- door Sef Derkx -
Meestal eindigen de oorlogsdagboeken uit Venlo op 1 of 2 maart 1945. Op de beide dagen van de bevrijding van de stadsdelen op de oostelijke Maasoever. Het dagboek van Theo Noldus (1919-1991) loopt echter door tot 10 mei 1945, Hemelvaartsdag.
Theo maakt de bevrijding mee als evacué in huis Lovendaal in ’t Ven, bij de familie Hoffmann. Deze was oorspronkelijk afkomstig van een boerderij uit de omgeving van Kleef in Duitsland. De buurtschap waar ze woonden, werd door de Duitse overheid onteigend in verband met zoutwinning. In november 1911 was opa Hoffmann aanwezig in National aan de Keulsepoort, waar door notaris Joosten op verzoek van de erven van mr. Hyppolitus Collaes een aanzienlijk bezit aan onroerend goed werd verkocht. Hoffmann kocht Huis Lovendaal, twee ernaast gelegen boerderijen en ongeveer honderd morgen grond. Er werd een veehouderij op het landgoed gevestigd.
Theo Noldus en fragment uit zijn dagboek over de bevrijding van 't Ven (famliearchief Noldus)
Op donderdag 1 maart 1945 horen de bewoners van Lovendaal bij gerucht dat de bevrijders er zijn. Aanvankelijk denken ze dat de Engelsen vanuit Blerick overgestoken zijn. Iedereen is enthousiast, maar Theo twijfelt of het werkelijk zo is. De volgende dag wonen ze een eucharistieviering bij. Opeens wordt geroepen dat de tanks van de bevrijders op de Straelseweg staan. Het blijken Amerikanen te zijn: ‘In de verte zagen we het Amerikaanse materiaal voorbijrollen. Een eindeloze colonne bestaande uit tanks, stukken geschut en wagens van allerlei pluimage. Ongelooflijk groot was onze blijdschap. Ontroerd werden handen gedrukt en vlogen enkelen elkaar om de hals. Leuk was het toen moeder Hoffmann in de schort, met een groot mes in de hand kwam aanhollen. Staande voor onze provisorische W.C. (kribbe) hebben wij het Wilhelmus laten weerklinken.’
Op vrijdag 2 maart 1945 valt hem als straffe roker een buitengewoon groot geluk ten deel. Eerder die dag had hij nog een sigaret gerold van eigenteelt tabak: “Van een Americaan die in de Panhuisstraat een uitdeling hield, kreeg ik een pakje echte Chesterfield. Dat was nog eens een sigaretje. Even later had ik al een tweede pakje te grazen.”

Hij gaat kijken naar de door de Duitsers opgeblazen Maasbruggen: “De Americanen waren echter al twee bruggen aan ’t slaan, terwijl de mensen al met een bootje over en weer voeren.” Een dag later, zaterdag 3 maart, moet hij zich melden op de Hertog Reinoudsingel 65, waar een groep van zo’n veertig man van de “Ondergrondse” vergadert en taken verdeelt. Theo Noldus wordt ingedeeld bij een eenheid, belast met de bewaking van Velden en Schandelo. De bevolking was in januari 1945 door de Duitsers geëvacueerd. In de dagen die volgen houdt hij urenlang de wacht om te voorkomen dat dieven hun slag slaan in de leegstaande huizen en boerderijen. Hij heeft een geweer gekregen, maar ermee omgaan kan hij niet: “Het moest eens gek lopen als ik ermee aan het schieten ging”.
Theo gaat
weer aan de slag in de brandstoffenhandel van het gezin Noldus aan de
Heutzstraat. In de eerste week van april wordt na lange tijd de levering van
steenkolen hervat. Op 11 april krijgen de inwoners van Venlo bonnen, waarmee ze
bij handelaren steenkolen kunnen afhalen. Het loopt storm: op één dag komen
zo’n driehonderd klanten bij Noldus. Twee dagen later - op vrijdag 13 april
nota bene - leest Theo in de Gazet van Limburg dat de Amerikaanse president
Franklin Delano Roosevelt plotseling is overleden: “Ongetwijfeld zullen velen
in Venlo dit bericht met weemoed hebben vernomen, want indirect hebben wij toch
voor een groot deel onze bevrijding aan Roosevelt te danken.”
Heutzstraat met winkel Noldus Haarden jaren ’70; pijl bij ingang naar kolenlager, de huidige Noldusplaats (foto met dank aan Piet Braem)
Deze
droeve dag eindigt met een belangrijke vergadering van de R.K. Vereeniging van
Handelaren in Brandstoffen. De leden herdenken eerst hun collega Sjang
Schreurs, die bij een van de bombardementen om het leven is gekomen. Vervolgens
worden uitvoerig de moeilijkheden besproken van de distributie van steenkolen
onder de bevolking. De meeste handelaren beschikken niet over een paard met
wagen, laat staan een vrachtauto. Daarover wordt lang gedelibereerd.
Maar, meldt Theo ironisch: “Tijdens de vergadering was er bier te krijgen. ’t Was heel goed.” In de dagen erna komt de aanvoer van brandstoffen pas echt goed op gang. In het dagboek lezen we bijvoorbeeld op woensdag 18 april over een vracht van 12.000 kilo briketten. Ze worden in de Heutzstraat gelost, omdat de vrachtauto de draai naar het lager niet kan maken. Met kruiwagens orden ze van de straat naar de voorraadboxen getransporteerd: “wat lang geen mals karweitje was.”
Melodian Singers, 1939
Geen opmerkingen:
Een reactie posten