- door Gerrit van der Vorst -
Volgens De
Limburger van 29 maart 2022 zal de liquidatie van de joodse Salomon Walvis nogmaals
onderzocht worden. Met een opvallende timing gaat elke rehabilitatie-actie steevast
gepaard met een publicitaire domper voor de familie Walvis. Dit keer – in
verband met een straatnaam voor het slachtoffer in Grubbenvorst – omdat een
bekende Limburgse historicus in het strijdperk treedt. In een wespennest, zoals
hij dat zelf duidt.
Salomon Walvis werd vermoord en zijn
bezittingen werden verduisterd.
Eerst de
kwestie zelf. Salomon Walvis verbleef met zijn vrouw en zijn vriendin in Horst.
Op zaterdag 15 juli 1944 werd hij in een val – een bosje nabij Grubbenvorst –
gelokt en zonder vorm van proces doodgeschoten. Het liquidatiecommando was
wijsgemaakt dat hij een provocateur met bezwarende papieren zou zijn. Die
bewering kon men later niet waarmaken. Nu mag men illegale werkers niet vanuit
de 21e eeuwse leunstoel veroordelen voor foute inschattingen en acties
in die stressvolle periode. Maar waarom speelden de daders na de bevrijding
geen open kaart en waarom verduisterden ze bezittingen van het echtpaar Walvis,
zoals hun kapitaal (5.000-8.000 gulden), zijn trouwring en zijn fiets?
De akker links waar vroeger een
bosje was, met de plaats delict van de ‘vermoedelijke roofmoord’.
In mei
1945 deden illegale werkers uit Horst aangifte van de liquidatie. Justitie dacht
aan een roofmoord. Toen bleek dat betrokkenen inmiddels bij de geheime dienst
en de politieke recherche werkten, ging de zaak in de doofpot.
De kwestie
kwam onder mijn aandacht bij inzage van een inventaris van het Roermondse
gemeentearchief. De 6 proces-verbalen leerden me dat de daders logen en elkaar
tegenspraken. Een nare en rare kwestie, en ik besloot die toch eens beter te
onderzoeken.
Notitie van de procureur-fiscaal,
waarin deze opperde dat de daders mogelijk gegijzeld moesten worden, indien ze
geen openheid van zaken wilden geven.
Daarbij bleek
me dat de Limburgse historicus dr. Fred Cammaert in 1999 in zijn proefschrift
‘Het verborgen front’ (over de Limburgse illegaliteit), aandacht had besteed
aan, wat hij de meest in het oog lopende executie door de RVV Zuid-Limburg
noemde. Zijn beschrijving van 19 regels had hij gebaseerd op drie bronnen: 3
van de 6 proces-verbalen in Roermond, het dossier van het justitieel onderzoek
(het zogenaamde CABR-dossier) en gesprekken met twee voormalige illegale werkers.
Cammaerts
beschrijving leek fouten te bevatten. Dus op naar het Nationaal Archief. Toen
ik het CABR-dossier in 2011 onder ogen kreeg, stelde ik vast dat Cammaert de
plank volledig had misgeslagen. Hij kende de identiteit van het slachtoffer
niet, zijn bronvermeldingen waren verdacht, de volgorde van de gebeurtenissen klopte
niet, de verduistering van 5.000-8.000 gulden was hem volledig ontgaan
enzovoorts. Maar vooral was hij niet bekend met de rol van een hoofdrolspeler
die onderzoek deed naar Walvis, die met een rapport diens doodvonnis inleidde, die
in Zuid-Limburg (!) een liquidatiecommando zocht, die dat commando naar Horst
begeleidde, die het nietsvermoedende slachtoffer naar dat bosje nabij
Grubbenvorst lokte en die aanwezig was bij de liquidatie.
Tijdens en na de Tweede Wereldoorlog zijn enkele tientallen mensen ten onrechte gedood door het verzet
(foto uit Historiek). Dat stelden de historicus Albert Oosthoek en journalist
Jack Kooistra in 2009 in hun boek ‘Recht
op wraak, liquidaties in Nederland 1940-1945.’
Nog in
2011 zocht ik contact met Cammaert. Die begreep er achteraf bijvoorbeeld niets
van dat hij die cruciale hoofdrolspeler gemist had. Een polemiek bleef uit. Cammaert
accepteerde mijn ultieme poging om de
onderste steen alsnog boven te krijgen: ‘Daar werk ik, zoals gezegd, graag aan
mee temeer omdat er in mijn weergave vervelende fouten zijn geslopen.’
In 2018 werd de naam S. Walvis als oorlogsslachtoffer bijgeschreven
op het oorlogsmonument in Horst aan de Maas.
Een schuldbewuste Cammaert
gaf voor dat hij zijn vervelende fouten (een understatement) rechtgezet wilde
zien. Hij beoordeelde mijn concepten kritisch en bekeek de kwestie dus voor de 2e
keer. In wat men ook als mijn impliciete second opinion op zijn beweringen kon zien,
benoemde ik zijn fouten (helaas) niet en hij corrigeerde ze niet. Wel stelde
hij twee weken geleden nog: ‘Ik ontken niet dat als ik net zoveel tijd als jij
in deze zaak had kunnen investeren, vermoedelijk met een verhaal van andere
strekking uit de bus was gekomen.’
Cover van ‘Het kapitaal van Sal
Walvis’ (2016) van de auteur, waarin het dossier van de roofmoord werd
beschreven.
Nu kan iedereen zich vergissen. Maar
hier is meer aan de hand. Voor
mij stond al geruime tijd vast dat Fred Cammaert het CABR-dossier nooit
ingezien kon hebben. Anders had hij gezien dat de 6 (niet 3) Roermondse proces-verbalen
daar in zaten en dat het dossier ook de formele verklaringen van zijn 2 gesprekspartners
bevatte. En dan zou hij zeker die ernstige fouten niet gemaakt hebben. Tot mijn
verbazing bevestigde Cammaert onlangs dat hij het dossier inderdaad niet
ingezien had. Hij had aantekeningen van iemand anders gebruikt, maar gedaan
alsof hij zelf het dossier ingezien had. Wetenschapsfraude of –slordigheid die doet
vrezen voor de kwaliteit van zijn proefschrift? Smaad of laster ten aanzien van
Salomon Walvis en diens nazaten? Dáár zou eens een onafhankelijk onderzoek aan
gewijd moeten worden.
Cover van deel 1 van ‘Het verborgen
front’ (1999) van Fred Cammaert. De beschrijving van de liquidatiekwestie is
tot op heden niet aangepast.
En nu is het uitgerekend diezelfde Fred
Cammaert die de pers zoekt, om zich in de kwestie-Walvis te profileren als
onafhankelijke en niet te beïnvloeden onderzoeker. Die durft! Geen woord over
het vaststaande feit dat hij zelf juist in deze kwestie in de fout is gegaan, dat
hij werk gaat beoordelen, dat hij al beoordeeld heeft en dat hij er maar liefst
voor de 3e keer in duikt. De Limburger: ‘Volgens Cammaert kan het nooit kwaad
om nog eens in de archieven van het Nationaal Archief te duiken.’ Dat had Cammaert
in 1999 moeten bedenken.
Cammaerts ‘second-opinion-op-mijn-second-opinion-op-zijn-eigen-proefschrift’
is bij voorbaat besmet omdat hij er belang bij heeft om zijn fouten te blijven
verdoezelen of te verzachten met een enerzijds/anderzijds-verhaal. En – over
onafhankelijkheid gesproken – daarvoor laat hij zich ook nog eens betalen.
Overigens weggegooid geld, want juist Cammaert mag in deze natuurlijk nooit het
laatste woord hebben. Op naar de volgende second opinion? Het kan immers nooit
kwaad enzovoorts?
Op
internet zijn de ongefundeerde uitspraken van Fred Cammaert nog steeds te
vinden.
Als Fred Cammaert zijn reputatie te
grabbel wil gooien, moet hij dat zelf weten. Volgens hem zou het RHCL een
samenwerking met hem gecanceld hebben. De gemeente Roermond en de gemeente
Venlo zouden zich ook nog eens achter de oren moeten krabben voordat ze met hem
in zee gaan. Want de opvattingen van Cammaert over wetenschap en
onafhankelijkheid zijn bedenkelijk.
Erger misschien is nog zijn gebrek
aan empathie met de nabestaanden van Salomon Walvis. Want bedacht moet wel
worden dat zijn getimede stap naar De Limburger ten koste gaat van een al mateloos
zwaar getroffen joodse familie die nergens om vraagt en nergens om gevraagd
wordt. Dat is tragisch.
Niemand had het fatsoen om weduwe Rientje Walvis-Winnik
te informeren, 134 familieleden waren uitgemoord, haar bezittingen waren
gestolen en haar vermoorde echtgenoot werd een verrader genoemd. In 1953 was ze
nog steeds op zoek naar zijn overlijdensaangifte.
Reageren? Stuur Gerrit van der Vorst een e-mail: gp.vandervorst@xs4all.nl.