donderdag 31 december 2020

De Halte XL van woensdag 30 december 2020 - Atheïsme en ontucht op de Rijks-HBS

 - door Sef Derkx -

Het gebouw van de voormalige Rijks-HBS op de hoek van thans Mgr. Nolensplein en Sint-Martinusstraat (bron: rijksmonumenten.nl).

Vanuit De Veegtes brengt Arriva ons op deze grijze decemberdag naar de binnenstad. We stappen uit bij bushalte Mgr. Nolenspein; de voormalige Rijks HBS heeft onze interesse. De komst van deze instelling voor voortgezet onderwijs is niet zonder slag of stoot gegaan. Vanaf 1852 was in Venlo een Hogere Stadsschool. 

Prentbriefkaart van de Markt tijdens de zaterdagse weekmarkt, verzonden in 1903. In het rechter deel van het pand met de pijl aan de westzijde van de Markt was de Rijks-HBS gevestigd (particuliere collectie)

Deze zat in een gebouw aan de Markt, tussen het huidige café-restaurant Old Dutch en de Peperstraat. Momenteel vinden we op deze plek onder meer het comfortabele Theaterhotel. In 1865 werd de school getransformeerd tot een gemeentelijke HBS. Vijftien jaar later werd het een Rijks-HBS. Het stadsbestuur hief de glazen. Het gebouw verkeerde in deplorabele staat en er viel veel af te dingen op de kwaliteit van het onderwijs.

Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhaghe, 8 januari 1884 (gevonden via www.delpher)

Het ministerie van onderwijs had een kat in de zak gekocht. Er werd een nieuwe schooldirecteur benoemd, J. Steijns, die kort na zijn aanstelling domleuk met de mededeling kwam dat het het beste zou zijn om een nieuwe school te bouwen. Uiteraard stroomde er heel wat water door de Maas, voordat de nieuwbouw in gebruik kon worden genomen. Dit was namelijk pas in september 1889.

Provinciale Drentsche en Assener Courant, 30 mei 1883 (gevonden via www.delpher.nl)

Het Vaderland, 16 oktober 1883 (gevonden via www.deplpher.nl)

Rotterdamsch Nieuwsblad, 7 november 1883 (gevonden via www.delpher.nl)

Tussentijds kwam de Rijks HBS in opspraak. De eerste affaire leidde in 1883 tot vragen aan de minister. Wat was er aan de hand? De leraar Péan, die Franse taal en letterkunde doceerde, had in aanwezigheid van zijn leerlingen het bestaan van God betwijfeld. Anno nu zullen weinigen wakker liggen van een atheïst aan een openbare school, maar in het roomse Venlo van 1883 sloeg het nieuws in als een bom. Omdat de minister weigerde Péan te ontslaan, trad de gemeentelijke onderwijscommissie uit protest en bloc af. In de Tweede Kamer spuwde de Venlonaar Leopold Haffmans gifgroen gal. De Rijks-HBS was goddeloos en al het geld eraan besteed, was weggegooid geld. Veel ouders dreigden hun kinderen van school te halen. Péan kreeg eervol ontslag en keerde terug naar zijn geboorteland Frankrijk. 

Kort erna diende zich een volgend groot schandaal aan: er zou ontucht zijn gepleegd. Leerlingen hadden elkaar in het kruis gegrepen en zelfs hun geslachtsdelen ontbloot. Leraar Govers onder wiens lessen het gebeurd was, werd gedwongen ontslag aan te vragen. De schandalen ten spijt kwam er een nieuw gebouw. 


Jacob van Lokhorst (bron Wikipedia)

Tussen 1887 en 1889 verrees op de hoek van destijds de Goltziussingel (later Goltziusstraat, nu Mgr. Nolensplein) en Sint-Martinusstraat een prachtige school, naar een ontwerp van rijksbouwmeester Jacob van Lokhorst (wordt vervolgd).

Prentbriefkaart, circa 1905, het gebouw is in twee fases tot stand gekomen (met dank aan Piet Braem)

Prentbriefkaart circa 1915-1920 (collectie Peter Rutten)

Prentbriefkaart jaren dertig, de Sint-Martinusstraat heet de Moerdijkstraat (collectie Peter Rutten) 

Reageren? Stuur Sef Derkx een e-mail: floddergats@xs4all.nl.






woensdag 30 december 2020

Mikanista van woensdag 30 december 2020 - Notities van een VVV-volger

 - door Wim Moorman -

Een jaar geleden overleed mijn oom Theo Vincken, als sportjournalist van het Dagblad voor Noord-Limburg en Dagblad De Limburger tientallen jaren lang VVV-volger (klik ook hier). Uit zijn nalatenschap ontving ik een prachtige collectie VVV-foto’s. Ik zorg ervoor dat die op de juiste plaats terechtkomt. Maar niet nadat ik een aantal herinneringen heb opgehaald, telkens aan de hand van één foto, telkens in precies tweehonderd woorden. 



Zondag 28 maart 1976. VVV was een week eerder periodekampioen geworden, ik een maand eerder 11. Mijn eerste awayday ooit met VVV. Awayafternoon eigenlijk: Helmond Sport uit, half uurtje rijden. Bij hoge uitzondering niet met m’n vader (geen idee waarom niet), maar helemaal alleen met oom Joop. Wat het nog veel specialer maakte. Staanplaats aan de lange zijde. Overdekt, had je bij VVV niet. Veel Venlonaren, duizenden Venlonaren. Meer nog dan de wedstrijd herinner ik me de twee mannen schuin achter ons. Mannen met baarden, woeste baarden. Helmonders, broers op het eerste oog. Om de zoveel minuten toverden ze een flesje sterke drank tevoorschijn om dat vervolgens iets ten noorden van hun woeste baard te laten landen. Zoiets zag je bij VVV niet. De wedstrijd zelf was maar een moeizame bedoening. Absoluut niet de verwachte walk-over voor de runner-up. Een gelijkspel dreigde. En toen stond ineens aanvaller Eddy Beckers op van de bank. Voor zijn eerste optreden van het seizoen. Allerlaatste minuut, finest hour voor Eddy: weergaloze halve omhaal, zo mogelijk nog weergalozer vastgelegd door de fotograaf (Lé Giesen?). 1-0. Uit en over. Eddy in de zevende hemel – ik in de zevende hemel, in Helmond, ergens op die machtige foto.

zondag 27 december 2020

'Aevel' XL van 26 december 2020 - Cowboy Gerard

 - door Sef Derkx -

Van de maand december is tweede kerstdag mij het meest dierbaar. De aanloop naar Kerstmis is gaandeweg een door commercie voortgedreven onstuimige jacht geworden op knus, culinair en cadeautjes. Supermarkten puilen uit van overdaad. Door die overvloed aan luxe is er aevel een onderstroom gekomen van onbehagen. De ongemakkelijke gedachte van is het niet allemaal een beetje te veel van het goede?

Gerard Verkooyen (digitale bewerking Jos Deenen)

Op de middag voor Kerstmis liepen vroeger vanaf een uur of twee de cafés in de binnenstad langzaam vol. Als de winkels om vier uur gesloten waren, puilden ze uit. Vooral de echte kroegtijgers keken tegen Kerstmis op, omdat op eerste kerstdag alle cafés dicht bleven. De overwintering op Nova Zembla was verschrikkelijk geweest. Natuurlijk, dat was onomstreden. Een caféloze dag moest aevel ook gerekend worden tot deze Categorie Ontberingen van het Ergste Soort. De bodem onder het bestaan dreigde weg geslagen te worden. Die was pas terug als op tweede kerstdag de cafés weer opengingen. 

Interieur café Bonaparte (foto Martin Collin/collectie John Keulardz)

Daaraan denkend, doemt uit de nevelen van de tijd een bezoeker van Bonaparte op: Gerard Verkooyen.   

Gerard was een legendarische verschijning in de Venlose horeca van vijftig jaar geleden. Een tragische clown, gemangeld door het leven. In wezen aevel een aardige, humoristische man. Hij noemde zichzelf Cowboy Gerard, omdat hij enkele jaren in New York in een hotel had gewerkt. Zijn uitroep: ‘Don’t touch the office, sir!’ was een niet altijd goed te plaatsen kreet uit die tijd in de Verenigde Staten. Over de geluidsbox, die boven de bar hing in Bonaparte, waren tientallen slièpse van hem gedrapeerd. Aan de bar voerde hij vaak dezelfde act op. Hij stak een viltje tussen zijn neus en grote, zwarte bril en riep vervolgens: ‘Dokter Wismans, komt u maar!’  Wismans was destijds de dienstdoend oogarts in het gashoès. Een pilsje bestelde hij met: ‘Volgende zaak, deurwaarder.’ Hij speejde d’r neet in.

Cowboy Gerard in rode cirkel op de fotocollage van Jos Deenen voor het project Serzjant Paeper van het Zomerparkfeest en Twan Mientjes, 2006 (met dank aan Jos Deenen) 

De gemoedelijke Gerard was een Joris Goedbloed. Hij is enige jaren mijn gewaardeerde collega geweest bij het Gemeentearchief, waar hij werkzaamheden verrichtte ten dienste van de vele amateurgenealogen. Als vrijgezel was hij vaste klant in de automatiek aan de Picardie, die hij De Klaagmuur noemde. Hij trok er kroketten. Ze gingen in een servetje mee naar zijn kamertje. De volgende dag warmde hij ze op in een koekenpan. Cowboy Gerard keek huizenhoog op tegen de eendaagse sluiting met Kerstmis van Bonaparte. Zodra de cafédeur op 26 december weer openging, nam hij met twinkelende ogen en dórs wies onder de erm zijn vaste plaats aan de bar in. Met zijn eerste pilsje spoelde hij de eenzaamheid van de dag tevoren weg.


Boekje en CD 'Kersmis in Venlo', 2019  (ontwerp Studio Denk)

Op de vorige jaar verschenen cd Kersmis in Venlo staat het hartverscheurend mooie Dit is veur de stille minse van Bert van den Bergh:

Kersmis is veur de stille minse

Kersmis is veur de stille stad

Kos ik dich maar beej mich winse

Woel det Kersmis mich beej dich brach.

https://www.youtube.com/watch?v=X5OqT-PKgM0

Gerard Verkooyen was zo’n stille mins. In dit jaar van corona zijn er in onze stille stad vast en zeker stille minse. Ik hoop van harte dat de schrijnende eenzaamheid van eerste kerstdag vandaag minder zwaar op hen drukt.

Unne gooje roets &

Wies ’t aevel weer ens is in 2021,

Sef Derkx

 

 


vrijdag 25 december 2020

Van nul tot nu van woensdag 23 december 2020 - Roodvonk: langere kerstvakantie op college

 

- door Albert Lamberts -

Er werd onlangs even gedacht aan verlenging van de kerstvakantie voor scholieren in het kader van de bestrijding van het corona-virus. De verloren lestijd zou dan later in het schooljaar kunnen worden ingehaald, bijvoorbeeld door de zomervakantie met een week in te korten. Het idee van het verlengen van de kerstvakantie is – best wel verrassend - niet nieuw. Op 5 maart 1882 schreef de van U WelEd. Achtbaren de onderd. dienaar C. Hooning in zijn jaarverslag van het College Albertinum over 1881:  Ofschoon de gezondheidstoestand der leerlingen niets te wenschen overliet, hebben wij het voorzichtig en raadzaam geoordeeld wegens het hier te stede toen heerschende roodvonk met Kerstmis eene Vacantie van drie weken te geven. Voilà. 

Bovenaanzicht op kloostercomplex en College Albertinum.

Nou moet men zich bij het jaarverslag geen lijvig boekwerk voorstellen, eventueel met bijlages, zoals dat thans gangbaar is. Directeur Hooning van het Albertinum stuurde het Venlose college een handgeschreven A4-tje, niet meer en niet minder. Hij moest het Venlose college elk jaar verslag doen om te voldoen aan Art. 101 der Wet op het Hooger Onderwijs van 20 April 1876, met welke verwijzing dan ook elk jaarverslag steevast begon. Uit het verslag over 1881 wordt niet duidelijk of de 66 internen in Venlo zijn gebleven gedurende die kerstvakantie, of dat zij net als de vijf externen de Kerst en de langere vakantie thuis in familiekring hebben doorgebracht.

De oostzijde van College Albertinum. 

College Albertinum, daar gaat het hier over. Het Duitse Rijk had net vorm gekregen onder aandringen en stille dwang van het Pruisen van de eiserne Kanzler Otto von Bismarck toen diezelfde Kanzler de strijd aanbond met de katholieke kerk om haar invloed op het volk tegen te gaan. Kloostergemeenschappen kwamen in het verdomhoekje en moesten uitwijken. Dominicanen zochten in 1879 onder andere hun toevlucht in Venlo en andere kloostergemeenschappen vestigden zich bijvoorbeeld in Steyl. In Venlo gaven de dominicanen het vroegere klooster Trans Cedron zijn oorspronkelijke bestemming terug. De orde had plannen. Het onderwijzen en prediken zit in het DNA van de dominicanen, die in Venlo dan ook al snel wensten over te gaan tot de stichting van een opleiding voor jongeren, om hen voor te bereiden op het priesterschap.

Zo gleed op 15 september 1879 op het Venlose stadhuis een korte brief in de bus: Wel.Edelachtbare Heeren!: Ondergeteekende, geboren te Rotterdam, den 24 Junij 1849, thans woonachtig te Venlo, heeft de eer aan U Weled. Achtb. Ingevolge Art. 99 der Wet van 28 April 1876 tot regeling van het Hooger Onderwijs, kennis te geven dat hij voornemens is in de Gemeente Venlo op 1 October e.k. te openen eene inrichting van Bijzonder Hooger Onderwijs, onder de naam van Collegie van Sint Albertus, waarvan het Reglement in nevengaand stuk wordt voorgelegd. Ondertekend door directeur C. Hooning.

Collegium Albertinum

De opleiding aan dit kleinseminarie ging van start met 24 leerlingen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. Toen twee jaar later directeur Hooning zijn jaarverslag schreef was dat aantal al opgelopen tot  71. Steeds meer jongens meldden zich aan de Venlose kloosterpoort.  De ruimte voor de leerlingen in het eerder al verbouwde klooster Trans Cedron werd te klein en daarom werd besloten over te gaan tot de bouw van een nieuw schoolcomplex. Aan de Kleine Beekstraat verrees in 1891 een prachtig, drie verdiepingen tellend gebouw, opgetrokken in neorenaissancestijl. Het was zonder enige twijfel een inspirerende omgeving voor de jonge studenten, waarvan overigens aanvankelijk het overgrote deel uit Duitsland kwam.

Even terug naar het jaarverslag van directeur Hooning, waarin het groeiende aantal leerlingen wordt vermeld – 71 tegen een jaar eerder 50. De directeur toonde zich zeer tevreden niet alleen over de studentenaanwas, maar zeer zeker ook over hun motivatie: Schoolverzuim kwam in het geheel niet voor; ook werd de maandelijksche concursus (soort strafrecht) met ijver en geregeld gehouden. En, schreef Hooning: … werden de lessen met vrucht bijgewoond.

Foto's collectie Albert Lamberts

Reageren? Stuur Albert Lamberts een e-mail: albertlamberts@home.nl.

 

 

donderdag 24 december 2020

De Halte XL van woensdag 23 december 2020 - De Vaegtès

 - door Sef Derkx - 

Hoeve De Vaegtès (collectie Jan Kessels)

We zijn vertrokken vanaf de halte bij Businesspark Noorderpoort. Businesspark voor het bescheiden bedrijventerrein klinkt ietwat ronkend, Noorderpoort is in historisch perspectief een raadsel. Venlo heeft immers nooit een Noorderpoort gekend en al zeker niet op deze plek. Aan de noordzijde van de voormalige vestingstad lag de Geldesepoort, ook wel de Helpoort genoemd. Niet te lang geklaagd echter over deze dwaze naamgeving. Als de bus van Arriva een eindje verder gereden is, komen we in De Vaegtès. Venloser kun je het niet krijgen. 

Bij de stadsontwikkeling na de Tweede Wereldoorlog werd hier een bedrijventerrein gerealiseerd. Destijds is voor de naam De Veegtes gekozen, ‘verhollandst’ Venloos. Waarschijnlijk was de achterliggende gedachte, dat De Veegtes voor niet-dialectsprekers makkelijker te lezen zou zijn op kaarten en aanwijzingsborden. Daar valt wat voor te zeggen. Over de oorsprong van het merkwaardige toponiem breken generaties onderzoekers zich het hoofd. Er zijn verschillende aannames, maar een eenduidige verklaring is nooit gevonden. Overigens kent ook Grubbenvorst en Helden een Veegtes.  

Detail Maaskaart, 1849 (collectie Gemeentearchief Venlo/met dank aan Jan Kessels)

Vanaf 1849 liet Rijkswaterstaat het stroomgebied van de Maas in kaart brengen. Met grote nauwkeurigheid zijn door de verschillende cartografen van dienst namen van boerderijen, landerijen en landschapselementen voor vergetelheid behoed. De verschillende kaarten vormen een onuitputtelijke bron van kennis en van inspiratie. Ten noorden van Venlo aan de kiezelweg richting Velden lezen we onder meer Zand Arabië, Aan den Koekoek en Veegtes. Het zijn namen van boerderijen en van de eromheen liggende landerijen. De Veegtes lag ongeveer op de plek waar heden ten dage Broekmans Patisserie te vinden is. 

Frontgevel De Vaegtès met erachter de steenfabriek (collectie Jan Kessels)

De karakteristieke hoeve bestond uit een voorhuis en achterhuis, die waarschijnlijk in verschillende perioden zijn gebouwd. In maart 1896 krijgt Gerard Görtjes toestemming om op het terrein een steenfabriek met veldoven te bouwen. De onderneming kreeg de naam Venlona. Verschillende vertrekken in de boerderij werden gebruikt als schaftlokaal en wasgelegenheid voor de medewerkers van de fabriek. De Veegtes kwam in 1909 in het bezit van de Burgerlijke Godshuizen. 

De Vaegtès met rechts steenfabriek (collectie Jan Kessels)

Eind jaren vijftig van de vorige eeuw is de boerderij afgebroken. De sloop stond helaas niet op zichzelf. Korte tijd later viel ook de iets verder gelegen monumentale Groethof onder de Venlose sloopkogel. Delen ervan dateerden uit de vijftiende eeuw. Eeuwig zonde. Wat rest zijn enkel foto’s van deze prachtige boerderijen in De Vaegtès.

Hoeve De Groethof (collectie Jan Kessels)

De Venlose sloopkogel (fotomontage Jos Deenen)

Reageren? Stuur Sef Derkx een e-mail: floddergats@xs4all.nl.

      


woensdag 23 december 2020

Familiedrama aan de Hamburgersingel

- door Sef Derkx -

De huidige Deken van Oppensingel, gefotografeerd vanaf de hoek Mgr. Boermansstraat in de richting van de Keulsepoort, jaren derig; onder rode pijl het huis waar zich het familiedrama in 1936 voltrok (collectie Piet Braem) 

Wanneer  je kijkt naar het nieuws worden vaak emmers ellende over je uitgestort. Het verontrustende is, is dat je er immuun voor raakt. Van de andere kant is die afstomping ook onze redding. We kunnen onmogelijk het leed van de wereld op onze schouders torsen. Toch is er nieuws dat echt aangrijpt. Familiedrama’s laten nooit onberoerd. Ze roepen  afgrondelijke gevoelens op. Alleen al de beelden. Een anonieme straat, een doorsnee huis. Helemaal geen plek waar je zoiets verwacht. En altijd komen mensen uit de buurt aan het woord, die met de doodschrik in de ogen vertellen dat ze dit niet hadden voorzien. Het was een normaal gezin. De ouders groetten iedereen, de kinderen speelden gewoon iedere dag op straat.

Geert Girbes, detail van klassenfoto (particuliere collectie)

Een familiedrama dat diep in de Venlose ziel sneed, voltrok zich op woensdagavond 28 oktober 1936 in een herenhuis aan de Hamburgersingel, nu de Deken van Oppensingel. Om 20.15 uur die dag kwam op het politiebureau aan de Lohofstraat het alarmerend bericht binnen dat Geert Girbes, bewoner van het pand nummer 19, zijn vrouw, drie kinderen en zichzelf van het leven had beroofd. De inwonende schoonmoeder had schotwonden aan het hoofd. De politie was gealarmeerd door het dienstmeisje. 

Prentbriefkaart Politiebureau, jaren '30 (met dank aan Piet Braem)

Veel kranten brachten de volgende dag het verschrikkelijkse nieuws tot in detail. Onder het avondeten was de schoonmoeder plotseling ziek geworden. Ze was van de tafel opgestaan en naar haar slaapkamer vertrokken. Girbes riep het dienstmeisje en vroeg haar naar dokter Poulissen te gaan die vlakbij woonde. Nauwelijks buiten kwam haar baas al achter haar aan en vertelde dat het allemaal wel meeviel. Blijkbaar verslechterde de toestand van de schoonmoeder, want even later kreeg de hulp in de huishouding voor de tweede keer de opdracht de dokter te gaan halen. Ze deed dat en toen ze met de arts terugkwam viel haar iets heel merkwaardigs op: de voordeur en de achterdeur waren afgesloten. Dat was anders nooit het geval. Ze belden en klopten maar niets bewoog binnen. Het dienstmeisje stond met de arts te overleggen wat nu te doen, toen de toch open werd gemaakt. In de deuropening stond de schoonmoeder, bloedend uit een hoofdwond. Hevig ontsteld stamelde ze dat haar schoonzoon geschoten had. In de badkamer trof het dienstmeisje meneer en mevrouw Girbes aan badend in het bloed. De politie werd erbij geroepen en die vond in hun slaapkamers de drie zoontjes van twaalf, vijf en een jaar. Ze overleden kort na de ontdekking.

Nieuwe Venlosche Courant, 29 oktober 1936 (gevonden via www.delpher.nl)

De politie onderzocht de woning de hele nacht en de volgende dag. De soep werd in beslag genomen, evenals een buisje met verdachte vloeistof dat in de verwarmingsketel was gevonden. Al snel rees het vermoeden dat Girbes voor zijn wanhoopsdaad een poging had gedaan zijn schoonmoeder te vergiftigen. Als leraar scheikunde aan de Rijks HBS wist hij alles van giftige stoffen en kon hij eraan komen zonder zich verdacht te maken. 


Frontgevel (circa 1915) en scheikundelokaal (1930) van de Rijks HBS, (collectie Henri Haenen) 

In de avond van donderdag 29 oktober werden de stoffelijke overschotten door justitie vrijgegeven. Onder grote publieke belangstelling werden ze overgebracht naar het zogenoemde lijkenhuisje aan de Hulsterweg. Op zaterdagmiddag 31 oktober 1936 vond de begrafenis plaats op het protestantse gedeelte van de begraafplaats. Alleen familieleden, directe kennissen en collega’s uit het onderwijs werden door de politie toegelaten. De vijf lijkkisten werden in een gemeenschappelijk graf neergelaten. Dominee Van de Poell sprak de laatste gebeden uit. Over de precieze aanleiding en achtergrond van dit afschuwelijk familiedrama is nooit iets bekend geworden.

Reageren? Stuur Sef Derkx een e-mail: floddergats@xs4all.nl

Kerstbomen voor het stadhuis

- door Sef Derkx - 

Verkoop van kerstbomen voor het stadhuis (foto Harie Hendrikx)

De Markt voor het stadhuis in de jaren dertig van de vorige eeuw. Het heeft gesneeuwd. De vlokken zijn gedwarreld op de pet van de kerstbomenverkoper en op de hoed van zijn klant. Op de schouders van de warme winterjassen. Op het dekzeil van de kraam, de platte kar en het dak van de auto. De koopman heeft een doek over de motorkap geslagen. Dat voorkomt problemen met starten. Voor ’t Boekhuis klit een groepje reizigers dat wacht op de bus. Mensen lopen behoedzaam, want de gemeente heeft nog niet gestrooid. Venlo in de kersttijd ruim tachtig jaar geleden. De fotograaf is op het bordes van het stadhuis gaan staan en maakte deze opname. Een prachtige sfeerfoto waarin de verloren tijd vastgehouden is. Wie was de fotograaf die dit zag en voor altijd vastlegde? Het was Harie Hendrikx beter bekend als Harie van de Vaerman, de bakkerzoon uit de Jodenstraat. 

Harie Hendrikx (still uit documentaire over hoogwater in Venlo)

Harie Hendrikx (1918-2003) is een van de meest markante mensen die ik gekend heb. Als ik iets moest weten over vroeger en het nergens terug kon vinden, was er nog altijd Harie van de Vaerman. Als die het niet wist, wist niemand het. Hij was tot op hoge leeftijd gezegend met een olifantengeheugen. Het Venlo van voor de oorlog tekende hij zo voor je uit. Van sommige straten wist hij huis voor huis wie er woonden en wat ze voor de kost deden. Tot in de kleinste details kon hij voorvallen uit zijn leven uit zijn herinnering oproepen. Het hoogwater van 1926, de inval van de Duitsers in 1940. Als Harie van wal stak, hield hij niet meer op. Want hij hield van verhalen vertellen. Lange verhalen. Hij diste ze op in loepzuiver venloos. Alleen al daarom was het een genot om naar hem te luisteren. 

Kerstsfeer bij de familie Hendrikx (foto Harie Hendrikx)

Harie was geboren aan het Kolenstraatje tegenover de kolenhandel en azijnfabriek van de familie Mattousch. Na in zijn jeugd nog even gewerkt te hebben in de bakkerij van zijn ouders, voelde hij de roeping priester te worden. Hij ging naar het seminarie in Weert, maar moest zijn studie afbreken vanwege een slepende ziekte. Hierna begon een zoektocht naar een andere invulling van zijn leven. Hij ging radio ’s repareren en nam orgelles. Uiteindelijk vond hij iets waarin hij zijn ziel en zaligheid kon leggen: glas in lood. Hij leerde het in het klooster van een pater trappist in klooster Ühlingsheide.  Het spelen met kleur en licht en het ambachtelijk aspect van glas in lood, verveelde hem nooit. Harie was wel een tikkeltje excentriek. Hij woonde in een bovenhuisje dat helemaal volgestouwd stond met bandrecorders, draaitafels, videoapparatuur, meubels, een orgel en snuisterijen. Vijftig jaar lang had hij alleen maar dingen zijn paleisje binnengesleept en nooit iets weggegooid. Zoals zijn huis was, zag Harie er zelf ook uit. Om uiterlijkheden gaf hij niet. Waarom een nieuw colbert kopen als het oude van zijn broer precies paste?  

Haven van Venlo in de winter, 1938 (foto Harie Hendrikx)

Als jonge jongen van de lagere school begon Harie met fotograferen. Eerst in Venlo, later in Limburg, het Rijnland en Vlaanderen. Zijn eerste camera was een Kodakbox waarmee je opnames kon maken van 5,6x9 centimeter. De hele familie had er bonnen van de Sunlightzeep voor gespaard. Zijn laatste toestel was een Leica die hij midden jaren tachtig voorgoed opborg omdat hij zijn vertrouwde films en Agfapapier niet meer kon krijgen. In 1996 mocht ik van Harie voor de kerstkaart van het Zomerparkfeest het negatief lenen van deze sfeervolle opname van de Markt. Hij was trots als een pauw toen ik hem het negatief terugbracht mét een doos  kerstkaarten waarop zijn foto stond van winters Venlo.

't Rienke bij het Klein Park met op de achtergrond het Badhuis, 1938 (foto Harie Hendrikx)

Reageren? Stuur Sef Derkx een e-mail: floddergats@xs4all.nl. 

maandag 21 december 2020

Het verblijfs- en bewaringskamp voor politieke delinquenten in Steyl vanaf 1946

 

- door Gerrit van der Vorst -

In het voorjaar is aandacht besteed aan het verblijfs- en bewaringskamp dat na de bevrijding in Steyl werd ingericht voor politieke delinquenten, in de zwaar beschadigde drukkerij van het Missiehuis. Het gebouw zou na 1945 in gebruik blijven als kamp, zij het later onder een andere naam. Uit reacties is gebleken dat mensen ook geïnteresseerd zijn in dat vervolg.

De ingang van het kamp in Steyl (Marcel Dings).

Eind 1945 waren er verbeteringen aangebracht in de abominabele, mensonwaardige omstandigheden voor de honderden gedetineerden. Zo waren er 11 closetpotten, 2 urinoirs, 6 stopkranen en 2 wasbakken bijgeplaatst en tussenmuren gemaakt. De voedingskosten per gevangene per dag waren opgekrikt van 44 cent in 1945 naar 65½ cent in 1946. Ter vergelijking: aan de warme maaltijden voor het kamppersoneel mocht 75 cent per persoon per dag besteed worden. Verschil moest er blijven.

De gemiddelde aantallen gedetineerden per maand in Steyl (Bron: kampdossier in het Nationaal Archief).

De dwangarbeid had in 1945 127.809,28 gulden opgeleverd. De gevangenen hadden in de oogstvoorziening, in de huishouding en als puinruimers moeten werken. Het Thomas College, de Rijks HBS en andere Venlose instellingen huurden puinruimers uit Steyl in. Zo moest de Rijks HBS daar in 1945 en 1946 vergoedingen van 4.321,30 gulden respectievelijk 2.571,30 gulden voor betalen.

Het gebouw van de voormalige Venlose Rijks HBS, aan de Goltziusstraat had tijdens de bezetting behoorlijke oorlogsschade opgelopen (rijksmonumenten.nl).

In januari 1946 waren de vrouwelijke gedetineerden overgebracht naar andere kampen of vrijgelaten. Mannelijke bleven er tot en met oktober van dat jaar. De dwangarbeid voor hen werd gevarieerder. Ze werden ook tewerkgesteld als horlogemaker, kleermaker, kunstschilder, in garages en andere werkplaatsen. Met gemiddeld minder gedetineerden zou de opbrengst van de dwangarbeid in 1946 uitkomen op 132.524,44 gulden plus 211,25 gulden uit de verkoop van producten zoals schilderijen en poppen. Bijna 5.000 gulden meer dan in 1945. Maar bij lange na nog steeds niet genoeg om de kosten van het kamp te dekken en het Directoraat Generaal Bijzondere Rechtspleging moest 179.005 gulden bijlappen.

De gevangenen zelf werden overigens niet veel wijzer van hun gezwoeg. Een enkeling wist aan wat zakgeld te komen. Maar als dat bij visitatie werd gevonden, werd het verbeurd verklaard (in 1946 in totaal 46,39 gulden).

Dat de inkomsten uit dwangarbeid tegenvielen, had ook te maken met het aanhoudende administratieve gerommel. Op 1 februari 1946 was de kampleiding met onbepaald verlof en behoud van salaris naar huis gestuurd en vervangen, maar dat had niet geholpen. Het wemelde van de onjuiste boekingen, bij betalingen behorende facturen ontbraken, het kasboek was niet bijgehouden enzovoorts. Er was nauwelijks gekwalificeerd administratief personeel en de hoofdadministrateur zat langdurig thuis.

Het werd gaandeweg om allerlei redenen de hoogste tijd om Kamp Steyl te ontmantelen, en dat gold voor al die kampen. In het najaar van 1946 mochten tienduizenden ‘lichte gevallen’ naar huis. Zo verdwenen in oktober de mannelijke gedetineerden uit Steyl. In het Dagblad voor Noord-Limburg werd geen aandacht besteed aan het verblijfs- en bewaringskamp in Steyl, noch aan de oprichting, noch aan de opheffing.

Toen de laatste gedetineerden waren vertrokken, in november 1946, verscheen in het Overijsselsch dagblad en enkele andere dagbladen wel een artikel over de berechting van ‘oorlogsmisdadigers’ in Steyl. Maar dát was een heel ander verhaal.

 Artikel in het Overijsselsch dagblad van 9 november 1946 (www.delpher.nl).

Lang stond de voormalige drukkerij van het Missiehuis niet leeg. Viereneenhalve maand, om precies te zijn. Gemeenten waren verantwoordelijk voor huisvesting en sociale voorzieningen, maar op ex-politieke delinquenten of de gezinnen van mensen die hun straf uitzaten zaten ze niet wachten. Sommige ‘landverraders’ konden nergens terecht en voor dat tijdelijke probleem werden doorgangshuizen ingericht. In Limburg kwamen er twee, in de Sint Benedictusabdij in het gehucht Mamelis bij Vaals en in het drukkerijgebouw in Steyl. Op 19 maart 1947 werd Kamp Steyl heropend als doorgangshuis, onder de naam De Hommel. De leiding kwam in handen van directeur Willems en diens echtgenote, afkomstig uit Zierikzee.

De Sint Benedictusabdij in Mamelis (Wikipedia).

Na een maand waren in De Hommel 20 volwassenen en 30 kinderen ingekwartierd, waaronder ook een aantal Venlonaren. Drie maanden later – half juli 1947 – was het aantal bewoners opgelopen tot 66 volwassenen en 70 kinderen. Deze mensen bezaten totaal niets meer – zo waren er geen pyjama’s en zaten de kinderen zonder enig speelgoed – en hadden de nodige problemen. Veel kinderen hadden het bijvoorbeeld lang zonder hun ouders moeten doen, wat de opvoeding niet ten goede was gekomen. De outcasts in De Hommel waren letterlijk van God los en besmettelijke ziektes lagen op de loer.

Een beperkt deel van de ruimschoots overschietende kampruimte werd verhuurd aan Polen die ook nergens terecht konden. Op 8 november 1947 stuurde de Katholieke Poolse vereniging in Venlo een vlammend protest naar De Hommel. De Polen waren op verzoek van Nederland gekomen en hadden gevochten voor Nederland. Het ging niet aan om ze te behandelen als collaborateurs. En het gaf ook geen pas dat ze afgezet en bedrogen werden wat betreft hun distributiebescheiden. Volgens de vereniging was het bovendien zelfs strafbaar om mensen op te zadelen met huuropslag als ze die niet konden betalen.

Aan de Poolse soldaten die geholpen hadden om Nederland te bevrijden, werd pas later aandacht besteed. In mei 1981 werd aan hen de tentoonstelling ‘Wij danken de Polen’ gewijd, in het voormalige huis van bewaring aan het Kleine Gartmanplantsoen in Amsterdam, in mei 1981 (Nationaal Archief, Marcel Antonisse, Anefo).

Op 22 november 1947 publiceerde het Limburgsch dagblad een protest-artikel over uitgestoten gezinnen in verpauperende doorgangshuizen. Kinderen uit doorgangshuizen werden bijvoorbeeld nagejouwd en met stenen bekogeld, zelfs terwijl hun sociale verzorgster hen begeleidde. De politie moest voorkomen dat opgeschoten jongelui voor de ingang van zo’n huis kabaal maakten. De verslaggever betoogde dat de doorgangshuizen de drempel naar de samenleving moesten zijn, ‘waardoor deze ontspoorden, toegerust met gezondere ideeën en bezield met goede voornemens, weer in de maatschappij terugkeren.’ Maar van zo’n terugkeer kwam zo helemaal niets terecht. Sommige gemeentebesturen hadden bovendien openlijk te kennen gegeven, zulke gezinnen ook niet eerder te helpen dan nadat alle anderen een behoorlijk onderdak hadden. En dat zou bij de heersende woningnood wel eens erg lang kunnen duren. Al die tijd moesten gezinnen in De Hommel het doen met één enkele kamer (grote gezinnen met twee kamers), waarvoor ze pensiongeld moesten betalen.

De kop boven het artikel in het Limburgsch dagblad van 22 november 1947 (www.delpher.nl).

De verarming, het maatschappelijk verval, de verbittering en de wanhoop in de doorgangshuizen namen in rap tempo toe. Helemaal schrijnend was de situatie van de – volkomen schuldeloze – kinderen van de ex-politieke delinquenten. Voor hen was er werkelijk geen enkele voorziening.

Overigens woonden ook nog steeds vijf Poolse gezinnen onder dezelfde omstandigheden in De Hommel, die bij gebrek aan gemeentesteun steeds dieper in de schuld kwamen.

Het mag dan ook niemand verbazen dat de stemming in het desolate doorgangshuis De Hommel begin 1948 gedeprimeerd was. Directeur Willems was kennelijk zijn oorspronkelijke motivatie kwijt en vroeg half maart 1948 om ontslag. Dat kreeg hij, maar niet nadat hij een schuldbekentenis had geschreven voor een kastekort van 1.750 gulden en voor eventuele financiële ‘lijken in de kast’. Aangenomen mag worden dat De Hommel omstreeks die tijd ook gesloten werd, maar wanneer precies? Het einde van een pijnlijke, mensonterende episode in Steyl was eindelijk daar. In april 1948 werd bekend dat de missiepaters hun machtige rotatiepers terug kregen uit Tsjecho-Slowakije. De drukkerij kon eindelijk in haar oude functie hersteld worden.

Van de voormalige gedetineerden werd weinig meer vernomen. Er viel ook niets positiefs te zeggen over het verblijf in dat vermaledijde oord. Nou ja, in 2012 schreef iemand op internet:

Mijn opa en oma zijn in kamp Steyl verliefd geworden op elkaar. Mijn opa was de grappenmaker van de barakken; mijn oma werd begluurd door de plaatselijke boer op de akkergrond waar ze te werk werd gesteld. Dankzij een opzettelijke werkpartnerruil begonnen ze samen aan een periode asperges steken in het veld, waar ze tot zonsondergang praatten, huilden, lachten, vergaten, vreesden en langzaam aan hun toekomst begonnen.

Oma kwam uit een arm, emotioneel verscheurd gezin. Ze ging aan de slag als zuster voorbij de Duitse grens. Opa’s Duitsgezinde vader was geen lieve man, en ‘stuurde’ mijn opa en zijn broer als transporteurs naar het Duitse leger. Opa en zijn broer liepen in de val bij de Slag om Stalingrad, waar hij de aanval overleefde en 5.000 km terugliep - door de ijzige sneeuw -, naar Duitsland. Hij was 21. 

Oma is al lang dood. Opa werd 92.

Reageren? Stuur een e-mail naar Gerrit van der Vorst: gp.vandervorst@xs4all.nl.

donderdag 17 december 2020

De Halte XL van woensdag 16 december 2020 - Een bijzondere herinnering aan de evacuatie

- door Sef Derkx -  

We zijn uitgestapt bij de bushalte Noorderpoort, aan de rand van het gelijknamige bedrijventerrein. We worden er opgewacht door Jan Kessels, hoeder van de historie van ’t Ven. Hij is onze gids naar een bijzonder religieus monument op het terrein van het klooster Albertushof van de zusters dominicanessen. Een Lourdesgrot herinnert aan de evacuatie tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Het huidige klooster Albertushof is een refugio voor Jacobspelgrims (foto particuliere collectie)

Begin januari 1945 kregen de ruim zeventig vluchtelingen uit Venlo en Velden, die een onderkomen in het klooster hadden gevonden, te horen dat ze zich moesten melden in Kaldenkerken om geëvacueerd te worden. Jan Kessels: “Voor vertrek werd de plechtige gelofte uitgesproken om na behouden terugkeer een Lourdesgrot te bouwen. In 1948 was het zover. Een delegatie ging eerst op bedevaart naar Lourdes om ter plekke te kijken hoe de grot eruitzag. Na terugkomst in Venlo werd door vrijwilligers begonnen met de werkzaamheden. Op 1 juli 1948 was de grot gereed en werden de beelden van Onze Lieve Vrouw van Lourdes en van Bernadette geplaatst. Het religieus oorlogsmonument was tot begin jaren zestig een geliefde plek om heen te gaan. Vooral op de feestdag van Maria Hemelvaart, op 15 augustus, was het er druk.”  

Het voormalige klooster Albertushof is sinds jaren een prachtige horecagelegenheid en wooncomplex (particuliere collectie)

De Lourdesgrot van Albertushof in de dagen van het zogenoemde rijke Roomse leven (foto particuliere collectie)

In de loop van de decennia taande de belangstelling. Bovendien hadden niet alle bezoekers vrome intenties. De beelden vielen ten prooi aan diefstal en  vandalisme. In 2009 werd besloten het oorlogsmonument te restaureren. Voordat de werkzaamheden van start gingen, stortte de Lourdesgrot echter in. Het beeld van Maria bleek onherstelbaar beschadigd. Na een oproep in deze krant werd een ‘vervangster’ gevonden. Tijdens de restauratie werd een interessante vondst gedaan,  een glazen cilinder met briefjes erin. Kessels: “Het bleek om een lijst te gaan met de namen van de begunstigers van de oorspronkelijke grot. Ook zaten er gebeden bij en een relikwie uit New York van de heilige Martinus de Porres. Alle briefjes zijn opnieuw ingemetseld.”



Gerestaureerde Lourdesgrot (foto Frans Alberts) 

Afgelopen januari was het vijfenzeventig jaar geleden dat inwoners van Venlo, Velden en Arcen het bevel kregen huis en haard te verlaten. Over de sneeuw ging men te voet naar Kaldenkerken. Daar werd lang gewacht op de treinen, die iedereen naar het noorden van Nederland zouden brengen. De reis erheen was een bange,  barre tocht. Pas na maanden keerden de evacués terug in het door de oorlog zwaar geteisterde Venlo. De Lourdesgrot van Albertushof is een lieu de memoire, een plek om stil te staan bij de evacuatie van de oorlogsgeneratie. 

Evacuatie Venlo, potloodtekening Fons Verstraeten (collectie Gemeentearchief Venlo)

Reageren? Stuur een e-mail naar Sef Derkx: floddergats@xs4all.nl.



 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Van nul tot nu van woensdag 16 december 2020 - Eens was Venlo kleintje in Hanzeverbond

- door Albert Lamberts -

Ik had het beloofd: even terugkomen op het Hanze-verleden van Venlo. Herinnert in Venlo nog iets aan dat Hanze-verleden? Jawel. Sinds enkele jaren kennen we in Venlo de Hanzeplaats, het pleintje voor het stadskantoor. En verder? Ik zou het zo niet weten. Alleen in de geschiedenisboeken over Venlo staat vermeld, dat de stad sinds 1481 lid was van dit eens toch wel machtige handelsverbond.

Slechts de naam Hanzeplaats herinnert aan Venlo's Hanze-verleden (foto Albert Lamberts)

Wat was dat Hanze-verbond eigenlijk? In het begin van de 13e eeuw hadden enkele grote steden in wat nu Noord-Duitsland is, Hamburg en Lübeck, een verbond opgericht om hun handel te beschermen tegen piraten op zee en bandietenbendes op land. Het verbond werd Hanze genoemd. Hanze, in het Latijn Hansa, was van oorsprong  het recht waarvoor handelslui aan een stad, streek of rijk moesten betalen om er handel te mogen drijven. Hamburg en Lübeck en in hun kielzog steeds meer steden, die op handelsgebied wat voorstelden, sloten zich bij dit verbond aan en spraken onder elkaar af, dat hun inwoners recht hadden om te handelen in de aangesloten steden zonder daarvoor te hoeven betalen. Ook in Vlaanderen en in Noord-Frankrijk waren dergelijke verbonden gesloten. Vrijhandel. Daar kwam het op neer.

Iedere stad, die op handelsgebied van enig belang was kon zich onder de lucratieve en vooral ook beschermende paraplu van de Hanze scharen. Bij die club sloot zich dus ook Venlo aan, in 1481, een kleine veertig jaar, nadat Venlo zijn stadsrechten had ontvangen met de daarmee gepaard gaande privileges van markt, overslag en tolrecht. Zomin er veel aan het Hanze-verleden van Venlo herinnert, zo summier ook zijn de gegevens over het lidmaatschap. In alle nederigheid moeten we ook vaststellen, dat Venlo maar een ‘klein jongetje’ was in de Hanze-familie. De vroegere geschiedschrijvers van Venlo zoals Keuller en Uyttenbroeck doen het Hanze-verleden af in wat algemene bewoordingen. De laatste schrijft in deel 1 van  Bijdragen tot de Geschiedenis van Venlo: de Hanze Alemannia telde niet minder dan 90 steden… Onder 14 thans Nederlandsche steden behoorden sinds 1481 Venlo en Roermond tot de Hansa. Dat betekende dat Venlo nog net het staartje van de glorieuze Hanze-tijd meemaakte, want na de ontdekking van Amerika door Columbus in 1492 en door het strijdgewoel tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) taande  de macht van het verbond. Keuller schreef in zijn werk Geschiedenis en Beschrijving van Venloo (in 1843): de Hanzeatische steden, welke tot vier en tachtig in getal waren…

De sinds eeuwen allerbequamste haven tusschen en Luik en Dort (foto uit: Venlo in oude ansichten)

Over het aantal Hanze-steden lopen de meningen sterk uiteen. In de feestzaal van het prachtige stadhuis van Hamburg zijn de wapens van 62 van de Hanze-steden  aangebracht. Het Venlose stadswapen hebben de gids en wij met het voorbeeld erbij niet kunnen ontdekken. En juist op dat stadswapen staat een symbool van de handel: het anker. Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid verwijst dit anker, onder de leeuw aangebracht, op de (Maas-)handel. Een ander bewijs voor de nederige Hanze-plaats van Venlo is ook het feit, dat op vergaderingen van vertegenwoordigers van de Hanze-steden Venlo zich met andere ‘kleintjes’ altijd liet vertegenwoordigen. Overigens, volgens een vriend zou in het stadhuis van Lübeck wel het stadswapen van Venlo figureren onder alle andere wapens van Hanze-steden.

Hamburg, Bremen en vooral Lübeck waren de laatste echte Hanze-steden en stralen nog steeds iets van de Hanze-grandeur uit.

O ja, als u op de weg nummerborden op Duitse auto’s ziet, die beginnen met de letters HH of HB dan heeft u te maken met een auto uit Hanzestadt Hamburg of Hanzestadt Bremen.

Er is in 1980 door steden aan de IJssel een nieuwe Hanze opgericht in Nederland; geen handelsverbond, maar een verbond op het gebied van cultuur en toerisme. Negen leden, waaronder Kampen, Hattem, Zutphen en Deventer. Nee, Venlo heeft zich (nog?) niet aangemeld, al vond burgemeester Scholten, zelf afkomstig uit Hanzestad Deventer, enkele jaren geleden dat Venlo zich moest aansluiten.

Verder echter niets over vernomen.

Reageren? Stuur Albert Lamberts een e-mail: albertlamberts@home.nl.