- door Albert Lamberts -
Nolens had een stuurse blik. Hij werd ook wel de Sfynx genoemd en was beslist geen adept van de Institutio oratoria; zijn redes waren zakelijk, nuchter, duidelijk. Hij zou zijn leven lang geen ronkende, meeslepende redevoeringen uitspreken, maar zijn toespraken moesten het hebben van inhoud, liefst zo beknopt mogelijk samengevat. Een jaar lang zweeg hij in de Tweede Kamer.
De eenvoudige plaquette op het graf van Nolens op de begraafplaats in Venlo (foto Albert Lamberts)
Nolens’ eerste speech tot zijn collega-kamerleden getuigde van zijn bedoelingen: sociale politiek boven alles, geheel in lijn met de encycliek Rerum Novarum van paus Leo XIII, die een lans brak voor de arbeiders.
In
die geest was Nolens in 1901 mede grondlegger van de mijnwerkersbond, die
opkwam voor betere werkomstandigheden voor de mijnwerkers. Hij pleitte voor
staatsmijnen naast de particuliere mijnen, waarvan hij zich geen voorstander
toonde. Die Staatsmijnen kwamen er en leidden uiteindelijk tot DSM, dat
momenteel zo ter discussie staat wegens zijn verhuisplannen naar Maastricht.
Zijn laatste internationale conferentie, in juni 1931 in Genève, stond in het
teken van verbetering van werktijden voor mijnwerkers en geen vrouwen en
kinderen meer ondergronds.
Nolens was als priester overtuigd katholiek, maar werkte goed samen met andersdenkenden. Hij raakte bevriend met de socialist Albert Thomas, voorzitter van de internationale Arbeidsorganisatie van de Volkenbond, waarin Nolens namens de Nederlandse regering vanaf het begin in 1919 tot aan zijn dood zitting had. Die benoeming bij Koninklijk Besluit van Nolens voor de delegatie naar de Arbeidsorganisatie was niet verrassend. In 1900 al was Nolens nauw betrokken bij de oprichting van de Internationale Vereniging tot Wettelijke Bescherming van de Arbeiders, die in Parijs plaatsvond. Als hoogleraar in Amsterdam had hij in zijn inaugurale rede in 1909 zijn gehoor voorgehouden hoe belangrijk gerechtigheid ook in arbeidsverhoudingen was: sentire cum genere humano (meevoelen met de gehele mensheid). De socialist Domela Nieuwenhuis schreef daarover in het blad De Vrije Socialist dat hij in Nolens’ rede dingen had kunnen terugvinden die zo geheel in onze geest zijn. Zijn internationaal aanzien was zo hoog, dat hij in 1926 bij acclamatie werd gekozen tot voorzitter van de Achtste Internationale Arbeidsconferentie, in welke hoedanigheid hij op 6 juni de opening verrichtte van het Paleis van de Arbeid.
De onthulling van het standbeeld, vervaardigd door Charles Vos, van mgr. Willem Nolens in Venlo door dr. L. G. Kortenhorst, 1953 (collectie Albert Lamberts en van Wikimedia)
In eigen land slaagde Nolens er in de katholieke kamerleden tot één fractie samen te smeden, de R.K. Staatspartij, waarvan hij tot aan zijn dood voorzitter bleef en die met circa dertig zetels een machtsblok van formaat was. Nolens had niets op met partijpolitiek, wel met landspolitiek, die wel volgens christelijk principe, maar onafhankelijk van christelijke (katholieke) inmenging bedreven moest worden. Ook geen katholieke inmenging in de Hoge Raad van Arbeid, in 1919 ingesteld, en een overlegorgaan vormend tussen vakorganisaties, werkgevers en deskundigen. Toen het voorzitterschap werd losgekoppeld van de ministersfunctie kozen de leden van de Hoge Raad van Arbeid (latere Sociaal Economische Raad, SER) Nolens in 1927 tot hun voorzitter.
Nadat Nolens in 1918 als kabinetsformateur het kabinet Ruijs de Beerenbrouck tot stand had gebracht wenste hij niet zelf als eerste minister zitting te nemen wegens zijn priesterschap, dat hij onverenigbaar vond met een leidende positie in de vaderlandse politiek.
Het standbeeld van Nolens in het naar hem genoemde park (foto Albert Lamberts)
Die leidende positie had hij als onomstreden voorman van de grootste Kamerfractie toch. Dat was zelfs in het buitenland geen geheim. Henry Kittredge Norton schreef in september 1928 in de New York Tribune: de machtigste leider in Holland is heden ten dage een katholiek priester. Men kan zeggen dat hij één der meest bekwame staatslieden van Europa is. En de katholieke partij, die hij leidt, is één van de sterkste in het Nederlandsche parlement. Een van zijn grootste mededingers is echter een protestantsche partij. Maar deze beide erfgenamen van de oude strijders verspillen thans geen kracht meer door elkander te bestrijden.
Reageren? Stuur Albert Lamberts een e-mail: albertlamberts@home.nl.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten