- door Albert Lamberts/foto's collectie Albert Lamberts -
Het woordje slavernij wordt momenteel te pas en te onpas
gebruikt om racisme te duiden. Nog
afgezien van het feit, dat beide absoluut verwerpelijk zijn hebben zij in wezen
niets met elkaar te maken. Het gebruik of beter gezegd misbruik van mensen is
van overal. Arabieren, Afrikanen, Europeanen, Amerikanen, allemaal buitten zij
mensen uit (en nog vaak). Tot ver in de tsarentijd kende Rusland het fenomeen
van lijfeigenen en ook in de westerse wereld waren werknemers min of meer
overgeleverd aan de patrons. Ja, ook in Venlo.
Het westelijk deel van de vroegere St.-Jaboskapel, die enkele jaren onderdak bood aan de ‘Armenfabrijk’.
Gewoon twaalf of nog meer uur per dag werken. Dat gold voor kinderen
en volwassenen. Zij konden weliswaar ’s avond naar een eigen onderkomen – vraag
niet van welke kwaliteit -, maar voor de rest was het bittere ellende. Een
zekere Jacques van Marken, gistfabrikant in Delft (Gist Brocades, Calvé en
later DSM) trok zich tweede helft negentiende eeuw het lot van zijn werknemers
aan – verzoening van kapitaal en arbeid - en in zijn kielzog besloten ook
andere werkgevers van lieverlee hun arbeiders wat humaner te behandelen. We
praten dan over anderhalve eeuw geleden.
En in Venlo?
Lees mee het reglement voor werknemers van de
zogeheten Fabrijk Armen Verzorging Venlo, waar armlastigen te werk waren
gesteld. Het dateert uit 1830. Deze fabriek, opgezet met de meest nobele bedoelingen, werd geleid
door een van de best gesitueerden in de stad, Frans Antoon de Gruijter namens
het Rooms Katholiek Armbestuur. Deze instelling moest in die jaren maar liefst
tussen de 130 en 150 gezinnen onderhouden.
De Armenfabrijk moest enige verlichting brengen. Zij werd ook wel Maison de pauvres genoemd, of Atelier des pauvres, of Etablissement des pauvres en was
gevestigd in de vroegere St.-Jacobskapel/gasthuis op de hoek van Maasschriksel
en Helschriksel.
De eerste artikelen uit het reglement voor de arbeiders in de ‘Armenfabrijk’.
De enige honderden arbeiders – dit aantal is wellicht wat
overdreven – vervaardigden vooral kleding voor het in de Venlose kazerne
gelegerde garnizoen. De arbeiders, die er gedoemd waren te werken, dienden een
streng reglement na te leven.
Artikel 1: Ieder
persoon welke in deze Fabrijk arbeidt is gehouden twaalf uren daags des zomers
en elf uren des winters te arbeiden; het tijdstip des aanvangs van elken dag
wordt doorgaans naar het Jaargetijde bepaald en waaraan zich een iegelijk moet
gedragen. Dus zeven dagen per week twaalf of elf uur…
Artikel 2 en 3 liegen er ook niet om: Degene, welke tien minuten na het bepaalde uur van aanvang te laat komt
wordt eene boete naar verhouding van zijnen arbeidsloon ingehouden. Artikel 3:
Een ieder, die zich zonder verlof van de Fabrijk verwijdert, wordt zwaar
bestraft en mede van den loon ingehouden. Dat er niet gerookt en alcohol
mocht worden gedronken spreekt voor zich, maar dan artikel 6:
Ieder arbeider is gehouden zijnen dienst zes weken van te voren op te
kondigen en waarbij de Directie bij gebreke van dien het regt is voorbehouden
denzelven door de policie tot zijnen pligt te brengen, inval hij binnen den
bestemden tijd zoude uitblijven.
Artikel 7 schreef voor dat er niets
ontvreemd mocht worden, duidelijk. In het volgende artikel, artikel 8, wordt
weer van dik hout planken gezaagd: Geen
arbeider durft de Directeur der Fabrijk noch werkbaas tegenspreken, die zich
dit tot schuld maakt moet de Fabrijk verlaten. En tenslotte artikel 9: Het is de directie tevens voorbehouden ieder
arbeider die zich aan slecht gedrag of onoplettendheid schuldig maakt dadelijk
uit dienst te stellen.
Het reglement was opgesteld op 19 maart 1830 en ondertekend
door Frans Antoon de Gruyter, die zelf tot de ‘lokale adel’ behoorde en bepaald
niet onbemiddeld was. De armen moesten hun mond houden en vooral blij zijn dat
er werk voor hun was. Overigens niet voor lang, want de fabriek moest al op 1
juli 1832 haar deuren sluiten.
St.-Jacobskapel, 2020 en infobordje
Nee, het was dan officieel geen slavernij, maar dan toch zo
ongeveer de eerste deur ernaast. Paus Leo XIII in zijn encycliek Rerum Novarum (1891)
en ook onze eigen monseigneur Nolens streden voor meer menselijkheid ten
aanzien van arbeiders.
Reageren? Stuur Albert Lamberts een e-mail: albertlamberts@home.nl
Geen opmerkingen:
Een reactie posten