- door Albert Lamberts -
De Duitse bezetter schroefde begin 1941 de repressieve maatregelen verder op. Door allerlei ge- en verboden groeide de weerstand tegen de Duitse overheersing, hetgeen zich uitte in tal van kleine en grote protestacties, door de bezetter steevast als sabotagedaden gekwalificeerd. Als dat zo zou doorgaan werden strenge straffen in het vooruitzicht gesteld. Burgemeester Berger waarschuwde; hij vreesde escalatie.
Burgemeester Berger, toen nog in functie, vreesde voor escalatie (foto uit: Gemeentewerken 75 jaar in Venlo, 1986)
Om paal en perk aan deze ‘sabotagedaden’ te stellen stuurde de Secretaris-Generaal van het Departement van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescherming, J. van Dam, op 22 januari een schrijven naar alle schoolbesturen. Een ieder behoort ertoe mede te werken, dat zij, die zich aan deze handelingen van sabotage schuldig maken, op het gevaar zoowel voor henzelf als voor hun landgenooten worden gewezen. Ik roep Uw medewerking in om aan deze gevaren de noodige bekendheid te geven en om er in Uw omgeving met kracht toe bij te dragen, dat dit heilloos bedrijf met spoed wordt onderdrukt.
Op 25 februari beklaagde
Van Dam zich er in een nieuw circulaire aan de schoolbesturen over, dat het
onderwijzend personeel niet overal op de hoogte was gebracht van zijn schrijven
van 22 januari en eiste onmiddellijke bevestiging van het alsnog ter kennis
nemen van die brief. De (meeste?) leerkrachten ondertekenden gedwee voor
kennisneming.
Door dit blad met vier
afgebeelde varkens op een speciale manier te vouwen kwam ‘the fifth pig’
tevoorschijn: de kop van Hitler. Dit soort bespottingen werd absoluut niet
getolereerd. (collectie Albert Lamberts)
Diezelfde 25ste februari werd gemeentebesturen en schoolbesturen gelast geen nieuwe instellingen meer te vernoemen naar leden van het koninklijk huis. Dit geldt ook voor scholen welke reeds voor het uitbreken van den oorlog in aanbouw of in verbouw waren.
Nog afgezien van allerlei
andere maatregelen, bijvoorbeeld op het gebied van cultuur, waar ook de nodige
beperkingen gingen gelden en verenigingen lid moesten worden van de
Kulturkammer, werd het onderwijs voortdurend bestookt met nieuwe oekazes vanuit
het Departement van Opvoeding, Wetenschap en
Natuurlijk vormden de
circulaires betreffende acties tegen de joden het absolute dieptepunt. Al op 4
november 1940 had de Rijkscommissaris bevolen dat personen van Joodschen bloede uit openbare functies dienden te worden ontheven, maar dat was
nog niet genoeg, zo bleek een half jaar later. Op 30 april 1941 liet de
Secretaris-Generaal van voornoemd departement, J. van Dam, wederom van zich
horen. Nopens de ontheffing van personen
van Joodschen bloede uit openbare functies diende een wijdere strekking te
worden gegeven dan aanvankelijk is geschied. Wat betreft openbare functies, daar diende dus
ook het onderwijs onder te worden verstaan: schoolbesturen,
commissies van beroep of van oudercommissies, behalve als het om puur Joodsche
scholen ging met uitsluitend Joodschen leerlingen. Vervolgens werd in drie
punten gedefinieerd wie tot Jood moest worden bestempeld. Diegenen, die aan een
van de punten ‘voldeden’ behoorden hun functies in een van bovengenoemde lichamen neer te leggen. Gemeentebesturen en besturen
van scholen van lager onderwijs tot middelbare meisjesscholen, hogere
burgerscholen tot en met handelsdag- en avondscholen werden verzocht (eufemisme
voor bevolen) eventuele noodzakelijke maatregelen te treffen vóór 15 mei as. Mocht achteraf blijken, dat niet het noodige
is verricht, dan moet ik U voor eventuele gevolgen van Uw nalatigheid
verantwoordelijk stellen. Kwam de ware aard toch naar boven.
Van Dam bleef de schoolbesturen schrijven en vermanen. Zo op 6 mei 1941: … Met rouw zullen wij allen onze dappere soldaten herdenken, die in 1940 hun leven voor het Vaderland gaven. Ik beschouw het als vanzelfsprekend, dat deze rouw niet door demonstraties, welke de bezettende macht als tegen haar gericht zou kunnen opvatten, wordt geschonden. Het onderwijzend personeel werd ‘verzocht’ om vóór den 10den Mei een woord van vermaning tot de schooljeugd te richten en haar duidelijk te maken, dat een stille herdenking van hetgeen is geschied niet slechts de waardigste, maar tevens de eenig toelaatbare uiting van onze Nederlandsche gevoelens is.
Wordt vervolgd.
Reageren? Stuur Albert Lamberts een e-mail: albertlamberts@home.nl.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten