- door Albert Lamberts -
Jan Arnold de Paderborn. Wie? Ja, die ja. Hij was in 1723 burgemeester van Venlo en nam samen met zijn mede-stadsbestuurders het voortvarende besluit in Venlo een bank op te richten. Het was voor het eerst dat Venlo een bank kreeg, afgezien van de zogeheten Lombardenbank, genoemd naar de bankiersfamilie de Montfuya uit Lombardije. Die vestigde zich in 1382 in Venlo en verstrekte leningen, maar dat deden incidenteel ook andere particulieren. Voor de bank die de Venlose magistratuur voor ogen stond was een goedkeuring door de Staten Generaal nodig en die werd verleend. Zo kreeg Venlo een Bank van Leening, zoals die bijvoorbeeld al sinds begin zeventiende eeuw in Amsterdam bestond.
De Bank van Le(e)ning was gevestigd in een pand aan de Houtstraat, de latere Puddingfabriek, die in 2016 werd gerestaureerd en waarin woningen zijn gerealiseerd (fotoAlbert Lamberts)
De op te richten bank bleef eigendom van de stad, maar werd verpacht en de opbrengst kwam aan de stad ten goede. Dat kon de stad goed gebruiken, want economisch verkeerde Venlo in een dal, reden waarom veel inwoners de stad verlieten en hun heil elders gingen zoeken. Vanaf pakweg 1670 tot 1795 nam het aantal Venlose ingezetenen af van circa 6000 tot 4006.
Wie geld nodig had kon bij
de bank een pand te gelde maken, waarbij doorgaans driekwart van de pandwaarde
kon worden geleend. De nieuwe Bank van Leening voorzag kennelijk in een
behoefte.
De bank had geenszins de
taak om zelf ergens in te investeren, hypotheken te verstrekken of te handelen
in aandelen of obligaties. Niks van dit alles; gewoon geld geven in ruil voor
bijvoorbeeld juwelen, kleding of andere waardevolle voorwerpen. Bijna vijftig
jaar gingen de zaken op die manier. En ze bleven zo voortgaan, alleen vanaf 1772 niet meer geleid door pachters,
maar rechtsreeks onder beheer van de stad. In 1771 had de toenmalige
burgemeester Timmermans daarvoor instemming gevraagd bij de Staten Generaal en
die ging daarmee op 9 januari 1772 akkoord.
Vrijwel op dezelfde dag
benoemde burgemeester Van Afferden (elk jaar werd een burgemeester benoemd en
die kon ook vaker worden gekozen) ene L. Stams tot kassier en C. Consbruch tot
boekhouder. Vertrouwde gezichten, want zij hadden die taken ook al in de
voorgaande constructie. Zij wáren niet alleen vertrouwd, maar wérden ook
vertrouwd. Maar het ging mis.
Hoe liep dit verhaal af?
Uiteindelijk, na jarenlang procederen, waarbij aanvankelijk ‘hoge’ relaties van
de aangeklaagden de rechtsgang dreigden te belemmeren, werd op 25 maart 1789
vonnis gesproken. Dat beleefde boekhouder Consbruch niet meer, want die was een jaar eerder in de
gevangenis overleden. Zijn collega Stams kreeg te horen, dat hij voor zijne slordige en ondeugdelijke handelwijs
in ’t waarnemen zijner bediening als cassier, boekhouder en clerc van de bank
van leening verklaard werd vervallen van zijne bediening, enz. Tevens mocht hij geen overheidsfunctie
meer bekleden, niet in Venlo, noch elders in het land. Verdere gevangenisstraf werd hem niet
opgelegd. Stams werd voorts veroordeeld
tot het terugbetalen aan de gemeente Venlo van de helft van de aangerichte
schade, zijnde zijn aandeel in die schade. En die schade bedroeg maar liefst
39.520 Hollandse guldens.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten