donderdag 30 april 2020

Van nul tot nu - Een bisschoppelijke oorwassing

(door Albert Lamberts)
Het is natuurlijk geen officieel jubileum, maar de hoge leeftijd is een vermelding alleszins waard; het Hulpverleningsfonds in Venlo bestaat in 2020 maar liefst 660 jaar. Opgericht als Tafel van de Heilige Geest, thans Hulpverleningsfonds Venlo, heeft deze instelling in haar lange geschiedenis duizenden hulpbehoevenden ondersteund.

Het Hulpverleningsfonds kon steun verlenen dankzij schenkingen, legaten, renderende beleggingen en… speciale acties ten bate van het fonds. En daar ga ik het vandaag over hebben. Over een bijzondere actie ten bate van het toen nog zogeheten RK Armbestuur.


Venlo vanuit Blerick, circa 1835 (illustratie uit: Tussen twee tricolores)

We schrijven 1837. De Venlose burgerij leed onder de Belgische bezetting. De werkloosheid was groot en een verzoek om wegen aan te leggen – werkverschaffing en verbetering van de miserabele infrastructuur rond Venlo – werd door de bezetter van de hand gewezen, omdat Venlo vooral niet te gemakkelijk bereikbaar moest zijn voor vijandelijke (lees: Nederlandse) troepen. Het RK Armbestuur kon wegens gebrek aan middelen de nood niet lenigen. Het was ook in de jaren dat in Venlo klerikalen en anti-klerikalen soms zelfs letterlijk met elkaar op de vuist gingen. (Daarover later meer). In de stad had de katholieke geestelijkheid een bijna absolute macht en schroomde niet om daar, desnoods met behulp van de bisschop van Luik – herstel van de bisdommen Roermond en Den Bosch was in 1853 – gebruik van te maken. In Venlo was in die tijd nog ruim negentig procent van de bevolking rooms katholiek.

Wat was er gebeurd, waardoor de Luikse bisschop, Van Bommel, de strijd aanging met de burgemeester van Venlo, de liberaal Bontamps en wat had dat te maken met RK Armbestuur?

Het RK Armbestuur zat dringend verlegen om middelen om de vele behoeftigen in de stad te ondersteunen. Een gift van 600 gulden van de Belgische koning Leopold I ten behoeve van de armen bood nauwelijks soelaas, maar elke bijdrage was zeer welkom. Ook het plaatselijk garnizoen wilde een bijdrage leveren en kwam met toneelvoorstellingen. Bontamps had zelfs een lokaal ter beschikking gesteld. 
Deken Carolus Schrijnen (collectie Albert Lamberts)

Maar, o wee, deken Schrijnen vond toneel verwerpelijk en een regelrechte aansporing tot zonde. Hij ging er vanaf de preekstoel hevig tegen tekeer, zozeer dat Bontamps zich geroepen voelde zijn beklag te doen bij de Luikse monseigneur. Maar die koos onverwijld de kant van de Venlose deken. Schrijnen stond er overigens om bekend, dat hij behoorlijk kon uitvallen. Maar ook zijn superieur in Luik kon er wat van. 

In niet mis te verstane bewoordingen schreef de Bisschop van het Diocees van Luik aan Mijnheer Bontamps, President van het plaatselijk bestuur van Venlo onder andere dat men weder verwijtingen aan de geestelijkheid maakte op het oogenblik zelve waarop deze geestelijkheid door haar schoon gedrag den volmaaksten lof verdiende. De bisschop haalde meer oud zeer van stal: … zoo wel als in de zeven bladzijden, die gij mij komt schrijven, gaat gij altijd van de veronderstelling uit, dat het bewezen is, dat Mijnheer de Deken als een oneerlijk mensch, als een slechts lage intrigant gehandeld heeft, dat hij het is, die tegen U en andere achtbare personen den oorlog begonnen heeft, zonder ander mogelijk doel, zegt gij, als te verwarren, te heerschen en persoonlijke wraak uit te oefenen, welnu het is tegen deze buitensporige voortbrengsels, dat ik geprotesteerd heb. Verderop schrijft de bisschop, dat Bontamps’ houding ten strengste moet gelaakt en misprijzen worden.

En aangaande de toneeluitvoeringen, immers de aanleiding tot deze weinig verheffende briefwisseling: Gij hebt een klein toneel of theater van militaire liefhebbers gefavoriseerd of begunstigd en hij (de deken) heeft er zich tegen verzet; hierin heeft hij gelijk gehad en gij hebt ongelijk gehad.

De bisschop wenste voorts verschoond te blijven van verdere onwelgevalligheden van de zijde van het liberale stadsbestuur en anders zal ik de inwoners van Venlo laten oordelen tusschen Uwen handelwijze en de mijne, met aan onze correspondentie eene openbaarheid of publiciteit te geven, welke noodzakelijke zonde wordt en die gij overigens zegt niet te vreezen.

Het kwam tussen Bontamps en Schrijnen nooit meer goed.

Reageren? Stuur een e-mail naar Albert Lamberts: albertlamberts@home.nl

Maria van het Wachthuisje


(door Sef Derkx) 
Wat doen veel mensen in deze tijden van corona? Ze bezoeken een Mariakapel, meldde L1. Bij Onze Lieve Vrouw van Genooi worden in het huidige onzekere tijdsgewricht opvallend meer waxinelichtjes aangestoken. We wandelen op een zonovergoten aprildag naar een bijzonder kapelletje aan de Schaapsdijkweg. 

 

Schaapsdijkweg, Mariakapel in voormalig wachthuisje (foto Jos Saris)


Bijzonder? Jazeker, het is in de Tweede Wereldoorlog namelijk gebouwd als wachthuisje, bij een van de ingangen van het Duitse militaire vliegveld Venlo-Herongen. Vandaar de ongewoon dikke muren. Onze weg erheen is een bospad, dat vroeger ’t Roeëzepaedje werd genoemd. Hoe romantisch klinkt dat? 


Roeëzepaedje/Schafbosbergweg (foto's Google Maps)

Anno nu is het de Schafbosbergweg, meldt Google Maps. De wilde rozen die het pad ooit zijn naam hebben gegeven, bloeien nog niet. Wel heel overvloedig look-zonder-look, een plant met witte bloemetjes die een sterke knoflookgeur verspreidt. Er valt ons iets op. Het pad lijkt een stuk breder dan in onze jeugd, destijds was het een tunnel in het groen.


 Look-zonder-look (foto's Meer Wolff)

Kenner van Venlo-Oost is Jan Voss. Met de kapel aan de voet van de steilrand voelt hij zich nauw verbonden. Zijn schoonfamilie, het gezin Van Rensen, woonde er tegenover en zorgde in de meimaand altijd voor bloemen en kaarsjes. Jan Voss: ‘Het wachthuisje is in de jaren veertig ingericht als kapel. Uit dankbaarheid dat men de oorlog had overleefd. Mensen uit de buurt kwamen er de rozenkrans bidden. Maar het was ook een plek waar verliefde paartjes elkaar troffen. Onder het oog van Maria werd voor het eerst gekust. Als er dan een bruiloft van kwam, werd het bruidsboeket bij het Mariabeeld gelegd.’ 

Mariakapel, traliehek en vitrinekast zijn geopend (foto Jan Voss)   

In 1982 is de kapel opgeknapt door scouting Miguel Pro, die op een steenworp afstand het verenigingslokaal heeft. 

Lokaal scouting Miguel Pro (foto Jos Saris)

Bij de inzegening is een keramiek plaquette van hun beschermheilige Sint Joris geplaatst. Er is destijds een nieuw Mariabeeld neergezet, dat korte tijd later werd gestolen. Het huidige staat in een vitrinekast en achter een traliehek. Het is een beeld van Maria van Lourdes.

Links De Klim, rechts de kapel van Maria van het Wachthuisje (foto Google Maps)

Gerrit Tenten, die tegenover de kapel woont in het huis met de toepasselijke naam De Klim, heeft sinds jaar en dag de zorg voor het bedehuisje op zich genomen. Een volledige dagtaak heeft hij niet eraan. Toch doet hij het niet alleen. Gerrit Tenten: ‘Op zekere dag was ik bezig in het kapelletje. Achter me stond ineens een Russische dame. Ze zei, dat ze hier vaker kwam bidden en bood aan me te helpen bij het onderhoud. Ik heb haar aanbod aangenomen, als een geschenk uit de hemel. Mooi toch?’. 

Schaapsdijkweg (drone-foto Jos Saris)

Reageren? Stuur Sef Derkx een e-mail: floddergats@xs4all.nl. 

zondag 26 april 2020

Joseph Strijbosch (1878-1954), fotograaf en uitgever van prentbriefkaarten


Collectioneurs van historische foto’s en  prentbriefkaarten kennen de naam wellicht. Joseph Strijbosch was in de eerste helft van de vorige eeuw onder meer actief  in Venlo, Blerick en omgeving. Op de achterzijde van zijn prentbriefkaarten en op de passe-partouts van zijn foto’s staat in sierlijke letters zijn naam: Jos. Strijbosch. Als ondernemer adverteerde Strijbosch met regelmaat in de lokale kranten, dus ook daarin zijn sporen van zijn activiteiten terug te vinden.

Jo Strijbosch uit Grubbenvorst verzamelt foto’s en prentbriefkaarten van zijn ‘heel ver familielid’, van Joseph Strijbosch dus. Hij ondernam ook een speurtocht naar ‘s mans leven en werk. Dat is nu min of meer afgerond. Min of meer, want wanneer ben je echt klaar met een historisch onderzoek? Nooit, weten wij uit ervaring. En als je het denkt, zul je zien dat je onverwacht weer wat vindt.

Hoe het ook zij, Jo Strijbosch maakt de lezers en lezeressen deelgenoot van zijn kennis over Joseph Strijbosch in onderstaande blog. Hij toont ons ook de schatten uit het rijke fotografische oeuvre van het ‘heel ver familielid’. Daarvoor zijn we hem zeer erkentelijk. Jo, bedankt.

******************

Joseph Strijbosch (1878-1954), fotograaf en uitgever van prentbriefkaarten

(door Jo Strijbosch)
De ouders van fotograaf Joseph Strijbosch - Joseph Strijbosch senior en Anna Catharina van Laenen - verhuisden in mei 1872 met hun twee oudste kinderen van Gemert naar Bochum in Pruisen. Gebrek aan goede, ontgonnen  grond was voor velen in Nederland destijds de reden heil en geluk elders te zoeken. Amerika was een geliefd emigratieland, het gezin Strijbosch koos ervoor een bestaan op te bouwen in het buurland Duitsland.

De opkomende industrie daar schreeuwde om arbeidskrachten. Dus lagen er relatief betere  inkomsten in het verschiet. Een jaar eerder, in 1871,  was Pruisen een eenheidstaat geworden. Mede daardoor werd het als arbeidsmigrant eenvoudiger je er te vestigen. Joseph junior werd op 16 juli 1878 in Röhlinghausen als vijfde kind in het gezin geboren. Hij was pas vier jaar oud toen zijn moeder plotseling kwam te overlijden. Vader bracht vier kinderen, onder wie benjamin Joseph, onder bij zijn schoonouders in Boekel. Zelf ging hij terug naar Röhlinghausen, waar hij werkzaam was in de mijnbouw.


Boerderij te Boekel (Arendnest 24b k), waar Joseph opgroeide, foto omstreeks 1910

Joseph jr. brengt zijn jeugd door op de boerderij in Boekel en gaat er ook naar de plaatselijke Sint-Jansschool. In 1897 staat hij in Boekel ingeschreven als dienstknecht. Dit zou weldra veranderen. Hij ontvangt bericht, dat hij aan zijn dienstplicht moet voldoen. Venlo komt dan voor het eerst in beeld. Met ingang van 11 maart 1898 wordt hij ingedeeld als loteling-corveeër bij het Tweede Regiment Infanterie Nr. 8 in Venlo. Op 31 maart 1900 wordt Joseph in de burgerlijke stand van Venlo ingeschreven als arbeider en inwonend bij Schneiders op het Helschriksel. Het zal beslist ook in deze periode zijn, dat hij de liefde van zijn leven ontmoet, Barbara Corstjens.  De dame die zijn hart steelt, is geboren in Thorn op 27 december 1879 en sinds 1895 als dienstmeid werkzaam bij bakker Delsing aan de Roermondsepoort. Op 18 februari 1901 vind het burgerlijk en kerkelijk huwelijk plaats in Venlo. Het jonge paar woont aanvankelijk aan de Roermondsestraat 51, het volgend adres is Straelseweg 40.

Op 22 november 1902 vertrekkenJoseph en Barbara uitgeschreven naar Kevelaer, waar Joseph werk vindt in de beeldenindustrie. Het Maria-bedevaartoord heft een bloeiende industrie van religieuze voorwerpen in alle vormen en uitvoeringen. Het echtpaar vindt onderdak in de Küstereistrasse 39, tegenwoordig Busmannstrasse geheten. Na vijf jaar vinden ze het wel genoeg. Begin oktober 1907 verhuizen ze naar Sint-Oedenrode, enkele maanden later naar Veghel. Op 20 augustus 1910 worden ze ingeschreven in de gemeente Maasbree, hun adres is Pegweg 37 in Blerick. Kijken we naar  het beroep van Joseph Strijbosch in de bevolkingsregisters, zien we vermeld: dienstknecht, beeldhouwer, beeldenmaker en fotograaf. 




In de beeldbank van het Brabants Historisch Informatie Centrum, kortweg BHIC, treffen we bovenstaande foto van de meisjesschool van het plaatsje Zeeland, vervaardigd door Joseph op 28 juli 1907 (beeldcollectie van Willem Keeris). Het is momenteel de oudst bekende foto van Joseph.

Absoluut vermeldenswaard is de opname die Joseph maakt op 9 november 1910, toen voor het eerst een motortram gaat rijden op het traject Venlo-Tegelen-Steyl. In de negentiende eeuw sukkelde je met een paardentram naar Steyl. De fotograaf vereeuwigt alle aanwezigen en posteert ze daarvoor netjes in het gelid op naast de nieuwe tram. De Nieuwe Venlosche Courant van 10 november 1910 maakt er gewag van.

Ansichtkaart met poststempel 1913. Fotograaf Jos. Strijbosch- Corstjens


Vanaf januari 1911 adverteert Joseph regelmatig in de Nieuwe Venlosche Courant. Hieronder de eerste advertentie, geplaatst op 14 januari 1911. Het adres dat wordt vermeld is Tegelscheweg 37.
Ruim een  jaar later komen we deze advertentie tegen, geplaatst op 25  mei 1912. 



Huiskamer in waarschijnlijk Venlo met Joseph en Barbara, foto genomen omstreeks 1915-1920

Het volgende adres waar zij bijna tien jaar zullen wonen, is in de Nieuwstraat 24.
Vanaf 1912 tot 1922 is het huis aan de linkerkant met de ronde gevel de woning met atelier van Joseph en Barbara.

Advertentie  in de Nieuwe Venlosche Courant 19 juni 1913


De Nieuwe Venlosche Courant bericht op 12 juni 1920 over een op hol geslagen paard.

Joseph vervaardigd niet alleen portretten, familie- en groepsfoto’s, maar geeft ook prentbriefkaarten uit van steden en dorpen in een groot gedeelte van Limburg en het oostelijk deel van Noord- Brabant. Aan de hand van de uitgeversadressen op de achterzijde van de kaarten, kunnen deze gemakkelijk in periodes ingedeeld worden.

1910-1922 periode Venlo

1923-1926 periode Sevenum

1926-1945 periode Blerick

Vanaf  het begin dat hij kaarten uitgeeft, vermeldt hij op de achterzijde zijn naam als: Jos. Strijbosch.
Huwelijk Piet Haerkens (Oeffelt) met Petronella Crouwers (Sambeek)op  12 juli 1921. De auto is van fotograaf Strijbosch uit Venlo (foto uit privécollectie)
In juni 1922 wordt hun hele inventaris inclusief automobiel te koop gezet c.q. verkocht en verhuizen ze naar Lobberich bij Kaldenkerken,  Breyelsestrasse 11. Hier openen ze op 1 september hun atelier. Wat hebben Joseph  en Barbara doen besluiten om naar Duitsland te verhuizen? Geen idee, maar…

Het Lobberich-avontuur zal echter van korte duur zijn, Duitsland had na het verdrag van Marseille heel wat oorlogsschade te vergoeden en meende door extra geld te drukken het probleem op te lossen.  Het werkte natuurlijk niet, het land geraakte hierdoor in een enorme economische recessie en Joseph en Barbara pakken hun boeltje bijeen en verhuizen naar Sevenum. Om te redden wat er te redden valt?

Ze trekken in bij de familie Baeten, aan de Maasbreeseweg 25.
Maasbreeseweg 25, gebouwd 1912, de villa heeft de status van gemeentelijk monument

In de ruim drie jaar dat ze in Sevenum wonen,  brengt Joseph een respectabel aantal prentbriefkaarten op de markt, misschien wel de productiefste periode uit zijn bestaan.

Antoniuslaan 45 en 47 (anno 2020), vroeger 50 en 48; links was juwelier Kortooms gevestigd en rechts fotograaf Joseph Strijbosch

De volgende verhuizing komt alweer in beeld, met ingang van 7 oktober 1926 staat het echtpaar Strijbosch ingeschreven te Blerick (gemeente Maasbree), Antoniuslaan 46. Tot 3 december 1930 wonen ze er en vanaf deze datum tot 6 juli 1945 aan de Antoniuslaan 48. Er is echter een onderbreking. In 1935-1936, Strijbosch heeft een huis laten bouwen in Handel, heeft hij zijn zaak overgedragen aan fotograaf W.J. Coenen. Dit blijkt om de een of andere reden geen succes te zijn.

Nieuwe Venlosche Courant, 9 maart 1934

Nieuwe Venlosche Courant, 30 juli 1936

Door granaatvuur en bombardement op 28 oktober 1944 is hun huis aan de Antoniuslaan 48 zodanig beschadigd, dat het onbewoonbaar is. Het hele foto-atelier is compleet vernield. Alvorens geëvacueerd te worden naar Enschede, brengen ze de rest van de inboedel in veiligheid in de kelders. Huis en kelder heeft hij dichtgetimmerd, wat echter niet mocht baten, bij terugkomst in 1945 blijkt alles te zijn gestolen door de plunderaars. Het echtpaar vindt een tijdelijk onderkomen bij Hubert, de broer van Barbara, in Maastricht. Ze hebben een kamer tot hun beschikking. In 1949 kopen ze een huis aan de Aylvalaan. Na vijf mooie jaren overlijdt Joseph hier op 76 jarige leeftijd. Barbara volgt hem in  1960, zij is dan 81 jaar.
Joseph Strijbosch, circa 1950


Barbara Strijbosch, circa 1942

Barbara Corstjens met haar moeder Maria Helena Moris, circa 1915 

Zelfportret  Jos. Strijbosch, omstreeks 1915

Een van de eerste prentbriefkaarten met op de achterzijde de vermelding: Photo en Verlag Jos. Strijbosch, Corstjens, Venlo, poststempel Venlo 11mei 1913

Varianten in uitgegeven prentbriefkaarten en diverse adressen: zwart/wit – sepia – kleur -zwart/wit glans:









Foto Jos. Strijbosch, 1919
Familie Blanken in Blerick , foto Jos. Strijbosch, circa 1928

donderdag 23 april 2020

Van nul tot nu - Goed vaderschap voor museum


(door Albert Lamberts)

O, ik herinner het me nog heel goed: op een prachtige avond stonden we met tientallen, misschien waren het wel honderdtallen, te wachten voor het museum Van Bommel van Dam in het Julianapark tot we naar binnen mochten. Er was een expositie van Andy Warhol. Deze Amerikaanse kunstenaar was wereldberoemd wegens zijn verrassende zeefdrukken. Je moest ze gezien hebben.


Van Bommel van Dam, nu nog onderdak in dat opmerkelijke witte gebouw naast de voormalige burgemeesterswoning aan de Deken van Oppensingel was een geschenk aan de stad Venlo. Enkele weken geleden werd bekend dat er zich in het museumpand op afzienbare termijn een foodhal en bierbrouwerij vestigen.

Even terugkijken naar eind jaren zestig, begin jaren zeventig van de vorige eeuw kan geen kwaad. Het kinderloze echtpaar Reina en Maarten Van Bonmel-Van Dam vond in Venlo een luisterend oor toen het een locatie zocht om zijn kunstcollectie onder te brengen. De toenmalige burgemeester van Venlo, dr. mr. L. de Gou en de directeur van de plaatselijke culturele dienst, Lei Alberigs, hechtten er veel waarde aan Venlo eindelijk eens op te stoten in de culturele vaart der volken, want buiten theater De Prins van Oranje aan de Kaldenkerkerkweg, het Goltziusmuseum aan de Goltziusstraat en een – jawel – Cultureel Centrum aan de Begijnengang was het qua culturele instellingen in Venlo droevig gesteld,  de vele muziek- en enkele toneelverenigingen niet te na gesproken. Dus het voornemen van het echtpaar Van Bommel-van Dam viel in Venlo in uiterst vruchtbare bodem. Zo kon in 1971 het museum met de collectie  van het kunstminnende echtpaar worden geopend. Een uiterst merkwaardige verzameling kunst, een allegaartje eigenlijk: beelden, grafiek, Japanse prenten, Afrikaanse plastieken, schilderijen, je kon het zo gek niet bedenken; rond de 1100 objecten maar liefst. Reina en Maarten hadden wel bedongen, dat zij hun leven lang in het museumgebouw mochten blijven wonen. Akkoord. De collectie en het echtpaar verhuisden van de Amsterdamse Sarpathistraat naar de Deken van Oppensingel in Venlo.




In de loop der jaren werd de collectie verder uitgebreid, vonden wisselexposities plaats en in 1985 werd zelfs aangebouwd. De toenmalige minister van Cultuur Elco Brinkman kwam naar Venlo om met het echtpaar en museumdirecteur Thei Vorage te delen in de feestvreugde. Dertig jaar later betrok de museumhemel. Het landelijke dagblad NRC meldde op 11 juni 2014, dat de toekomst van het Venlose museum ongewis was en, zo schreef de krant, tot een diep gevoelde liefde tussen Venlo en het museum kwam het tot nu toe niet. 85 procent van de bezoekers komt niet uit de regio. (Overigens leefden Maarten en Reina toen al niet meer. Maarten overleed in 1992 en Reina was 97 jaar toen zij in 2008 haar laatste adem uitblies). Bezuiniging en meer ruimte voor regionale kunstenaars – hielden het museum nog overeind. Slechts een enkele keer stonden er rijen voor de museumdeur, zoals toen voor de werken van Andy Warhol.

En nu? De ambitieuze plannen in Venlo voor een museumkwartier, waarin ook werken van de in Noord-Limburg werkende kunstenaar Shinkichi Tajiri een plek zouden moeten krijgen, strandden. Venlo en de Tajiri-erven werden het niet eens over een  Tajiri-museum in het voormalige postkantoor, dat nu het nieuwe Van Bommel-van Dam wordt. Zou het de laatste huisvesting zijn? In de in 1969 afgesloten contracten staat een verplichting tot goed huisvaderschap tot tenminste 2084. Dat is nog lang, erg lang.

Mogelijk kan alsnog in vervulling gaan de wens van toenmalig wethouder van Cultuur in Venlo, mevrouw Van Soest-Jansbeken, bij de opening van het museum: het ligt in de lijn der verwachting, dat de verzameling niet alleen in stad en streek zal functioneren, maar dat zij tevens mogelijkheden biedt tot uitwisseling met andere centra in binnen- en buitenland. Waarbij met name kan worden gedacht aan de ligging van Venlo, die landelijk weliswaar excentrisch is, maar die internationaal gezien daarentegen unieke uitgangspunten biedt.


Humor en satire rond politieke gevangenen

door Gerrit van der Vorst.

Het Dagblad voor Noord-Limburg besteedde veel aandacht aan de kwestie van de politieke delinquenten en de daarvoor ingerichte kampen, maar opvallend genoeg geen enkele aandacht aan het meest nabijgelegen kamp, dat in Steyl. Al in mei ging een journalist van de krant naar het Westen, om daar een kijkje te nemen in een kamp in Amsterdam. 
Fragment uit voorpagina-artikel van het Dagblad voor Noord-Limburg van 30 mei 1945 (www.delpher.nl). 

Op 18 juli 1945 publiceerde de krant wel een veelzeggend bericht, onder de kop ‘Geen “sanatorium” voor politieke gevangenen’. Chef Staf generaal mr. Hendrik Kruls had een uniforme regeling voor de voeding van politieke gevangenen afgekondigd. Het weekrantsoen voor een gevangene bestond uit 7 liter warme maaltijd, 2.100 gram brood of 1.575 gram biscuits, 50 gram margarine of 40 gram vet en 50 gram 20-plus kaas:

Dit is het minimum rantsoen, dat volgens medische instructies toelaatbaar is, en men ziet hier dan ook wel uit, dat er van een “vertroeteling” dezer gevangenen geen sprake is. Een kleiner rantsoen bleek niet verantwoord.

De dwangarbeiders, zoals puinruimers, kregen een toeslag van 3,5 liter warme maaltijd.
Generaal mr. Hendrik Johan Kruls in 1946 (Wikipedia). De tijdelijk zeer machtige Kruls gold als een goed organisator, maar was tevens een hardliner die conflicten bepaald niet uit de weg ging.

Uit het dossier bij het Nationaal Archief blijkt dat in Kamp Steyl ook een financiële norm werd gehanteerd. Aanvankelijk kregen de gevangenen per dag voor bijna 50 cent aan voedsel, welk bedrag in 1946 werd opgekrikt tot 65 ½  cent. Letterlijk nog steeds geen vetpot, wat ook blijkt uit het feit dat de kampkok – met de karakteristieke naam Meelkop – 75 cent mocht besteden aan alleen een warme maaltijd voor het personeel.

Commandant van Kamp Steyl was Venlonaar Baer Weekers. Over hem is nog weinig bekend, maar des te meer over zijn plaatsvervanger Wim Jacobs. Die had tijdens de bezetting op Goltziusstraat 41 gewoond, naast de verzetscentrale van Venlo, bij het gezin Ex. Jacobs was volop betrokken geweest bij het illegale werk. Hij en zijn echtgenote waren eind september 1944 gearresteerd door korpschef Couperus en de beruchte SD’ers Nitsch en Ströbel, in verband met de vondst van een illegale zender en wapens op Goltziusstraat 41. Door omstandigheden was het echtpaar Jacobs vervolgens ontkomen aan een zware straf.
Fragmenten uit het arrestantenboekje van de Venlose politie op 26 en 27 september 1944 met de vermeldingen van de arrestaties van het echtpaar Jacobs-Elsenberg (met dank aan John Decker).

Wim Jacobs, voorheen huisschilder, had aan zijn illegale werk dus de baan overgehouden van plaatsvervangend kampcommandant in Steyl. Hij kwam er al gauw achter dat de verachting jegens de gedetineerden grenzeloos was. Die moesten hun schrale kostje eten uit borden die gemaakt waren uit oude benzineblikken. Er waren in allerijl 600 van die borden opgehaald bij de Saval Apparatenfabriek in Princenhage. Die borden bleken niet alleen naar benzine te stinken, maar het eten smaakte daar ook naar. Dus permitteerde Jacobs zich op 21 juli 1945, in combinatie met de bestelling van tien brandblusapparaten bij Saval, de vraag hoe hij dat probleem kon oplossen.
De brief van kampcommandant Jacobs werd gepubliceerd in de Bredasche courant van 3 augustus 1945 (www.delpher.nl).

Blijkbaar was de concurrentiepositie van Saval zo groot, dat men het zich kon permitteren om een goede klant te schofferen. In een brief van 26 juli kreeg Jacobs van onder uit de zak.
Saval Apparatenfabriek in Princenhage.

Mijnheer, Uw schrijven dd. 21 dezer kwam in ons bezit en wij deelen U naar aanleiding daarvan mede dat bedoelde borden gemaakt worden van ledige benzineblikken en wel op initiatief van The Salvage Department of the Allied Forces. Deze instelling is van meening dat in dezen tijd van materiaalschaarschte niets verloren mag gaan.
Wij hebben reeds vele honderdduizenden van deze borden voor Engelsche, Canadeesche en Poolsche soldaten gemaakt, die niet alleen het Herrenvolk uit ons land konden vagen, doch tevens ook nog zoo handig bleken te zijn de nauwelijks merkbare olielucht van bedoelde borden te kunnen verwijderen; tenminste wij hebben hierover nooit een enkele klacht gehoord.
Wij willen hiermede niet zeggen dat het niet beter zou zijn deze borden van nieuw blik te maken, doch U hebt misschien reeds gehoord dat die goede, dappere Duitschers, die ons gedurende 5 jaren zoo trouw beschermd hebben en zelfs zoo dapper voor ons en voor gansch Europa hebben gevochten, als vergoeding voor hunne bewezen diensten het een en ander hebben medegenomen, waaronder ook blik, zoodat zelfs onze conservenindustrie geen blik heeft voor de conserveering van onze levensmiddelen.
Wij hooren de ervaringen die Jan en alleman opdoet als hij in contact komt met onze nieuwe bestuursfunctionnarissen en gezagsdragers, en ook de couranten weten rare verhalen over toestanden in ons dierbaar vaderland te vertellen. Wij hebben hier altijd vrij sceptisch tegenover gestaan. Uw brief heeft onze meening wel eenigszins gewijzigd en wij moeten U dan ook eerlijk bekennen dat, om het zoo maar eens te zeggen, hét wel “eenigszins boven ons petje gaat” dat borden welke goed genoeg zijn voor Engelsche, Canadeesche en Poolsche soldaten en tienduizenden Nederlandsche burgers van elken stand, te slecht zijn voor de aan UEd. toevertrouwde logé’s.
Wij hebben wel eens hooren zeggen dat men ons noemt de Chineezen van Europa. Wij willen dit niet onderschrijven, maar er zullen er zeker zijn die het zullen gelooven na kennisname van Uw schrijven. Gezien de liefderijke zorgen, waarmede U Uw protégè’s omringt, zouden wij U willen aanraden ons bedoelde bordjes terug te zenden. Wij kunnen op onze beurt dan weer andere menschen, die meer nuchter tegen het leven aankijken en zich beter aan de tijdsomstandigheden hebben aangepast, van dienst zijn. Uw schrijven zullen wij een goede plaats in ons archief inruimen als een historisch document over verworden tijden en een mentaliteit van de toen heerschende functionnarissen. Uwe bestelling op 10 brandbluschapparaten zullen wij gaarne uitvoeren, na ontvangst van Bewijs van Overdracht voor 72 k.g. walserij producten Gr. nr. V. Soortnummer 3.

Hoogachtend

Ogen van nu zien een ronduit onbeschofte brief, maar de toen heersende opvattingen over politieke delinquenten – berecht en veroordeeld, of niet – maakten zo’n reactie blijkbaar aanvaardbaar. Kostelijk, vond de bekende (sport)journalist Joris van den Bergh zelfs. Hij was het, die de briefwisseling publiceerde in de Bredasche courant van 3 augustus 1945:

Aangezien wij van meening zijn dat humor en satyre ‘n te kostelijk goed vormen om zonder meer in het archief van ‘n fabriek te worden opgeborgen, hebben wij — vol stiekeme binnenpret — onze ruimte gaarne beschikbaar gesteld voor de historische correspondentie van Saval’s Apparatenfabriek.

Joris van den Bergh in 1952 (Wikipedia). De titel van zijn boek ‘Mysterieuze krachten in de sport’ is een staande uitdrukking geworden in de Nederlandse sportjournalistiek. Veel latere sportjournalisten beschouwden Van den Bergh als de grondlegger van hun vak.

Toch had Jacobs alleen maar een advies gevraagd. Hij ontving ‘humor en satire’.