donderdag 12 november 2020

Van nul tot nu XL van woensdag 11 november 2020 - Waas ut maar Vastelaovend in de zomer

- door Albert Lamberts -  

Elf maol elf, ut sprik vanzelf, dao kump eine joeksigen tiëd, (Elf maal elf, het spreekt voor zich, er komt een vrolijke tijd) zo is de titel van een bekend carnavalsliedje en zo begon Vors Joeccius XI Sef Hendrikx in 1963 zijn voorwoordje in een jubileumuitgave van Vastelaovesgezelschap Jocus wegens zijn 11 maal 11-jarig bestaan.  Met dat liedje, zo schrijft de Vorst - leraar Engels aan de Rijks-HBS en getooid met de bijnaam de Kiep (wel grappig in relatie tot de Jocushaan, trouwens) -  werd in 1936 het ontwaken van Jocus ingeluid. Niej laeve ingeblaoze, zo schreef Hendrikx.  

Omslag boekje met tekst en muziek van 'Elf van Elf' (collectie Sef Derkx)

Jocus-Vors Sef Hendrikx was van 1958 tot 1975 voorzitter van het vastelaovesgezelschap  (foto website Omroep Venlo)

Niej laeve? Jazeker. De Jocushaan vergat menig maal te kraaien, bleef best wel wat jaren op stok, maar hij bleef in leven. Hij moest kennelijk even op adem komen en een enkele maal verhinderden externe omstandigheden, dat hij buiten zijn ren luidkeels van zich liet horen.  Het zou zomaar kunnen, dat zijn gekraai vanaf vandaag, de elfde van de elfde, voorlopig ook niet zo hard zal doorklinken, omdat er zo’n rottig minuscuul virusje op de loer ligt en vastelaovendminnend Venlo in de ren houdt.

Even terug naar het voorwoord van Hendrikx: We hebbe groëte en bleujende tiëdvakke belaef, we hebbe periodes gehad, wao-in Jocus sleep en d’n haan naor ut scheen op retraite waas. Maar ik geluif neet, det d’r wörkelik enne tiëd gewaes is, wao-op de idee van Vastelaovend ech doëd en begrave waar.  Aha, daar hebben we het: carnaval is – om het maar eens plastisch uit te drukken – absoluut niet kapot te krijgen. Dat zit ingebakken.

Nu zijn er natuurlijk al vaker noodgrepen toegepast om uitgestelde carnavalsactiviteiten te laten doorgaan, bijvoorbeeld op halfvastenzondag de optocht te laten trekken (zoals in 1969), maar de vooruitzichten op die mogelijkheid zijn nu niet overdreven goed te noemen.

Carnaval dan toch maar in de zomer? Nee, wordt vanaf de zijlijn geroepen. Carnaval hoort op de drie dagen, direct voorafgaand aan de vastentijd. Nou moeten we toch met zijn allen eerlijk toegeven, dat de vasten fors aan beleving heeft ingeboet, en we moeten ook durven erkennen, dat het feest ook voor de niet-christenen op de kalender staat en die hebben geen boodschap aan de christelijke vasten. Dus dan toch kansen voor carnaval in de zomer? Niet voor het eerst duikt die suggestie op.

Refrein van het lied Vastelaovend in de zomer (archief Albert Lamberts)

Daar gaat zelfs een liedje over, een onbekend carnavalsliedje.  De schrijver van de tekst meldde zich op de Blauwe Zaterdag in 2009 in prachtig Venetiaans blauw kostuum bij mij aan de deur. Luc Smeets (1952), toen speciaal voor carnaval overgekomen uit Tours, waar hij woonde, herinnerde zich zijn liedje nog goed. Getiteld: Vastelaovend in de zomer. Smeets had het eens met een kennis gehad over vastelaovend. Dat zou toch eigenlijk in de zomer moeten worden gevierd. Geen ijs, geen sneeuw, geen kou. Ik had de tekst zo klaar en mijn tante Jo stelde voor Glenn Corneille te vragen voor de muziek. 

Dat gebeurde dus ook. Glenn (tragisch verongelukt in 2005) schreef de muziek en het arrangement, maar het lied is eigenlijk nooit ‘van de tekentafel’ gekomen. Later herinnerde José Kaufmann-Bots (haar man René had met Glenn indertijd een Braziliaans bandje Alma do Brasil) zich ook nog, dat Glenn Corneille razend enthousiast was over een zomerse vastelaovend, waarvoor René zich stevig inzette. Zoiets als Braziliaans carnaval?

Het is er (nog) niet van gekomen.

En het liedje?

Couplet 1:

Hiél dök is vastelaovend in ozelige tiéd.

Waat wilse, ut is winter, dus ut raegent of ut sniét.

Weej hebbe allemaol toch zônne haekel aan de kelt

Wae haet oeits bedach det vastelaovend zoé vruug velt?

Couplet 2:

Ik druimde gisternach det ik ut heit had aan den tap.

Ik stond daor in mien korte bôks en ging haos van de wap.

Maar toen ik wakker woord zoog ik ut iés staon op de raam.

Morge waer ik Tarzan met ein winterjeske aan.

Uit het voorwoord van Hendrikx: Maar aeve good dinke we veuroet, nao wat môt kômme en waat we zulle gaon doon. Tja, woorden uit 1963, maar ze zouden ook op 2021 van toepassing kunnen zijn. Dan toch Vastelaovend in de zomer?

Reageren? Stuur Albert Lamberts een e-mail: albertlamberts@home.nl.  


Geen opmerkingen:

Een reactie posten