- door Sef Derkx -
Het café aller cafés is voor mij lange tijd De Witte geweest aan de Parade. De oer-Witte welteverstaan, het café van voor de onfortuinlijk uitgepakte verbouwing. Mijn vader ging er ‘s zaterdags toepen met onder meer ‘Meister Zanders’ en de ‘De Kop van Canjels’.
Allen al jaren geleden opgestegen naar het eeuwige café, dat uiteraard geen sluitingstijd kent. Soms mocht ik mee naar De Witte. Je kreeg een glas Riedellimonade en een dubbeltje voor pinda’s uit de bolvormige glazen automaat met schuif. De pinda’s werden opgevangen in bakje gevouwen van een bierviltje.
De
kaarters dronken dröpkes, borreltjes. Af en toe werd een ketske besteld,
een jonge jenever met enkele druppels Underberg. Het dialectwoord ketske
is een afleiding van een merknaam. Vanaf de achttiende eeuw werd in Nieuwe Pekela
door Heiman Cohen Catz een kruidenelixer bereid, dat zeer populair zou worden.
Het drankje won de ene prijs na de andere en werd overladen met gouden en
ongetwijfeld ook vetleren medailles. In de negentiende eeuw had de firma Catz
en Zoon vestigingen in Amsterdam, Rotterdam, Batavia en in Californië.
Bescheidenheid was de distillateur vreemd, het elixer werd aangeprezen als het
zuiverste en gezondste ter wereld. Het zou een probaat middel zijn tegen een
reeks van kwalen. Driemaal daags een glaasje Catz-Elixer was een garantie voor
een goede spijsvertering en vlotte stoelgang. Het drankje heette
‘onontbeerlijk’ voor wie een lange zeereis wilde ondernemen. Wanneer het ging
stormen en je groen zag van misselijkheid, was één glaasje voldoende om een
zeezieke er weer bovenop te helpen. Ketske is een afgeleide in het
dialect van de naam van dit wondermiddel. Het elixer is eind jaren tachtig van
de vorige eeuw van de markt genomen.
Reageren? Stuur Sef Derkx een email: floddergats@xs4all.nl.