubileum van de Venlose synagoge had de burgemeester de joodse Venlonaren op 29 december 1935 nog warm toegesproken: ‘Zeer ontroerd ben ik ook geweest door uwe prachtige en plechtige godsdienstoefening. Ik hoop, dat gij steeds dezelfde goede burgers van onze stad moogt blijven, dat wij steeds in grootse verdraagzaamheid met elkaar verder mogen leven en dat Gods zegen op uw werk moge rusten.’ 

Een geweldig applaus was hierop gevolgd, en ter ere van de burgemeester hadden alle aanwezigen staande het eerste en zesde couplet van het ‘Wilhelmus’ gezongen.’

De Venlose synagoge.

Fragment uit het verslag in de Nieuwe Venlosche Courant van 29 december 1935 (www.delpher.nl).

Warme woorden van de burgemeester, maar nog geen drie jaar later bleek Bergers empathie met zijn joodse burgers minimaal. Dat was nadat in de nacht van 9 op 10 november 1938 een verwoestende pogrom over nazi-Duitsland was geraasd, de Reichskristallnacht. In Venlo was volstrekt duidelijk wat er gebeurd was in nabijgelegen Duitse grensplaatsen, zoals Kaldenkerken en Straelen. De Nieuwe Venlosche Courant (NVC) berichtte relatief uitgebreid over de schokkende gebeurtenissen, zij het op pagina 2, in plaats van op de voorpagina, zoals de meeste andere dagbladen.

De synagoge van Kaldenkerken werd tijdens de Reichskristallnacht vernield (foto met dank aan Frank Kauwertz).

De berichtgeving in de Nieuwe Venlosche Courant van 11 november 1938 (www.delpher.nl).

De berichtgeving in bijvoorbeeld de Nieuwe Tilburgsche Courant van 11 november 1938 (www.delpher.nl).

Zegge en schrijve drie dagen na dat wereldschokkende pogrom, op 13 november 1938, reisde zangvereniging Venlona met een gezelschap van circa 200 personen naar Mönchengladbach. Op de vriendschappelijke ontmoeting met de lokale mannenzangvereniging Der Liedertafel kwamen zo’n 1.500 mensen op af. Aan Duitse zijde was men in hun sas met de komst van het prominente Venlose gezelschap. De grenspassage was versoepeld voor Venlona en bij aankomst werd de Venlonaren een rondrit aangeboden. Aangenomen mag worden dat men daarbij de verwoeste joodse synagoge en woningen vermeed.

De grote synagoge van Mönchengladbach was in de nacht van 9 op 10 november 1938 ook grondig verwoest.

Burgemeester Berger had thuis moeten blijven, maar hij voerde als beschermheer het Venlona-gezelschap aan. Hij richtte zich in zijn welkomsttoespraak vooral op de vriendschappelijke relatie met het ‘zangerige’ Rijnland. Maar de wederpartij gaf – uiteraard? – politieke betekenis aan de bijeenkomst. Het werd een gezellige boel. Venlona zong de eerste strofe van ‘Deutschland, Deutschland über Alles’. Daarna dirigeerde de Duitse dirigent de zaal bij het zingen van het Horst Wessel-lied.

Het Horst Wessellied werd na de Tweede Wereldoorlog verboden (Wikipedia).

In de Nieuwe Venlosche Courant werd de muzikale ontmoeting een groot succes genoemd. Het moet schokkend geweest zijn voor joodse Venlonaren om dat te lezen. Volgens de krant was het Horst Wessellied minder bekend, maar dat gold niet voor Venlo’s elite die ruim vertegenwoordigd was in het Venlona-gezelschap. Al in 1933 had het spelen van het lied in de sociëteit Mariaweide nog een fikse rel veroorzaakt.

De recensie in de Nieuwe Venlosche Courant van 14 november 1938.

Vier dagen na zijn thuiskomst van de trip naar Mönchengladbach, op donderdag 17 november ontstak burgemeester Berger in woede, toen hij ‘s avonds snoei-afval van zijn buren in zijn tuin zag liggen. In plaats van de buren even aan te spreken, greep de burgemeester de telefoon, om er meteen maar de vreemdelingenpolitie bij te roepen, want zijn buren waren joodse vluchtelingen. Bij onderzoek door agent Fleurkens – die onverwijld opdraafde – bleek dat de tuinman van het gezin Bonn-Leyens toestemming had gevraagd en gekregen van de dienstbode van de burgemeester, om de gesnoeide takken de volgende morgen bij daglicht op te ruimen. Inmiddels waren de geschrokken Emmy Bonn-Leyens en haar zoons Walter en Hans Günther in allerijl bezig om de takken weg te halen.

Het gezin Bonn-Leyens in betere tijden.

De beroemde Italiaanse Holocaust-schrijver Prime Levi legde een ontroerende getuigenis af over het beschaafde gedrag van Walter Bonn in Auschwitz in het zicht van de dood.

De buren van de burgemeester, op Nieuwstraat 27, waren slachtoffers van het nationaalsocialisme. Hun vroeger zo bloeiende modehuis in Kaldenkerken was te gronde gegaan door het nationaalsocialisme, vader Alex Bonn had zelfmoord gepleegd en moeder en zoons waren gevlucht, al maanden voor de Reichskristallnacht. Enig mededogen had Bernard Berger in die dagen wel gepast.

De burgemeester toonde opmerkelijk weinig gevoel voor de joodse ellende.

Zoals Koningin Wilhelmina liever geen joods vluchtelingenkamp in haar ‘achtertuin’ had, zo liet Bernard Berger op 1 december 1938 aan de landelijke overheid weten dat er in Venlo geen plek te vinden was voor een opvang van joodse vluchtelingen.

De vluchtelingen werden daarop geïnterneerd in een klooster in Reuver, wat natuurlijk lastig was voor het joodse vluchtelingencomité in Venlo.

De houding van de Venlose burgemeester paste naadloos in het vluchtelingenbeleid van de landelijke overheid die in die tijd een gitzwart blazoen opliep. De opstelling van Bernard Berger tijdens en na de bezetting zou ook geen schoonheidsprijs verdienen, om het maar voorzichtig te zeggen. 

Wordt vervolgd.

Reageren? Stuur een e-mail naar Gerrit van der Vorst: gp.vandervorst@xs4all.nl.

Flip de Fluiter kwam uit Arcen!


- door Pieter Duijf (met dank aan Niek Ravensbergen) -

Frans Stevens stond bekend als Flip de Fluiter 

In 2013 vierde het Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen op landgoed Bronbeek bij Arnhem zijn 150-jarig bestaan. Dat was Niek Ravensbergen, conservator van het gelijknamige museum, aanleiding zestien voormalige bewoners in de schijnwerpers te zetten, Het tehuis biedt ouderenzorg aan oud-militairen van de Nederlandse krijgsmacht en het voormalige Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). Het bijbehorende museum vertelt het eerlijke verhaal over de koloniale geschiedenis van Nederland en haar vroegere overzeese gebiedsdelen. De ongeveer vijftig oud-militairen die op Bronbeek verzorgd worden wonen letterlijk in het museum. Voor kost en inwoning staan ze zestig procent van hun inkomen af aan het tehuis. Soortgelijke instellingen in het buitenland zijn het Hotel des Invalides in Parijs en het Royal Hospital of Chelsea in Londen.

De vitrine van Flip de Fluiter

Voor de jubileumexpositie ‘150 jaar Bronbeek: Wonen tussen Trofeeën’ dook Niek Ravensbergen in de handel en wandel van de meest kleurrijke bewoners uit de geschiedenis van Bronbeek. Ondergetekende bezocht destijds de tentoonstelling, waar zijn oog al gauw viel op een vitrinekast waarin uitgestald waren een aantal lege jeneverflessen, een omvangrijk strafregister, een geel-zwart gestreept voetbalshirt, een foto van een militair en een uitvergrote oude prentbriefkaart van de Kerkstraat in Arcen. De soldaat in kwestie bleek Frans Stevens uit het Noord-Limburgse vestingplaatsje te zijn. Dat maakte me nieuwsgierig en ik vroeg de vriendelijke conservator mij meer te vertellen over ‘Flip de Fluiter’, zoals hij overal in Arnhem bekend stond.

