Het
bedrijf werd in 1839 opgericht door bakker Jan Peter Janssen.
De eerste
vestiging was hoogstwaarschijnlijk in de Lomstraat. Met paard en wagen hobbelde
hij over karrensporen en kasseien. Op de voerkar prijkten de letters J.P.
Janssens Expeditiebokken.
Prentbriefkaart Parade, rechts kantoorpand J.P. Janssen Expediteur
Vrachtauto J.P. Janssen Expeditie- & Veembedrijf
Begin
van de vorige eeuw was het kantoor gevestigd op de Parade, de loodsen lagen
lange tijd achter het station. In 1976 verhuisde de hoofdzetel naar een groot nieuwbouwcomplex
bij grensovergang De Keulse Barrière. Het bedrijf had vestigingen in Brussel (Ternat),
Zaventem, Rotterdam, Amsterdam, Schiphol, Alphen aan de Rijn, Meppel, Parijs en
Nettetal (Kaldenkrichen). JP Janssen was pionier op het gebied van hangend
vervoer van kleding. In de jaren ’80 was het een van de grotere werkgevers van
Venlo en omgeving. In die tijd was JP Janssen bovendien de eerste shirtsponsor
van VVV. Er volgden roerige jaren met diverse reorganisaties en fusies, totdat
de onderneming werd opgeslokt door DHL. De gebouwen aan de Keulse Barrière zijn
enkele jaren geleden gesloopt.
Piet Camps was huiscartoonist van het personeelsblad van J.P. Janssen; collega-blogger Pieter Duijf was de redacteur (zie foto hieronder)
Luchtfoto J.P. Janssen aan de Expediteursweg
Luchtfoto J.P. Janssen aan de Expediteursweg
*******
Onderstaand
het relaas van de historische brand uit 1922.
'Groote brand' in Venlo-Zuid bij P.J. Janssen
- door
Pieter Duijf -
Op
maandag 27 maart 1922 maakte de Nieuwe Venlosche Courant melding van een ‘groote
brand’, die op zaterdag 25 maart had gewoed in de gebouwen en stalling van de
firma J.P. Janssen aan de Roermondschepoort (Slooterbeekstraat). Op de
gewraakte ochtend was de schilder S. om ongeveer half twaalf bezig geweest met
het afbranden van een zogeheten spiegelkast op een der grote verhuiswagens. Wat
hij niet wist, was dat deze kast nog stro bevatte. Het laat zich raden. Het
stro vatte spoedig vlam en onze arme schilder restte niets anders dan wat
paniekerige bluspogingen te ondernemen. Deze inspanningen liepen echter op
niets uit. Wel liep hij ernstige brandwonden aan hoofd en handen op.
Intussen
had het personeel van de aangrenzende Venlosche Veiling Vereeniging de
brandweer gebeld. Deze was snel ter plekke, maar aanvankelijk met veel te
weinig mankracht. Een fikse geelrood gloeiende vuurzee ontstond. Zelfs politieautoriteiten
onder leiding van inspecteur Smeets hielpen vol overgave mee. Het personeel van
de Veiling Vereeniging spoot vanaf het dak van het veilinggebouw, dat slechts op
1 meter van het vuur stond.
“Bovenmenschelijke
krachten werden hier aangewend, zelfs het raadslid de heer Driessen nam ijverig
aan het blusschingswerk deel.”
Het
gehele pand was inmiddels aangetast en de 14 grote wagens bleken een lastig te
bestrijden vuurhaard. De geweldige hitte en de enorme rookontwikkeling bemoeilijkten
het werk van de brandweer, die onderwijl op volle sterkte was komen opdraven.
Ook de wind speelde in het begin danig parten, dat men zowaar vreesde voor de
achterliggende huizen. Om 1 uur was men de brand meester. De manschappen van
opperbrandmeester Struben hadden hun werk gedaan.
Wat
ging er verloren? Dat waren 14 grote vierwielige wagens (waaronder 4 grote
transportwagens en de lading (75 balen tabak, 5000 paar schoenen, poetsdoeken,
graan, enzovoorts). Van de stalling bleef weinig meer over dan wat zwartgeblakerde
muurresten. Een tweetal vaten benzine wist men bijtijds te verwijderen. 6000
pond hooi, dat zich boven de paardenstallen bevond, verbrandde gedeeltelijk,
het andere gedeelte werd door de opgelopen waterschade onbruikbaar. De paarden
waren gelukkig allemaal aan het werk en ook een grote voorraad dynamo’s kon worden
gered. Het had erger kunnen zijn in deze dichtbebouwde buurt.
Na de brand in 1922
Na de brand in 1922
De
verslaggever van de Nieuwe Venlosche Courant sloot zijn omvangrijke bericht af
met een kritische noot. Het moest hem van het hart “dat weer is gebleken, dat
er aan de organisatie iets hapert. Zeker, de eerste slangenwagen was vrij
spoedig aanwezig, doch met veel te weinig personeel. Ware het niet dat
verschillende buitenstaanders in den aanvang krachtig hadden aangepakt, het zou
zoo niet zijn afgelopen.” Er volgde warempel een politieke discussie op
gemeentelijk niveau over het functioneren van de Vrijwillige Venlosche
Brandweer. Men riep steeds feller om een korps van beroepskrachten met
voldoende materieel. Een stad als Venlo behoorde toch de beschikking te hebben
over zeker 55 brandkranen. Een rapport van de Arnhemse opperbrandmeester
Hidding uit 1921(en destijds voorgelegd aan de gemeenteraad) werd uit het stof
gehaald. (De oprichting van een beroepskorps liet echter nog tot 1942 op zich
wachten, pd).
In
de weken na de brand dongen allerhande aannemers en leveranciers van
bouwmaterialen naar de gunsten van de heren Leygraaf, immers eigenaren van de
firma J.P. Janssen. Een opkoper van oud ijzer toonde per brief belangstelling
voor het overgebleven schroot en bood de hoogste prijzen voor het vernielde
wagenpark. Uiteindelijk kreeg de Heerlense architect Joseph Seelen opdracht tot
het maken van bouwtekeningen. Hij ontwierp ook al het kantoorpand met woning
aan de Parade 45 in 1912(nu Calico Jack, pd). Dit deed hij toentertijd
klaarblijkelijk tot volle tevredenheid. Als aannemer wordt P. Delsing uit Venlo
aangenomen. Om erger in de toekomst te voorkomen liet men uit voorzorg een
eigen brandblusinstallatie plaatsen.
Henri
Leygraaf trad op 23 december 1923 uit de N.V. Hij was op dat moment 72 jaar
oud. Zijn aandelen werden geschat op 150 procent van de oorspronkelijke waarde.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten