- door Jan Verheugen/ foto's hoogwater 1920 uit particuliere collectie
In de Floddergatslogs van 27 juli en 3 augustus 2022 gaf Albert Lamberts
aandacht aan historische overstromingen van de binnenstad van Venlo.
De Maas heeft in vroeger tijd in Venlo (dat nota bene op
Maasduinen is gebouwd) zo af en toe aanmerkelijk hoger gestaan dan in het tot
de verbeelding sprekend jaar 1926 het geval was. Lamberts memoreerde al dat de
Maas in 1616 zelfs het klooster Mariaweyde binnenliep.
De plek van het klooster heeft – afgaande op
hoogtekaarten – nagenoeg dezelfde hoogte als de locatie van St. Martinuskerk
(25-26 m. boven NAP). Van bijna de hele stad moet de bodem onder water hebben
gestaan. En meer dan dat.
Zonder handhaving van een aantal van de bestaande en de
ontwikkeling van nieuwe maatregelen valt niet uit te sluiten dat Venlo in de
toekomst vaker onder water zal lopen. Door de verandering van het klimaat neemt
de regenhoeveelheid immers immens toe.
In deze bijdrage wordt in grote stappen aandacht gegeven
aan de herkomst van het Maaswater, de beheersing van het waterpeil en de
beperkingen daarin.
In het riviervak Kessel-Eik – Venlo - Arcen is het
winterbed van de laagland-Maas op z’n smalst, het meest wel bij de stadsbrug
van Venlo-Blerick. Dat heeft tot gevolg dat de mogelijkheid voor het Maaswater
om in de breedte een uitweg te zoeken erg klein is. Het Maaswater zoekt door de
belemmeringen eerst een uitweg in de hoogte en stroomt vervolgens in de breedte
uit met gevolgen als door Lamberts geschetst.
Vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw hebben
onnadenkende bestuurders het al millennia bestaande probleem vergroot door te
bevorderen dat er in het winterbed van de Maas doorstroombelemmeringen werden gerealiseerd.
De bebouwingen bij Roermond-Herten, het aanvankelijk zonder enig stelsel privaat
bedijken van het tuindersgebied tussen Baarlo en Blerick, winterbedbebouwingen
in Tegelen en Venlo ten westen van de Tegelseweg, het bedrijventerrein
Groot-Boller in Blerick, de snelwegdijken (landhoofden van de Maasbruggen) in
de A67 en A73, zijn voorbeelden van onverstandig
handelen.
De bebouwingen en andere belemmeringen zorgen voor
stuwing van het Maaswater.
Men had beter kunnen weten. De ‘Nederlandsch-Belgische
Commissie ingesteld tot onderzoek van de kanalisatie van de gemeenschappelijke
Maas’ had immers in zijn ‘Rapport
betreffende de werkzaamheden van de Commissie’ (1912), dat de Maas van Visé
[Wezet] tot Grave behandelt, de knelpunten al aangegeven. Daar is aan
voorbijgegaan.
Gelukkig werkt het onderdeel Maaswerken van het project
Ruimte voor de rivieren belangrijk compenserend, maar of de toegenomen en
toenemende regenval daar overal en altijd mee is opgevangen zal de toekomst
moeten leren.
De Maas is een regenrivier die primair gevoed wordt door
een stuk of acht ten westen van de sikkelvormige heuvels Monts Faucilles
opborrelende bronnen. Dat huevelgebied bevindt zich in Frankrijk iets ten westen
en noordwesten van Bourbonne-les-Bains, dus pal ten noorden van het Plateau van
Langrès. De D417, de weg van Bourbonne-les-Bains naar de ‘Route du Soleil’
(A31) -, vormt, zoals informatieborden ook aangeven, de waterscheiding tussen
rivieren die op de Noordzee uitkomen en de rivieren die de Middellandse Zee als
bestemming hebben.
Iets westelijk is er de waterscheiding met de Marne en
Seine en iets oostelijk die met de Saône. De waterscheiding met het
stroomgebied van de Moezel is ook nabij, net noordelijk van de Monts Faucilles.
Het water uit de Maasbronnen stroomt noordwaarts na aanvankelijk
een westelijke loop van slechts enkele kilometers te hebben gevolgd. Het
stroomgebied (het gebied waaruit de rivier zijn water betrekt) is erg smal, halverwege
Neufchâteau en Verdun wel het smalst, namelijk een kilometer of vier, vijf.
Onderweg naar de Noordzee doorstroomt de ruim 900 km.
lange Maas een gebied van ca. 35.000 km2, een oppervlakte die substantieel kleiner
is dan die van Nederland.
In het heuvelland en het laaggebergte van het
stroomgebied komen talloze beken en kleine rivieren op de Maas uit. Van de
laatste kunnen genoemd worden de Chiers, de Semois, de Lesse, de Sambre, de
Ourthe, de Jeker, de Geul, de Roer, de Niers en de Dieze, alle met eigen
zijriviertjes en beken. Alle zijriviertjes tezamen voegen een veelvoud van water
aan de rivier toe dan de rivier iets ten zuiden van de van de Frans-Belgische
grens al voert.
Maatregelen gericht op beperking of voorkoming van
wateroverlast moeten dan vooral noordelijker van dit grensgebied gezocht
worden.
Op de hellingen van het heuvelland en van het
laaggebergte van de Maas valt veel regen die aangevoerd wordt door de
overwegend zuidwestelijke wind. De regen valt niet gelijkmatig over het jaar verdeeld
en niet elk jaar valt er evenveel regen.
Doordat het stroomgebied over lange afstand erg smal is,
bereikt het regenwater al snel de hoofdrivier, de Maas.
Bij regenpieken kan de waterhoogte van de Maas pijlsnel
stijgen en het oevergebied naar verhouding breed overstromen. Bovenstrooms van
Neufchâteau (dat via de rivier gemeten op ca. 50 km. van het brongebied ligt)
zijn er al diverse bruggen die voor circa 80% van hun lengte op pijlers over de
oeverlanden heen gebouwd zijn. Daarmee is aangegeven dat waar de doorwaadbare
Maas hartje zomer hooguit enkele meters breed is, flink buiten zijn oevers kan
treden.
Gezien de smalte van het (vegetatierijke) stroomgebied,
de beperkte bewoningsdichtheid en de in relatieve zin beperkte
waterhoeveelheid, is het weinig lonend om aldaar te zoeken naar extra
mogelijkheden om het water vast te houden. Ook noordelijker in Frankrijk en in
België is het vasthouden van regenwater alleen mogelijk door vele honderden
lokale voorzieningen te realiseren. (Extra beplanting aanbrengen, kleine
spaarbekkens, e.d.) Een lastigheid is de rotsachtige bodem van de Ardennen die
de opnamecapaciteit voor water beperkt.
Het gedurende de waterpiekdagen versneld afvoeren van een
teveel aan water is pas mogelijk bij de Sambre.
In hoeverre dat al gebeurt is niet gemakkelijk na te
gaan, maar een deel van het Sambrewater
dat lokaal niet vastgehouden kan worden, kan in piekdagen afgevoerd worden via
het kanalenstelsel dat vanaf Charleroi (aan de Sambre gelegen) via Halle,
Brussel en Willebroek naar de Schelde loopt. Het aldus afgevoerde Sambrewater kan
zich dan niet bij het Maaswater voegen.
Bij het naderen van de grens van Nederland nemen de
mogelijkheden toe om het teveel aan Maaswater versneld af te voeren.
In de jaren dertig van de vorige eeuw voltooide België
het Albertkanaal, een kanaalverbinding tussen de Schelde bij Antwerpen en Luik.
Daarbij werd na verbreding en uitdieping deels gebruik gemaakt van al eerder
bestaande kanaalstukken die uit de Napoleontische tijd stammen (het onvoltooide
Grand Canal du Nord). Het oostelijke deel van het Albertkanaal moest nog
aangelegd worden, waarvoor het Plateau van Caestert (waarvan de St. Pietersberg
de noordrand vormt), de Kannerberg en - tot Genk - het Kempisch Plateau
doorsneden moesten worden.
Het Albertkanaal wordt gevoed met Maaswater en vanuit het
Albertkanaal worden de Belgische Kempen van enig water voorzien. Dat heeft in
het verleden enkele keren tot geschillen tussen België en Nederland geleid
omdat Nederland de bevaarbaarheid van de Maas in droge tijden bedreigd zag.
De afvoer van Maaswater via het Albertkanaal naar de
Schelde lijkt in de dagen na hevige regenval wat vergroot te kunnen worden,
waarvoor dan wel enige extra voorzieningen nodig zijn.
Mogelijkheden ook biedt de in 1826 voltooide
Zuid-Willemsvaart die van Den Bosch naar Maastricht lopend, na de Belgische
afscheiding deels over Belgisch grondgebied.
Ook voor de aanleg van de Zuid-Willemsvaart werd voor een
deel gebruik gemaakt van een ruim twee decennia eerder gereedgekomen kanaalvak
van het Grand Canal du Nord.
De Zuid-Willemsvaart eindigde in Maastricht in het Bassin,
een kleine dokhaven aan de noordkant van de oude stad, die een sluisverbinding
met de Maas had en heeft.
Via een verbindingskanaal op Belgisch grondgebied is de
Zuid-Willemsvaart nabij Lanaken verbonden met het Albertkanaal. 650 meter
noordelijker van het Bassin bevindt zich het Voedingskanaal waarmee de
Zuid-Willemsvaart met Maaswater gevoed wordt.
Ook de afvoer van Maaswater via Zuid-Willemsvaart lijkt op
waterpiekdagen iets opgevoerd te kunnen worden, ook in dit geval na het
aanbrengen van extra voorzieningen. Of dat het beste kan verlopen via het
genoemde Verbindingskanaal ten noorden van het Bassin, via het bij het
Albertkanaal aanvangend verbindingskanaal, of – zie hierna – via het Kanaal
Wessem-Nederweert, dat moet aan waterstaatsdeskundigen worden overgelaten.
Als laatste noemen we het kanaal Wessem-Nederweert dat de
Maas met de Zuid-Willemvaart verbindt. Ook hier lijkt extra afvoer van
Maaswater mogelijk.
De Zuid-Willemsvaart kan dus Maaswater van de omgeving
van Maastricht (respectievelijk Wessem) naar de Maas iets ten noorden van Den
Bosch afvoeren. Op het eerste gezicht
lijkt dat onzinnig, maar het heeft toch het voordeel dat daarmee overstromingen
tussen Maastricht en Den Bosch wat beteugeld kunnen worden.
De toeneming van de regenval lijkt een niet te keren proces
te zijn.
Om overstromingen van onder meer Venlo te voorkomen is
het noodzakelijk om geen enkele bebouwing of ophoging van het winterbed van de
Maas meer toe te staan en waar de mogelijkheid zich aandient om eerdere foute
beslissingen ongedaan te maken, deze kans met beide handen aan te grijpen.
Daarnaast is het verstandig om oppervlakteverhardingen in
het gehele stroomgebied van de Maas, maar vooral in België en Nederland, tot
een minimum te beperken en waar mogelijk deze ongedaan te maken. (Tuinen,
parkeerterreinen, wegen, uitbundige bebouwing, kunststofsportvelden die
doorgaans op schuimbeton worden aangelegd, enz.)
Ook het op grote schaal planten van vooral bomen en grote
heesters (die beide ook bijdragen aan de demping van temperaturen) en het in
stand houden van onderbegroeiing (van belang ook voor de biodiversiteit) zorgt
er voor dat regenwater wordt vastgehouden. Het creëren van nog meer overstroomplekken
bij beken, waterbuffers en infiltratievoorzieningen op bedrijventerreinen zoals
Trade Port, is ook van grote betekenis.
De toekomst moet uitwijzen of een veelheid van kleinere
en grotere maatregelen wateroverlast kan indammen of voorkomen. Venlo kan er
niet van uitgaan daarmee alle misère afgewend is. Immers, niet vergeten moet
worden dat het niet de natuur is die zich tegenover de mens misdraagt, maar dat
het de mens is die ten onrechte en weinig succesvol de natuur naar zijn agenda
wil vervormen, misvormen.
Reageren? Stuur Jan Verheugen een e-mail: j.verheugen@planet.nl.