Prentbriefkaart Bronbeek, circa 1900 (collectie A.P. Bakker Arnhem)

Frans Stevens werd op 20 januari 1889 geboren in zijn ouderlijk huis in de Kerkstraat in Arcen. Hij groeide op in een arbeidersmilieu. Het gezin Stevens had weinig te makken en dat is misschien wel de reden voor Frans om in 1917 op 28-jarige leeftijd in militaire dienst te gaan. Na een half jaar opleiding vertrekt hij naar de ‘Overzeese Gewesten’, Nederlands-Indië in zijn geval.  Over deze periode is weinig bekend. Frans zei bijna nooit iets over wat er in zijn hoofd en hart rondspookte.

Bragaweg in Bandoeng

Villa Bronbeek zuidzijde, circa 1845 (fotorepro collectie R. Nijveldt, Arnhem) 

In 1932 keert hij terug naar Nederland en zwaait meteen af als soldaat der eerste klasse der infanterie. Omdat hij over voldoende tropendienstjaren beschikt, gaat hij ook direct met pensioen. Hij wordt onderscheiden met het Mobilisatie Oorlogskruis en de Zilveren Medaille voor Trouwe Dienst. Hij is dan 43 jaar oud, te jong om op zijn lauweren te gaan rusten. Bijna 14 jaar werkt Frans daarna nog als opperman bij een stukadoorsbedrijf. Hij woont in die tijd in Venlo. Frans is iemand met weinig sociale contacten en is nooit getrouwd. In 1947 wordt hij opgenomen in Bronbeek, waar hij in 1954 wordt bevorderd tot korporaal. Frans staat bekend als behulpzaam en vriendelijk, maar met de persoonlijke verzorging neemt hij het niet zo nauw. Aan douchen heeft hij bijvoorbeeld een hekel.

In Arnhem wordt hij een roemrijk straatfiguur en al gauw krijgt hij de bijnaam ‘Flip de Fluiter’ naar het gelijknamige liedje van de Ramblers en het Tonette Trio. Hij tjilpt alles door elkaar heen, maar hij geneert zich ook niet om naar flanerend vrouwelijk schoon te fluiten. Als hij een borrel in de kroeg bestelt, dan fluit hij naar de ober of de kastelein.

Nieuw Monnikenhuizen (foto De Gelderlander)

Buiten de poorten leidt ‘Flip de Fluiter’ een losbandig leven. Hij is supporter van voetbalclub Vitesse. Onder zijn verplichte Bronbeekpet draagt hij zelfs het clubpetje van Vitesse. Bij thuiswedstrijden is hij steevast in de kantine van Stadion Nieuw-Monnikenhuizen te vinden.

Frans staat als boodschapper geregistreerd in Bronbeek. Daarmee heeft hij voor die tijd een lucratief bijbaantje, dat zestig cent per dag oplevert.

Zijn beste kameraad is de drank en loopt hij een keer in zwaar beschonken toestand bijna onder een bus. Vaak staat hij ‘s avonds voor een gesloten poort. Als hij eens over het hek probeert te klimmen, blijft hij in benarde positie aan zijn broekriem aan een van de spijlen hangen.

‘Flip de Fluiter’ is moeilijk in bed te houden en hij gaat er dan ook geregeld ‘s nachts vandoor om enkele uren later door de politie weer te worden thuisgebracht. Zijn strafregister groeit en groeit. Hij wordt meermalen gewaarschuwd. Regelmatig ligt hij in de ziekenboeg met botbreuken of kneuzingen. Op een gegeven moment is hij niet meer te handhaven en wordt hij op 6 juni 1959 door commandant Generaal van Santen verwijderd uit Bronbeek omdat hij de naam van het instituut in opspraak heeft gebracht ‘door zich buiten Bronbeek in uniform in kennelijke staat te misdragen.’

‘Flip de Fluiter’ raakt daarna nog verder aan lagerwal. Hij doet nog driemaal een verzoek tot weder opname, maar de poorten van Bronbeek blijven definitief dicht voor hem. In ruim 8 jaar tijd woont hij op 4 adressen in Nijmegen, één adres in Amersfoort en één adres in Wageningen.

Frans Stevens alias ‘Flip de Fluiter’ sterft uiteindelijk in op 10 maart 1968. Hij is dan 79 jaar oud. De begrafenis wordt door slechts vijf personen bijgewoond.

In Arcen kent bijna niemand Frans Stevens nog, echter oudere Arnhemmers kunnen ‘Flip de Fluiter’, die ogenschijnlijk vrolijk en zorgeloos door het leven rolde, nog goed voor de geest halen. Hij was een echt straatfiguur in de Gelderse hoofdstad. Eigenlijk kunnen we ‘Flip de Fluiter’ het best omschrijven als een zielige en eenzame man. Waarschijnlijk worstelde hij met een heftig in Nederlands-Indië opgelopen trauma.

In het park rondom het tehuis en museum vond in het jubileumjaar ook de openluchtexpositie ‘Bronbekers in Beeld!’ plaats. Kunstenaars verbeeldden zeven veteranen die tussen 1863 en 2012 op Bronbeek woonden in eigentijdse sculpturen. Zij gaven vorm aan de essentie van de persoon en zijn levensgeschiedenis. Met dit project worden de levensverhalen van de Bronbeekveteranen via beeldende kunst ‘vertaald’ naar geïnteresseerden, maar met die persoonlijke verhalen worden ook episodes uit de grotere koloniale geschiedenis in Nederlands-Indië bezield en dichterbij gebracht.

I'll be there van Paul de Keizer, een ode aan 'Flip de Fluiter' (bron Museumnieuws)


Vijf kunstwerken waren te zien op het buitenterrein, één in het museum, en één deels binnen en deels buiten. Elk kunstwerk is zoveel mogelijk geplaatst op een plek die verbonden is met de betreffende Bronbeker. Albert Dedden en Paul de Keizer maakten een sculptuur met als titel ‘I’ll be there’ en is een soort ode aan de onverbeterlijke deugniet Frans Stevens, alias ‘Flip de Fluiter’

Een bezoek aan Museum Bronbeek aan de Velperweg in Arnhem is beslist de moeite waard. Vergeet dan niet om een hapje te eten in Kumpulan, een van de beste Indische restaurants van Nederland. Reserveren vooraf wordt aangeraden www.bronbeek.nl..


Reageren? Stuur Pieter Duijf een e-mail: piedu12@yahoo.com.

donderdag 20 augustus 2020

Duitse School - Halte XL van woensdag 19 augustus 2020


- door Sef Derkx -

Duitse School Julianastraat ten tijde van de opening (foto met dank aan Gerrit van der Vorst)

Het Rosarium is een bijzondere buurt. Het stedenbouwkundige plan van ingenieur W. Schaap voorzag in ruime stadswoningen en publieksgebouwen, gelegen in een groene binnenstadswijk met een park. De architecten, die tussen 1915 en 1930 in het Rosarium aan de slag gingen, lieten zich veelal inspireren door de stijl van de Amsterdamse School. Wij houden halt bij de Duitse School in de Julianastraat. Venlo had voor de Tweede Wereldoorlog een grote Duitse kolonie. Het waren aanvankelijk vooral postbeambten en medewerkers van Duitse spoorwegmaatschappijen. Na de Eerste Wereldoorlog maakte de Duitse economie een vrije val. Duitsers zochten werk in de Nederlandse grensstreek. Een belangrijke werkgever werd Nedinsco, in 1921 gesticht door de firma Carl Zeiss Jena. Er waren bovendien veel Duits-Nederlandse huwelijken. Wanneer Amor zijn pijlen richtte, voelde men zich niet gehinderd door de landsgrens. De kinderen bezochten Venlose scholen of reisden met de trein naar Kaldenkerken.

Nedinsco, jaren '20 (collectie Sef Derkx)

Nedinsco, jaren '30 (collectie Sef Derkx)

Met een eigen schoolgebouw aan de Julianastraat ging een lang gekoesterde wens in vervulling. Voor de opening in 1930 kwam de Duitse gezant, Graf Zerch van Burkersroda, naar Venlo. Het ontwerp van de Deutsche Schule met vier klaslokalen, een conciërgewoning en een woning voor de schooldirecteur was van architect Jacq. Grubben uit Blerick. Er werd tweetalig onderwijs gegeven, door zowel Duitse als Nederlandse docenten. Na de machtsovername door de nazi’s in 1933 veranderde de sfeer op school, vertelt historicus en oud-Belfeldenaar Jan Brauer. Hij legt momenteel de laatste hand legt aan een proefschrift over grensincidenten en politieke spanningen in de periode 1930-1940.

Ontwerptekening Duitse School van architect J. Grubben (collctie Gemeentearchief Venlo) 

Datumsteen in zijgevel (bron Wikipedia)

‘De leiding van Nedinsco was na 1933 uitgesproken nazi-gezind. De onderneming was veel gelegen aan de politieke mobilisering van Duitsers in de stad,’ volgens Brauer. Paul Vogel, de hoofdboekhouder van Nedinsco, speelde een prominente rol. Jan Brauer: ‘Vogel  was  bestuursvoorzitter van de Deutsche Schule. Hij drukte een landgenoot op het hart dat het eine moralische Pflicht eines jeden Volksgenosses sein muss, dass die Kinder die deutsche Schule besuchen. Vogel wilde voor de Duitse kinderen, die in Tegelen woonden wel het kaartje voor de bus of tram naar Venlo vergoeden. Dit om te voorkomen dat ze zouden verholländern. Mede op zijn initiatief kwam er in het Nedinsco-complex een naschoolse opvang. Die zogenaamde Reichsjugend Club was in feite een afspiegeling van de Hitler Jugend.’  


zondag 16 augustus 2020

Niet zomaar een café in de Floddergats (3)


- door Sef Derkx -

Onlangs opende café De Keizerin haar deuren. De precieze bouwdatum van het pand op de hoek van Keizerstraatje en Ursulastraatje hebben we nog niet kunnen achterhalen. Door de coronapandemie is het bezoek aan het Gemeentearchief gebonden aan strenge restricties. Hieronder een foto uit de collectie van Piet Braem. Ongetwijfeld is de opname gemaakt in de tijd, voordat er hier horeca was. Van de twee onbekende jongens is nog een foto gemaakt, verderop in het Keizerstraatje richting Keulsepoort. 

Twee jongens op de hoek van Keizerstraatje en Ursulastraatje, waarschijnlijk  jaren vijftig (collectie Piet Braem)

Nogmaals de twee jongens, wie herkent ze? (collectie Piet Braem)

We pakken de draad op.

‘t Meurke van Bona (voor niet-ingewijden: het muurtje tegenover café Bonaparte in het Keizerstraatje) of ik daar niet eens over wilde schrijven. Met alle plezier.

't Meurke van Bona, tekening in stenciltechniek van Eric Toebosch (collectie Sef Derkx)

We gaan in gedachten terug naar de Floddergats eind jaren zestig. Naar café Bonaparte, the place to be voor jong en hip Venlo. Als het weer het een beetje toeliet, gingen de grote deuren op de hoek van Keizerstraatje en Ursulastraatje open. Een deel van het doorgaans donkere café baadde opeens in het licht. Op zich was dat al een hele gewaarwording. Vervolgens werd de grote eikenhouten stamtafel wat naar voren geschoven, richting de deuropening. Op dat plekje was het heerlijk toeven. Veel jongeren bleven binnen, maar als het drukker werd ging een deel van het publiek naar buiten. 


De Nieuwe Limburger, 17 maart 1968, Commotie in Bonaparte: DJ John Nefkens is uitgeweken naar 't meurke (collectie John Keulartz)

Precies tegenover het café bood een laag muurtje zitgelegenheid. 't  Meurke van Bona,  zoals we het noemden, werd een begrip en is een lieu de memoire voor het Venlo van de jaren zestig. Het was eigenlijk de begrenzing van het perceel waar Mariaweyde op lag, de kloosterkerk van de paters dominicanen. In het muurtje was een doorgang, een trap van twee treden, die leidde naar een zijingang van het bedehuis. Tussen kerk en muurtje lag kiezel en stonden enkele struiken. Op mooie zomerdagen zat er altijd een rijtje jeugd op het muurtje. 

Men dronk een glaasje en praatte wat over koetjes en kalfjes. Er werden liefdes geboren en verbroken. Soms ging een stickie rond. Ik meen me te herinneren dat als er een dienst was in Mariaweyde, de muziek in Bonaparte zachter werd gezet en aan de muurbloempjes verzicht werd het rustig aan te doen. Rond 1970 verscheen er op initiatief van onder meer Hans Stakenborg een alternatieve stadsgids, die de weidse titel had Venlo Wereldstad. In het gestencilde boekje maakte de jonge kunstenaar Eric Toebosch zijn debuut met een eenvoudige tekening van ‘t Meurke van Bona. Echt fijn zat je overigens niet, want de bovenkant van het muurtje was niet vlak maar spits toelopend. Na een uur had je pijn aan het zitvlak en een schrijnende streep dwars over de billen.


Het Vrije Volk, 8 augustus 1968 (collectie John Keulartz)

Op vrijdag 8 augustus 1969 was Bonaparte landelijk in het nieuws. Een ruzie tussen militairen en bezoekers van het café werd breed uitgemeten in de media. Dagblad Het Vrije Volk wijdde er zelfs aandacht aan op de voorpagina. Het was allemaal twee dagen tevoren begonnen, een woensdagavond. Een nieuwe lichting rekruten van de Frederik Hendrikkazerne mocht voor het eerst uit in de stad. Na weken niet van het kazerneterrein te zijn geweest, speelden bij enkele soldaten in opleiding de hormonen op. Er werd gefloten en wat geroepen naar Ambonese meisjes. Vrienden van de meisjes hadden dat niet genomen. Er was een woordenwisseling geweest  die uitmondde in een handgemeen. Een van de militairen was aan het gezicht gewond geraakt. Een dag later trok een groep van tweehonderd - andere kranten hebben het over driehonderd - militairen op naar Bonaparte om wraak te nemen. De uitgerukte politie kon een massale vechtpartij voorkomen. Enkele ruiten van het gebarricadeerde café sneuvelden, een Bonapartebezoeker moest naar de eerste hulp van het ziekenhuis en een ander persoon werd gearresteerd omdat hij een mes bij zich had. 


Het Vrije Volk, 8 augustus 1968 (collectie John Keulartz)

Elders in de binnenstad ging een winkelruit aan diggelen, maar volgens commissaris C. Wolf was het door de inzet van zijn politiemensen met een sisser afgelopen en zouden er maatregelen volgen ‘om verder handgemeen te voorkomen’. De verslaggever van Het Vrije Volk had ook gesproken met een voorman van de Ambonezen, P.M. Latumahia, die verklaarde: “De militairen hebben woensdagavond vieze woorden tegen onze meisjes gezegd en zo mag je niet tegen een meisje praten, vinden wij. Daarom zijn de Ambonezen er tegenin gegaan. Wij willen verder helemaal geen ruzie hebben. Wij willen hier in Nederland een stukje grond om te slapen en dat is ons genoeg.”(wordt vervolgd).

Reageren? Stuur Sef Derkx een e-mail: floddergats@xs4all.nl.