dinsdag 4 mei 2021

Beschuiten en bommen

- door Sef Derkx -  

Vrijdagen de dertiende gaan meestal rimpelloos voorbij, vaak zelfs ongemerkt. Paraskevidekatriafobie, pathologische angst voor vrijdag de dertiende, is een zeldzame psychiatrische aandoening. Uit statistisch onderzoek is gebleken dat vrijdagen de dertiende er niet uitschieten wat betreft ongelukken of andere rampspoed. De angst is ongegrond en wordt waarschijnlijk ingegeven door een diep geworteld bijgeloof. 

Een slachtoffer van het bombardement van vrijdag 13 oktober 1944 wordt weggebracht (uit Oorlog en Herstel in Noord-Limburg)

In de Venlose geschiedenis is er echter één vrijdag de dertiende, die onvoorstelbaar veel leed en schade heeft gebracht.  Op vrijdag 13 oktober 1944 vond het eerste bombardement plaats. De door de geallieerden beoogde doelen, de bruggen over de Maas, werden niet geraakt. De bommen vielen op de binnenstad met catastrofale gevolgen.

Boek Venlo Frontsta (foto Drukkerij Knoops)

In 2012 gaf Jan Gielen in eigen beheer het boek Venlo Frontstad uit. Hij herschreef en bewerkte een manuscript en dagboekaantekeningen van broeder Josaphat van der Poel van de Congregatie van Broeders van O.L. Vrouw van Lourdes. Josaphat woonde in Huize Groenewoud, dat op 5 november 1944 tijdens een bombardement is verwoest. Op deze plek staat de Bibliotheek. Ter gelegenheid van de presentatie van Venlo Frontstad interviewde ik Jan Gielen. 

Prentbriefkaart Huize Groenewoud, jaren dertig (collectie Sef Derkx)

Terug naar vrijdag 13 oktober 1944. De twaalfjarige Jan Gielen was die dag op weg met de step. Zijn moeder had hem gevraagd beschuit te gaan halen bij een bakker aan de Maagdenberg. Het gezin Gielen woonde aan de Keullerstraat en bestond uit vader, moeder, twee jongens en drie meisjes. Het gezinshoofd en de oudste zoon waren eerder in het najaar van 1944 gevlucht vanwege de razzia’s en zaten ondergedoken in Helden-Panningen. Het was Jan op deze vrijdag gelukt beschuit te bemachtigen en blij stepte hij terug naar huis. 


Nassaustraat met op de achtergrond Keullerstraat, 1945 (collectie Gemeentearchief Venlo)

Er onheilspellend geronk zwol aan. Plots zag de jongen dat er bommenwerpers boven de stad verschenen, die hun dodelijke last op Venlo lieten vallen. Hevig geschrokken vluchtte Jan bij wildvreemden een keldertje in.  Toen het gevaar geweken was, nam Jan weer zijn step en vervolgde zijn weg. Op de Ponniewaeg, de huidige Deken van Oppensingel, trof hij zijn zusje Antoinette aan die onder het bloed zat. Hij nam haar voor zich op de step. Ze konden echter niet bij hun ouderlijk huis komen, omdat de Keullerstraat en omgeving waren afgezet. De kinderen besloten naar kennissen van hun ouders te gaan, de familie Van Thiel die aan de Hogekampweg woonde. Ze werden opgevangen en hoorden er later dat hun zwaargewonde moeder door Marius van Soest van het Rode Kruis op een bakfiets naar het ziekenhuis was gebracht. De artsen hadden een schedelbasisfractuur vastgesteld. Jan en Antoinette bleven bij het gezin Van Thiel, de twee andere zussen vonden onderdak bij de familie Van den Eerenbeemt. Vrijdag 13 oktober 1944 staat in het geheugen gegrift van Jan Gielen, het was een onheilsdag die rampspoed bracht.


Kapel (collectie Henk Croonen) en frontgevel van het klooster de Nieuwe Munt (particuliere collectie) 

Hoe ging het verder met hem? Jan Gielen: ‘Na wat omzwervingen kwam ik terecht in het jongenspensionaat van klooster de Nieuwe Munt in Tegelen. Zuster Xavera ontfermde zich over mij. Ik kreeg een slaapplaats onder de trap van het souterrain naar de keuken. Enkele dagen later kwam ook mijn zusje Antoinette naar Tegelen. Op 5 november 1944 meldde zich een grote groep vluchtelingen uit Venlo. Het waren de broeders en de pensiongasten van Huize ’t Groenewolt in de Begijnengang. Ze waren net op tijd weg, want enkele uren na hun vertrek werd ’t Groenewolt verwoest door bommen. Een broeder die was achtergebleven, heeft daarbij het leven gelaten. Op zeker moment, ik weet niet meer precies op welke dag, zijn we onze moeder die nog herstellende was, gaan ophalen in Venlo. Op een stoeltjesslee is ze naar Tegelen gebracht. Ook mijn andere zussen kwamen mee. We kregen de kolenkelder ter beschikking. Op de lemen vloer kwamen trottoirtegels. De poging om de groezelige muren te witten mislukte. Uiteindelijk werden er witte lakens tegen gehangen. In de kelder hebben we zo goed en zo kwaad als het ging geleefd. Mijn moeder en zussen sliepen er ook. Maar ik ging als het bedtijd was naar mijn plekje onder de trap. We zijn in Tegelen door de Amerikanen bevrijd. Begin augustus 1945 zijn we teruggegaan naar de Keullerstraat.’

Reageren? Stuur Sef Derkx een e-mail: floddergats@xs4all.nl.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten